Signaalwoorden/signaalzinnen Flashcards
Signaalwoorden geven het verband aan tussen (delen van) zinnen en tussen alinea's. Ze geven belangrijke informatie over de opbouw van een tekst of tekstgedeelte. Zo kunnen signaalwoorden een opsomming aankondigen of duidelijk maken dat er sprake is van een voorbeeld of een verklaring. Let dus goed op: bij het maken van vragen bij een tekst én bij het schrijven van een samenvatting zijn signaalwoorden een belangrijk hulpmiddel.
1
Q
Ook
A
Opsomming
2
Q
Bovendien
A
Opsomming
3
Q
Verder
A
Opsomming
4
Q
Eveneens
A
Opsomming
5
Q
Dan
A
Opsomming
6
Q
Vervolgens
A
Opsomming
7
Q
Daarnaast
A
Opsomming
8
Q
Ten eerste, ten tweede
A
Opsomming
9
Q
Als
A
Opsomming
10
Q
Zowel
A
Opsomming
11
Q
Maar
A
Tegenstelling
12
Q
Echter
A
Tegenstelling
13
Q
Toch
A
Tegenstelling
14
Q
Daarentegen
A
Tegenstelling
15
Q
In tegenstelling tot
A
Tegenstelling
16
Q
Daar staat tegenover dat
A
Tegenstelling
17
Q
Enerzijds….anderzijds
A
Tegenstelling
18
Q
Daardoor
A
Oorzaak-Gevolg
19
Q
Door
A
Oorzaak-Gevolg
20
Q
Doordat
A
Oorzaak-Gevolg
21
Q
Waardoor
A
Oorzaak-Gevolg
22
Q
Zodat
A
Oorzaak-Gevolg
23
Q
Te danken aan
A
Oorzaak-Gevolg
24
Q
Te wijten aan
A
Oorzaak-Gevolg
25
Q
Het gevolg van
A
Oorzaak-Gevolg
26
Q
Ten gevolge van
A
Oorzaak-Gevolg
27
Q
De oorzaak hiervan is
A
Oorzaak-Gevolg
28
Q
Want
A
Reden/verklaring
29
Q
Omdat
A
Reden/verklaring
30
Q
Daarom
A
Reden/verklaring