Sociologie Casus 2a Meneer Vergeer Flashcards

1
Q

Sociologie:

A

Onderzoekt hoe mensen in hun gedrag beïnvloed worden doordat ze deel uitmaken van grotere sociale eenheden ofwel groeperingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Sociologie: Microniveau

A

Gezin, collega’s, vrienden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Sociologie: Mesoniveau

A

Sociale omgeving, school, wijk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Sociologie: Macroniveau

A

Maatschappij als geheel, cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Sociologie en Verpleegkunde:

A

Sociologie en Verpleegkunde:

  • Meer zicht krijgen op eigen gedrag en dat van patiënten
  • Maatschappelijke factoren m.b.t. ziekte en gezondheid begrijpen
  • Inrichting en ontwikkeling van de gezondheidszorg
  • Rol en positie van de verpleegkundige helder krijgen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Socialisatie

A

Uit diverse bronnen informatie tot ons nemen, en onze eigen weg vinden. We verwerken, categoriseren en wegen informatie, Op deze wijze vormen we onze persoonlijkheid en maken we onze cultuur eigen (Macionis, 2016, p.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Primaire socialisatie

A

Vindt plaats in het begin van het leven.
In het primaire milieu: meestal de opvoeders (vader/moeder/opa/oma etc).
Het aanleren van normen en waarden van een samenleving door directe omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Secundaire Socialisatie /Anticiperende socialisatie:

A
  • Vindt plaats in een wat latere levensfase.
  • Vaak in het secundaire milieu: vriendjes en vriendinnetjes (peergroup).
  • Het kind krijgt door dat je je in verschillende situaties anders moet gedragen.
  • Een leerproces dat helpt om de gewenste positie binnen een groep te bereiken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tertiaire Socialisatie:

A
  • Vorming op latere leeftijd
  • Vorming naar rollen en bijpassende waarden en normen.
  • Ook massamedia (TV, computer). Algemene /groepssocialisatie.
  • Er komt een verschil tussen privé normen en waarden (primaire socialisatie) en publieke/rollen normen en waarden (secundaire/tertiaire socialisatie). Bijv. je bent zelf een roker, maar als vp. vind je dat je niet zou mogen roken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Gezondheid en etniciteit:

A
  • Lagere sociale economische status.
  • Genetische factoren.
  • Fysieke omgeving.
  • Sociale omgeving.
  • Meerdere stress factoren.
  • Toegang tot gezondheidszorg.
  • Visie op ziekte en gezondheidsgedrag.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly