Stappenplannen strafrecht 3 Flashcards

1
Q

Verdachte stappenplan

A
  1. Artikel 6 EVRM bevat het formeel verdachte begrip, komt overeen met art. 27 SV. **Criminal Charge **en recht op een eerlijk proces wanneer iemand verdachte is
  2. Verdachte ex. art 27 S
    O Lid 1 verdachte redelijk vermoeden van schuld
    O Lid 2 Verdachte tegen wie de vervolging is gericht
  3. Wanneer is er sprake van een redelijk vermoeden van schuld
    O Schuld aan een strafbaar feit, dit moet specifiek zijn
    O Redelijk, moet logisch voortvloeien uit de feiten en omstandigheden
    O Op grond van feiten en omstandigheden, geen onderbuikgevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Staande houden stappenplan art. 52 Sv

A
  1. Wie: Verdachte, dus een redelijk vermoeden van schuld
  2. Feit: Elk strafbaar feit
  3. Autoriteit: Opsporingsambtenaar
  4. Vorm: vragen naar personalia
    –> Mag een bepaalde gepaste dwang worden toegepast
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Redelijk vermoeden van schuld

A
  1. Schuld aan een strafbaar feit, moet specifiek zijn
  2. Redelijk, moet logisch voortvloeien uit de feiten en omstandigheden
  3. Op grond van de feiten en omstandigheden, dus geen onderbuikgevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aanhouding bij heterdaad art. 53 Sv

A
  1. Wie: verdachte, dus redelijk vermoeden van schuld
  2. Feit: Elk strafbaar feit
  3. Autoriteit: Een ieder
  4. Vorm: Gepast geweld, burgers mogen minder geweld gebruiken dan opsporingsambtenaren
  5. Voorgeleiding: Zo snel mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Aanhouding buiten heterdaad art. 54 Sv

A
  1. Wie: verdachte, dus redelijk vermoeden van schuld
  2. Feit: voorlopige hechtenis-feit
  3. Autoriteit: Opsporingsambtenaren op bevel van de OvJ
    O Kan ook zonder een bevel van de OvJ maar dan is wel spoed vereist
  4. Vorm: proportionaliteit en subsidiariteit
  5. Voorgeleiding: zo spoedig mogelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Aandachtspunten verhoor

A
  • Bij verhoor heeft de verhoorde (verdachte) altijd recht op rechtsbijstand, ook tijdens het verhoor ex art. 28 b, c, d
  • Verdachte hoeft niet bij te dragen aan zijn eigen veroordeling, nemo tenetur-beginsel
    O Cautieplicht art. 29 lid 2 Sv
    O Pressieverbod art. 29 lid 1 Sv
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Eisen verhoor stappenplan

A
  1. Door een opsporingsambtenaar
  2. Betreffende strafbaar feit
  3. Verhoor van een verdachte, dus een redelijk vermoeden van schuld
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Vier fasen van het voorarrest

A
  1. Ophouden voor onderzoek
  2. Inverzekeringstelling
  3. Bewaring
  4. Gevangenhouding

3+4+gevangenneming = voorlopige hechtenis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ophouden voor onderzoek art. 56a Sv

A
  1. Wie: aangehouden verdachte
  2. Autoriteit: hulpOvJ of OvJ
  3. Duur: max. 6 uur bij geen voorlopige hechtenis en max 9 uur bij wel voorlopige hechtenis-feiten
    O De tijd tussen 00:00 en 9:00 telt niet mee
  4. Grond: In het belang van het onderzoek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Inverzekeringstelling art. 57 Sv

A
  1. Geval: strafbaar feit waarbij voorlopige hechtenis is toegestaan
  2. Autoriteit: OvJ
  3. Duur: Drie dagen, kan eenmalig worden verlengd met drie dagen indien sprake is van dringende noodzakelijkheid
  4. Grond: In het belang van het onderzoek
    –> Hierna beoordeeld de R-C of de inverzekeringstelling rechtmatig was
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Rechtmatigheidstoets inverzekeringstelling R-C

A
  1. Redelijke verdenking
  2. Een geval van voorlopige hechtenis
  3. Onderzoeksbelang (arrest onderzoeksbelag)
  4. Alle vormvoorschriften zijn nageleefd
  5. Inverzekeringstelling is op andere gronden onrechtmatig
    –> Onrechtmatig? Invrijheidstelling van de verdachte
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bewaring art. 63 e.v. Sv

A
  1. Geval: voorlopige hechtenis toegestaan
  2. Autoriteit: R-C
  3. Duur: 14 dagen
  4. Grond: Gronden voor voorlopige hechtenis
    • ernstige bezwaren en anticipatiegrond art. 67 lid 3 Sv
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gronden voor voorlopige hechtenis

A
  1. Gevaar voor vlucht
  2. Ernstig geschokte rechtsorde
  3. Gevaar voor recidive I: verdenking van een feit van 6 jaar of meer en vrees voor recidive
  4. Gevaar voor recidive II: Eerdere veroordeling voor een vergelijkbaar feit en vrees voor recidive
  5. Toepassing snelrecht bij ordeverstoringen
  6. Onderzoeksbelang, bijvoorbeeld collussiegevaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Beslissingsschema bewijsmiddelen

A
  1. Wettig bewijsmiddel ex art. 339 en 340-344 Sv
  2. Bewijsmiddel ter zitting geproduceerd ex art. 301 lid 4 Sv
    O onmiddelijkheidsbeginsel
    O Wanneer hier in de casus niks over wordt gezegd, mag je ervan uitgaan dat hier aan is voldaan
  3. Redengevend, is het bewijsmiddel relevant en zegt het iets over een onderdeel uit de tll
    O Direct of indirect
  4. Bewijsminimumregels
    O 1 getuige is geen getuige tenzij opsporingsambtenaar art. 342 lid 2 en 344 lid 2
    O Alleen een bekentenis van een verdachte is onvoldoende art. 341 lid 4
    O Verklaring van de verdachte mag alleen over zichzelf gaan art. 341 lid 3 Sv
    O Anonieme verklaring art. 344a Sv
  5. Toereikend? Wordt elk deel van de tll met een bewijsmiddel ondersteund
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Strafvermindering stappenplan

A
  1. Verdachte heeft nadeel ondervonden
  2. Causaal verband, nadeel veroorzaakt door verzuim
  3. Geschikt voor strafvermindering (daadwerkelijke oplegging van een straf)
  4. Gerechtvaardigd ten aanzien van het belang van het geschonden voorschrift en de ernst van het verzuim
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Stappenplan bewijsuitsluiting (Loze Hashpijp)

A
  1. Vormverzuim
  2. Tijdens het voorbereidend onderzoek naar het strafbare feit
  3. Verzuim tijdens de vrijheidsbeneming. Er kan nog toetsing door de RC plaatsvinden dus bijvoorbeeld, was de aanhouding rechtmatig.
  4. onherstelbaar
  5. Geen rechtsgevolgen uit de wet
  6. Relativiteitseis
    * Belang geschonden wat het artikel beschermt
    * Belang van de verdachte, niet van een derde
17
Q

Sancties vormverzuimen

A
  1. Bewijsuitsluiting
  2. Niet-ontvankelijkheid van het OM
  3. Strafvermindering
18
Q

Niet-ontvankelijkheid van het OM

A
19
Q

Wat moet worden opgenomen in het vonnis

A
  1. Vordering van de OvJ en tll art. 359 lid 1 Sv
  2. In geval van een formele einduitsprtaak
    O Beslissen art. 358 lid 1 Sv
    O Motiveren art. 369 lid 2 1e zin = algemene motiveringsplicht
  3. In geval van een materiele einduitspraak
    O Beslissen art. 358 lid 2
    O Motiveren art. 359 lid 2 1e zin = algemene motiveringsplicht
    OO Bewijsvraag art. 359 lid 2 1e zin en let op 2e zin
    OO Straf/maatregel art. 358 lid 4 en 5
    OOO Vrijheidsneming art. 359 lid 6
    OOO TBS art. 359 lid 7
20
Q

