Standpunten en argumenten Flashcards

Argumenten worden gebruikt om een standpunt of mening te onderbouwen. Standpunten en argumenten zijn soms letterlijk in een tekst terug te vinden; soms ook moet je ze zelf formuleren op grond van gegevens uit de tekst.

1
Q

Controleerbare feiten

A

Soaps zijn erg populair. Op de Nederlandse zenders worden per dag gemiddeld zes soaps uitgezonden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Voorbeeld

A

Soaps kunnen verslavend zijn. Kijk maar naar mijn buurvrouw, die van ‘s morgens vroeg tot ‘s avonds laat kijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Vergelijking (analogie)

A

Mariëlle houd waarschijnlijk niet van ‘‘all you need is love’’ Ze heeft immers ook de pest aan al die andere datingshows op tv

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Ervaring (Empirisch argument)

A

Je kunt beter elke dag een bladzijde woordjes leren dan alles in één keer. Dan onthou je er veel meer van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Gezag of autoriteit

A

De nieuwe roman van Thomas Roosenboom overtreft al zijn eerdere werk, zoals de criticus van NRD Handelsblad terecht opmerkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Gevolg

A

de KLM moet nodig op zoek naar een fusiepartner, anders gaat bedrijf binnen de kortste keren failliet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Nut of gewenste gevolgen

A

Zo veel mogelijk landen moeten hun munt inwisselen voor de euro. Dat is gunstig voor het betalingsverkeer en zal de concurrentiepositie van Europa ten goede komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gevolg, Intuïtie of emotie

A

Ik vind die nieuwe roman erg goed, ik kan me echt inleven in de hoogpersoon en het boek is nog spannend ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Algemene normen en waarden

A

Het is goed dat het afval gescheiden ingezameld word. Je vindt het milieu toch ook belangrijk?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Geloof

A

De inkomensverschillen in ons land mogen niet te groot worden. Dat past niet in een maatschappij als de onze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Veronderstelling

A

De gevolgen van het broeikaseffect zijn steeds duidelijker te merken. Volgend jaar zal de temperatuur op aarde weer hoger zijn dan die van vorig jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly