Jurisprudentie Strafrecht 3 Flashcards
Dronken broer
Rechtsvraag: kan een kracht van gewijsde vonnis ten voordele van de verdachte worden herzien in de zin van artikel 482a Sv als sprake is van nieuwe bewijsmiddelen zoals een verklaring?
Hoge Raad: Aanvraag tot herziening gegrond omdat er sprake was van een valse bekentenis, dit is een omstandigheid uit art. 457 lid 1 sub 2 Sv. De materiële waarheid doet ertoe en aan de hand daarvan moet een zaak beslecht worden
Özturk tegen Duitsland
Rechtsvraag: Zijn administratieve beschikkingen, zoals een boete, aan te merken als een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM
Rechtsregel: Criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM hoeft niet alleen strafrechtelijk te zijn. Daarnaast is uitsluiten van feiten in art. 6 EVRM in strijd met object and purpose van het verdrag. HR stelt dat moet worden gekeken naar karakter van de overtreding en da aard en zwaarte van de straf die wordt opgelegd. Hiervoor moeten de volgende objectieve criteria gehanteerd worden:
1. Behoort het feit nationaal tot strafrecht?
2. Wat is het karakter van de overtreding? (met name doorslaggevend)
3. Wat is de aard en de zwaarte van de straf?
Saunders tegen het Verenigd Koninkrijk
Rechtsvraag: 1) Mochten de verklaringen van Saunders worden gebruikt in het strafrechtelijk onderzoek dat naderhand naar hem was gestart, en 2) Mochten deze verklaringen als bewijsmiddel fungeren voor de veroordeling van hem?
Rechtsregel: Het verplichten tot antwoorden was niet in strijd met art. 6 EVRM, de verklaringen mochten ook worden gebruikt ten nadele van de verdachte mits deze niet werden gebruikt voor het verklaren van de criminal charge, Nemo tenetur beginsel. Verklaringen mochten niet worden gebruikt als bewijs
Hollende kleurling
Rechtsvraag: Kon de verdachte in casu worden aangemerkt worden als een verdachte in de zin van art. 27 Sv?
Rechtsregel: Er moet sprake zijn van een redelijk vermoeden van schuld, onrechtmatige aanhouding waardoor de vondst van heroïne ook onrechtmatig was
Leerstuk: Drie vereisten verdachte art. 27 Sv
- Individualiseerbaarheid –> Concrete duidelijke kenmerken waarom iemand verdachte is
- Concretiseerbaarheid –> Wet die feit strafbaar stelt, anders geen verdachte
- Objectiveerbaarheid –> Vermoeden gebaseerd op objectieve feiten
Rennende reputatie
Rechtsvraag: Was er in casu sprake van een redelijk vermoeden van schuld?
Feiten: Agenten zien bekenden van de politie rijden in een auto, doen onderzoek en vinden verboden middelen, was dit rechtmatig?
Rechtsregel:Verdachte had zelf zijn voertuig tot stilstand gebracht, wel sprake van een redelijk vermoeden van schuld omdat ook 1 persoon wegrent en de overige inzittenden waren bekenden
Weigerachtige zwartrijder
Rechtsvraag: Eindigt de bevoegdheid tot staande houden met het ontwijkend beantwoorden van de vraag naar personalia
Feiten: Agenten houden verdachte staande en vragen naar personalia, verdachte ontwijkt en probeert weg te rennen en slaande bewegingen gemaakt
Rechtsregel: Staande houden kan voortduren ook als de verdachte al antwoord op de vragen heeft gegeven. De bevoegdheid eindigt niet nadat de verdachte de vraag ontwijkt
Beetje een vage uitspraak
Haushildt tegen Denemarken
Rechtsvraag: Als dezelfde rechter die voorlopige hechtenis hebben bevolen bij de verdenking van het plegen van een strafbaar feit ook rechters zijn die een eindoordeel vellen over de zaak, is er dan nog sprake van onpartijdige rechter in de zin van art. 6 EVRM
Rechtsregel: Rol in het vooronderzoek rechtvaardigd geen vrees voor onpartijdigheid. Dit ligt anders wanneer de rechter zich heeft moeten uitspreken over aspecten van de schuldvraag die weinig verschillen met onderdelen van het te wijzen vonnis. Artikel 268 lid 2 Sv is hiermee tegenstrijdig
Deweer tegen België
Rechtsvraag: 1) Is het verenigbaar met artikel 6 EVRM als de verdachte twee keuzes krijgt, beiden vormen van buitengerechtelijke afdoening zonder hem een alternatief te bieden waarmee de verdachte wel toegang heeft tot de rechter, en 2) Raakt de verdachte zijn recht op aanspraak ex artikel 6 EVRM kwijt door in te stemmen met buitengerechtelijke afdoening?
