Sociologie Flashcards
Sociologie
= Een wetenschap die het samenleven van mensen binnen grotere en kleinere verbanden bestudeert.
Iemand zien als een individu
Sociologisch perspectief:
Het algemene in het bijzonder zien (Peter Berger)
Verschillen tussen mannen en vrouwen worden bepaald door menselijke natuur
o Mensen zoeken hun partner op basis van liefde, maar ook persoonlijke voorkeuren, achtergrond, sociale omgeving en opvoeding
o VB. Daten voor hoger opgeleiden
Grootste doodoorzaken zijn samenleving gerelateerd
o Zoals roken, hoge bloeddruk, hoge cholesterol etc.
Durkheim:
Sociale integratie
In een samenleving met veel samenhang wordt er minder snel zelfmoord gepleegd.
Groeperingen:
Bestaande uit groepen, sociale categorieën en collectiviteit samen (Vb. Politiek) Eigenschappen van groeperingen:
- Wijze van toetreding en mate van openheid
- Structurele kenmerken
- Culturele kenmerken
- Aantal leden
- Samenstelling
- Manier van interactie
- Duurzaamheid
Togetherness situation:
Veel contact, weinig gemeenschappelijke waarde.
Een sociale categorie
is een aantal mensen die enkele kenmerken delen, maar waarbij geen of nauwelijks sprake is van een onderlinge relatie of binding.
o Vb. puber, Turk, vrouw, mensen met obesitas o Vb. D66, mobiele contacten
Collectiviteit is
is een groep die dusdanig groot is, dat niet alle leden interactie met elkaar hebben, maar waarbij nog wel sprake is van gedeelde waarden, doelen en saamhorigheid
o Vb. Stemmen voor een uiterste linkse of uiterste rechtse partijen (niet de midden partijen)
Een groep
is een verzameling van twee of meer personen die met elkaar omgaan o Vb. Vrienden, familie, sekte
o Je moet het gevoel hebben een groep te zijn o Een stabiel patroon van relaties hebben
o Gemeenschappelijke doelen nastreven
o Verschaffen van sociale identiteit (Wie ben ik) o Voor informatie, hulp en geborgenheid
Groepsdenken
(Je wil ergens bij horen) is belangrijk bij groeperingen:
1. Tunnelvisie: Teveel gericht op eigen groep
2. Referentiegroep: Wat voor jou of binnen jouw groep logisch en normaal is, hoeft voor andere
niet zo te zijn
De wij- en zij groep
- Uitwisseling informatie binnen eigen groep is groter dan uitwisseling met andere groep
Vb. Diëtisten in een ziekenhuis wisselen meer onderling meer informatie uit dan met artsen
- Waarneming van meer verschillen binnen eigen groep dan buiten de groep De zij-groep wordt over één kam gescheerd
- Kunnen positievere beoordeling geven over de kenmerken van eigen groep Vb. Diëtisten zijn beter, weten meer over voeding etc.
Groep waar jij denkt bij te horen
- Vb. Geloof, studie, hobby, werk etc.
3. Groepsgrootte: Een groep gaat vaak opsplitsen in aparte gesprekken bij max 6-7 mensen Maximaal 20 verschillende gesprekken -> Als het erboven zit moet er officieel
worden opgesplitst
Pressure mangement:
In het dagelijks leven speel je een bepaalde rol. - Jezelf zijn
- Jewerk
Anticiperende socialisatie:
Als je nog niet tot een groep behoort maar wel al naar die groep gaat gedragen zodat ze een “voorsprong” hebben als ze bij die groep horen. Je wil bij die groep horen dus je gaat je er alvast naar gedragen.
Ontwikkeling van taak- en overleggroepen (Tuckman en Jensen)
Bijna elke groep doorloopt de volgende fasen:
1. Vormen: Onzeker over eigen gedrag, aardig zijn voor elkaar, niet direct achterste van tong laten zien
2. Vechten: Ieder toont meer van zichzelf, komt voor eigen rechten op
a. Wie doet wat? Wanneer? Conflicten.