Naast ambtshalve plicht ook responsieplicht

A
  1. Welke type verweer/standpunt
    O Over welke formele/materiele vraag gaat het verweer/standpunt
    OO Bij een bewijsverweer, wat voor soort bewijsverweer is het (Dakdekker of meer en vaart verweer)
  2. Welke inhoudelijke eisen worden gesteld (UOS, UVV)
  3. Is er voldaan aan deze eisen (behandel alles eisen)
  4. Geldt er een responsieplicht
    O UVV verworpen = responsieplicht
    O UOS wezenlijke afwijking = responsieplicht
21
Q

Uitdrukkelijk voorgedragen verweer

A
  1. Door of namens de verdachte
  2. Ter zitting uitdrukkelijk voorgedragen
  3. Betreffende
    O Alle formele vragen
    O 2e of 3e materiele vraag
  4. Inhoudelijke eis: aangevoerde moet naar inhoud en strekking bezwaarlijk anders te verstaan zijn dan een UVV
    O Inhoud: feiten en argumenten
    O Strekking: Wat ermee wordt beoogd
    –> Wanneer het lijkt op een UVV moet het ook worden aangemerkt als een UVV
  5. Responsieplicht wanneer het verweer wordt verworpen door de rechter
    O beslissen verwerpen verweer art. 358 lid 3
    O motiveren dat het is verworpen art. 359 lid 2 1e zin
22
Q

Uitdrukkelijk onderbouwd standpunt

A
  1. Door of namens de verdachte en OvJ
  2. Ten overstaan van de feitenrechter
  3. Betreffende alle vragen, zowel formeel als materieel
    O OvJ alle vragen UOS
    O Verdachte 1e en 4e materiele vraag
  4. Inhoudelijke eis
    O Duidelijk standpunt = uitwerking
    O Door argumenten geschaagd = overtuigend
    O Ondubbelzinnige conclusie
    –> responsieplicht als de rechter wezenlijk afwijkt
23
Q

Dakdekkerverweer

A

Een begrip in de tll of een daarin besloten begrip wordt aan de orde gesteld. In principe is dat dan een bewijsverweer dus moet het naar een UOS worden behandeld maar hier geldt een uitzondering dat het verweer inhoudelijk als een UVV mag worden behandeld.

24
Q

Meer en vaart verweer

A

Hier is sprake van indien de inhoud van de bewijsmiddelen meer mogelijkheden openlaat dan hetgeen bewezen is verklaar. De vraag of aan een door de bewijsconstructie opengelaten mogelijkheid voorbij mag worden gegaan omdat die mogelijkheid hoogst onwaarschijnlijk moet worden aangemerkt, hangt o.a. af van de procesopstelling van de verdachte

Meer en vaart verweer, een beroep op een mogelijkheid die:
1. Met de bewezenverklaring onverenigbaar is (als het aangevoerde klopt, moet vrijspraak volgen), en;
2. Die niet in strijd is met de gebezigde bewijsmiddelen (de mogelijkheid moet door de bewijsmiddelen zijn opengelaten)

25
Q

Aanwezighheidsrecht

A

De verdachte heeft het recht om deel te nemen aan de berechting, autoriteiten moeten zich hiervoor inspannen

26
Q

Grondslagleer

A

De rechter beraadslaagt en beslist op de grondslag van de tenlastelegging. Het centrale argument hiervoor is het opportuniteitsbeginsel

27
Q

Auditu-verklaring

A

Verklaring van-horen-zeggen. Een getuige verklaart wat hij een ander heeft horen zeggen. Dit is wel wettig maar niet altijd redengevend.
Wanneer een getuige een auditu-vverklaring aflegd waarin de getuige door een ander geuite gissingen, vermoeden of conclusies weergeeft, is het ontoelaatbaar deze aan het bewijs te laten beewerken

28
Q

Correctiemechanismen

A

De rechter is gebonden aan de tenlastelegging, dit is de grondslagleer maar dat kan problemen opleveren. Hiervoor zijn correctiemechanismen:
1. Aanvulling / wijziging
2. Interpretatie
3. Uitstrepen
4. Kennelijk misslagen / schrijffouten