Feiten: Uit controle in slagerij van Deweer bleek niet hanteren van vormvoorschriften. OvJ dreigde sluiting of Deweer moest boete betalen, hij betaalde boete. Dit is een strafrechtelijke sanctie. Onschuldpresumptie niet in acht genomen
Rechtsregel: Instemmen met buitengerechtelijke afdoening zorg niet voor verlies van de rechten uit art. 6 EVRM. In casu was er sprake van dwang dus schending.
Sepotmededeling en vertrouwensbeginsel
Rechtsvraag: Vormt de telefoonnotitie van de secretaresse van de raadsman voldoende bewijs om aan te tonen dat er een toezegging is gedaan door de OvJ om van eventuele vervolging affaire te zien?
Feiten: Verdachte was in de veronderstelling dat hij niet zou worden vervolgd, bewijsmiddel hiervoor was een notitie van de secretaresse van de OvJ. Verdachte beriep zich op het vertrouwensbeginsel
Rechtsregel: De mededeling is gedaan, hiervan staat los wie de mededeling heeft gedaan
Het spook van vrouwenpolder
Rechtsvraag: Als men een vervolging van een zwaarder delict wil, kan dit dan via een beroep op grond van artikel 12 Sv of is zon beroep alleen mogelijk in het geval het OM besluit niet tot vervolging over te gaan?
Feiten: Verdachte wordt vervolgd op grond van de WVW, nabestaanden van slachtoffer willen vervolging van doodslag in plaats van dood door schuld (een zwaarder delict)
Rechtsregel: HR oordeelde dat art. 12 Sv de mogelijkheid biedt om een beslissing van het OM door een rechterlijke instantie te laten onderzoeken. Dit houdt ook in dat belanghebbende kunnen klagen over de beslissing om te vervolgen voor een minder zwaar delict.
Half gemachtigde raadsman
Rechtsvraag: Mag de raadsman die wel uitdrukkelijk is gemachtigd tot het instellen van hoger beroep ook de verdediging voeren, ook al is hij voor dit laatste niet uitdrukkelijk gemachtigd?
Feiten: Het OM klaagt omdat geen uitdrukkelijke machtiging is verleend
Rechtsregel: HR oordeelt dat de raadsman in het hoger beroep niet de verdediging mag voeren, hem komen dan niet alle rechten en bevoegdheden toe. In dat geval moet verstek worden verleend.
Spreekrecht en bewijsrecht
Rechtsvraag: 1) Mag een schriftelijke slachtofferverklaring worden gebruikt als bewijsmiddel? en 2) Maakt een schriftelijke verklaring onderdeel uit het spreekrecht van het slachtoffer als bedoeld in art. 51b lid 2 Sv
Feiten: Schriftelijke slachtofferverklaring werd gebruikt als bewijsmiddel om de verdachte te veroordelen voor mishandeling. Verdachte beroept zich op het feit dat dit niet als een bewijsmiddel mag dienen
Rechtsregel: Slachtoffer mocht wel een verklaring afleggen over de gevolgen van het gepleegde feit ex art. 51 e Sv. Dit kan ook als een bewijsmiddel dienen mits het voldoet aan de geldende bewijsvoorschriften. Of het slachtoffer wel of niet gebruik heeft gemaakt van het spreekrecht doet dan niet ter zake
Rechtstreekse schade benadeelde partij
Rechtsvraag: In hoeverre kan een benadeelde partij zich in het strafproces voegen om schadevergoeding te vorderen als gevolg van een gepleegd strafbaar feit?