3. Normeren: Oké, er zijn verschillen, maar daar stappen we overheen a. Onderlinge steun en coöperatie
4. Presteren: Wijden aan gemeenschappelijke taak
5. Verdwijnen: Of doordat de taak is afgelopen of doordat er toch geen goede samenwerking
kan zijn
Inbreng van groepsleden
De ongelijke inbreng van leden in het groepen is een van de meest opvallende en stabiele kenmerken van groepsgedrag.
Dat wordt versterkt door de volgende drie punten:
1. Groepsleden die veel inbrengen richten zich tot het geheel en in grotere groepen vooral tot elkaar
2. Groepsleden die weinig inbrengen vragen vooral informatie, of zijn het eens of oneens
3. Groepsleden die weinig inbrengen richten zich vooral tot groepsleden die veel inbrengen,
waardoor hun dominante positie versterkt wordt.
Groepsconformiteit:
De neiging om je aan te passen aan de normen in een groep.
- Dingen doen die je anders niet zou doen om bij een groep te horen
- Vb. Tweede wereldoorlog (joden), Meer eten als diegene met wie je eet dikker is
Netwerken
Een (persoonlijk) netwerk is een sociaal interactiesysteem (web van zwakke sociale banden), die een persoon (centraal ego) las middelpunt heeft.
Sociaal kapitaal: De grootte van iemands netwerk en de hulpbronnen waarover iemand dankzij dit netwerk kan beschikken.
o Je wilt iets gedaan krijgen, bijvoorbeeld hulp bij het verhuizen. Hoe meer mensen je kunt inschakelen, hoe groter je sociaal kapitaal, en dus je netwerk
o Je wilt een baan. Dus hoe veel belangrijke mensen kun je daarvoor inzetten?
Sociale veranderingen
Voorbeelden: - Bevolkingsaantallen - Leeftijdsopbouw - Verdeling van bezit en armoede o Rijk vs. Armoede - Obsogene samenleving - Verhouding tussen stads- en dorpsbewoners
sociale veranderingen oorzaken
- Cultuurveranderingen
- Conflicten
- Ideeën
- Demografie
- Rampen
- Sociale bewegingen
sociale veranderingen cultuur
cultuurpatroon
- Alle onderdelen van een cultuur dat een patroon vormt.
- Moeilijk te veranderen
- Voeding is binnen een cultuur het belangrijkste aspect
- ook familie, religie etc
Sociale veranderingen slechte gewoontes
- Lagere sociaal economische laag
- Bij een voorlichting geeft vaak een hogere laag, de voorlichting aan een lagere laag
- Kan door: Macht, sociale klassen en/of commercialisering
Self-fulfilling prophecy
- Bepaald vooroordeel hebben en gedrag daarin later toeschrijven
Naamgeving
- Namen zijn typerend voor een cultuur
Sociale stratificatie
= Het indelen van groepen mensen in maatschappelijke lagen, waartussen een ongelijkheidsverhouding bestaat.
- Sociale mobiliteit: Verandering van beroep maar niet van laag
- Je wil verticale sociale stratificatie: Lage laag gaat naar een hoge gaat
Gezondheid
Burgers denken anders dan de overheid (Zoals een diëtist)
Hoge klassen denken hierin anders dan lage (Dus naar sociale klasse) Ouderen denken hierin anders dan studenten (Dus in leeftijd)
Onderliggend: kenmerken van preventie
- Gericht op gezonde personen
- Gericht op groepen
- Preventieparadox
Stel er is een effect: Elk individu merkt er nauwelijks van, op groepsniveau merken ze het wel - Vaak buiten gezondheidszorg, vaak alleen door overheidsbeleid te realiseren Vb. Jij kan geen vet tax geven