Feiten: NVT
Essentie: Overzichtsarrest, In beginsel kan een benadeelde partij zich voegen met een vordering tot schadevergoeding, het BW is hierop van toepassing. Het kan wel zo zijn dat de vordering dusdanig groot is dat dit een onevenredige belasting van het strafgeding kan opleveren.
Er moet sprake zijn van rechtstreekse schade die toerekenbaar is aan de verdachte ex art. 51f Sv. Dit wil ook zeggen dat er voldoende verband dient te bestaan tussen het anderen van de verdachte en de geleden schade
Belang van het onderzoek
Rechtsvraag: Wat valt onder het begrip ‘in het belang van het onderzoek?’
Feiten: Verdachte op heterdaad betrapt en aangehouden, hierna voorgeleid en in verzekering gesteld waarna supersnelrecht is toegepast etc etc.
Rechtsregel: In het belang van het onderzoek is ook in het belang van een verantwoordelijke besluitvorming met betrekking tot de voortzetting van de vrijheidsbeneming in de vorm van voorlopige hechtenis. Dit geldt voor zowel een voering van de OvJ als voor het opleggen door de rechter. De verdachte dient binnen drie dagen achttien uur voor de rc te worden geleid art. 59a Sv
Borgen tegen het Verenigd Koninkrijk
Rechtsvraag: Is sprake van een ‘redelijke verdenking van een strafbaar feit? en wat valt onder het begrip ‘onverwijld / promptly?
Rechtsregel: Het feit dat men niet wordt voorgeleid aan een rechter houdt niet in dat het doel van het vasthouden niet het berechten van een persoon is. Het ging hier om een redelijke verdenking van een strafbaar feit in de zin van art. 5 lid 1 sub c EVRM
Volgens dit zelfde artikel moet men onverwijld worden voorgeleid. Om dit te beoordelen moet worden gekeken naar het doel en de strekking, rechterlijke controle is hierbij essentieel
Buzadji tegen Moldavië
Rechtsvraag: Wanneer is sprake van vluchtgevaar?
Rechtsregel: Of sprake is van vluchtgevaar hoeft niet alleen afgeleid te worden uit het feit dat verdachte een zware straf boven het hoofd hangt. Er dienen omstandigheden of gedragingen te zijn die duiden op vluchtgevaar bijvoorbeeld geschokte rechtsorde, gevaar voor de openbare orde, collusie gevaar en recidivegevaar. Indien het om een situatie betreft omtrent de openbare orde, kan dit criterium onder bijzondere omstandigheden worden gehanteerd om voorlopige hechtenis te legitimeren.
Colozza tegen Italie
Week 3
Rechtsvraag: Heeft verdachte door het niet doorgeven van een adreswijziging afstand gedaan van het aanwezigheidsrecht?
Rechtsregel: Verdachte had in casu geen afstand gedaan van het aanwezigheidsrecht. Hoe meer er op het spel staat, hoe minder snel er vanuit mag worden gegaan dat iemand afstand doet van zijn aanwezigheidsrecht
Verstekbehandeling is geen schending van art 6 EVRM maar verdachte heeft wel recht op een nieuw proces/nieuwe behandeling. Bij het hof geen mogelijkheid tot een fresh determination dus is het moeilijker
Salvador Torres tegen Spanje
Week 3
Rechtsvraag: Is het in overeenstemming met artikel 6 EVRM als het hof tot een zwaardere straf komt dan de rechtbank vanwege het feit dat hij vindt er er sprake is van een strafverzwaringsgrond?
Rechtsregel: De strafverzwaringsgrond was wel te voorzien voor de Salvador Torres, het was hem vanaf het begin impliciet ten laste gelegd waardoor hij zich ervan bewust kon zijn dat het hof tot een zwaardere straf komt door een strafverzwaringsgrond
Pélissier en Sassie tegen Frankrijk
Week 3
Rechtsvraag: Was de kwalificatie subsidiair voldoende voorzienbaar?
Rechtsregel: De rechter en de OvJ hebben de subsidiaire veroordeling beiden niet ten sprake gebracht. Rechtbank stelt dat de veroordeling impliciet lag besloten in het primaire verwijt. De subsidiaire kwalificatie was dus onvoldoende voorzienbaar