SM2.3. Dynamica Flashcards
Hoe zal de versnelling veranderen als de massa van een systeem (plots) verdubbeld, terwijl de resulterende inwerkende kracht constant blijft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De versnelling zal verdubbelen
B)) De versnelling zal halveren.
C)) De versnelling zal constant blijven
D)) geen correct antwoord
Oplossing;
B)) De versnelling zal halveren.
Een massa van 10 kg wordt verticaal de lucht in geschoten en op het hoogste punt bezit het een potentiële energie van 1000 J. Wat is de snelheid van de massa halfweg? (h/2)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 10 m/s
B)) 100 m/s
C)) 20 m/s
D)) wortel 200 m/s
E)) wortel 100 m/s
Oplossing;
A)) 10 m/s
Verklaring;
De redenering hierachter is dat de potentiële energie lineair/geleidelijk aan afneemt naarmate dat het hoogte verliest. Bijvoorbeeld op 90% van de maximale hoogte is de potentiële energie 90% van de maximale potentiële energie (Epg = m∙g∙h), op 60 % van de maximale hoogte is de potentiële energie maar 60% van de maximale potentiële energie.
Op de helft van de maximale hoogte zal de potentiële energie ook maar de helft zijn van de maximale potentiële energie. Aangezien we uitgaan van het behoud van energie wil dat zeggen dat de overige 50 % omgezet is geweest naar kinetische energie.
Ekin = m ∙ v²/2
500 = 10 ∙ v²/2 → v = √(500∙2/10) = 10 m/s
Het enigste waar je mee moet oppassen is dat snelheid niet lineair verandert. Zo is de snelheid op maximale hoogte 0 m/s, halfweg 10 m/s, terwijl die net voor het raken van de grond (Ekin = max = 1000 = 10 ∙ v²/2) gelijk is aan 14,14 m/s.
Een eerste auto van 2000 kg rijdt 72 km/uur en een tweede auto van 2000 kg rijdt 90 km/uur. Bepaalde kinetische energie van de eerste t.o.v. de tweede auto.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 25 kJ
B)) 225 kJ
C)) 450 kJ
D)) 625 kJ
E)) 400 kJ
Oplossing;
A)) 25 kJ
Toelichting
Het is belangrijk om met het snelheidsverschil te werken. Je mag dus niet eerst de kinetische energie van de twee auto’s (t.o.v. de aarde) apart berekenen om deze dan vervolgens van elkaar af te trekken. Het is de kinetische energie van de ene auto t.o.v. de andere auto waardoor je referentiepunt niet meer de aarde is, maar de andere auto.
Aangezien het snelheidsverschil 5 m/s is, zal de kinetische energie van de tweede auto (t.o.v. de eerste auto): 2000 ∙ 5² /2 = 25000 J
Bepaal de kracht die (minimaal) nodig is om een voorwerp met een gewicht van 100 N horizontaal te verplaatsen aan constante snelheid als de statische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,5 en de dynamische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,4.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 200 N
B)) 50 N
C)) 250 N
D)) 100 N
E)) 40 N
Oplossing;
E)) 40 N
Welk gyroscopisch principe beschrijft het verzet van een ronddraaiende rotatiesymmetrische massa tegen een verandering van oriëntatie?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Gyroscopische precessie
B)) Gyroscopische traagheidsmoment
C)) Gyroscopische traagheid
D)) Gyroscopische stijfheid
Oplossing;
D)) Gyroscopische stijfheid
Een rotatiesysmmetrische massa draait rond een verticale as en langs boven bekeken in wijzerzin. Hoe zal deze rotatiesymmetrische massa reageren als je de as langs boven naar achter duwt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar voor.
B)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar links.
C)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar rechts.
D)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar achter.
E)) Geen correct antwoord.
Oplossing;
C)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar rechts.
Opmerking(en):
Algemeen: “Dit is hetzelfde als er in de volgende video getoond wordt; https://youtu.be/eTjGTxSevHE?si=boWP3tVzR5_ptnCT&t=239
Een rotatiesymmetrische massa die ronddraait zal onderhevig zijn aan gyroscopische precessie. Volgens de gyroscopische precessie zal een aangelegde kracht 90° verder in de draaizin tot uiting komen. In dit geval zien we het resultaat van de aangelegde kracht en zoeken we in welke richting/zin de aangelegde kracht is aangelegd. De gyroscoop kantelt dus wel aan de rechterkant naar onder, maar in tegenstelling tot wat uw intuïtie aangeeft heeft de aangelegde kracht de gyroscoop niet aan de rechterkant naar onder geduwd, maar wel aan de (voor of) achterkant naar onder geduwd. Aangezien de gyroscoop met de klok mee draait is deze kracht 90° daarvoor aangelegd, dus aan de achterkant. Wanneer men dus een kracht aanlegt om deze naar achter te kantelen zal dit tot uiting komen door aan de rechterkant naar onder te kantelen.
Wat hierbij eventueel handig kan zijn is door de gyroscoop langs de bovenkant als een analoge klok (met wijzers) te bezien. We zien dus dat de gyroscoop aan de rechterkant naar onder kantelt, wat gelijk is aan 3u00, maar die kracht is eigenlijk 3u daarvoor aangelegd. Aangezien de gyroscoop in wijzerzin draait is 3u eerder gelijk aan 12u00. (indien de gyroscoop tegen de klok in draaide was dit om 6u00) “
Hoe kan ik je de gyroscopische stijfheid van een gyroscoop laten toenemen? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Hoe groter de mechanische weerstand, hoe groter de gyroscopische stijfheid.
B)) Hoe groter de traagheid, hoe groter de gyroscopische stijfheid.
C)) Hoe groter de massa en/of hoe korter de massa van de rotatieas ligt, hoe groter de gyroscopische stijfheid.
D)) Hoe groter de weerstand tegen buiging, hoe groter de gyroscopische stijfheid is.
E)) Hoe hoger de hoeksnelheid, hoe groter de gyroscopische stijfheid wordt.
Oplossing;
E)) Hoe hoger de hoeksnelheid, hoe groter de gyroscopische stijfheid wordt.
Opmerking(en):
B)) Het probleem met traagheid is dat een grotere massa niet noodzakelijk resulteert in een grotere gyroscopische stijfheid. Een groter traagheidsmoment was hier wel juist geweest, omdat …
Van welke factor(en) is traagheid afhankelijk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De versnelling.
B)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.
C)) De massa.
D)) De massa en de versnelling.
Oplossing;
C)) De massa.
Waar is de grootte van de wrijvingskracht niet afhankelijk van?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Geen correct antwoord.
B)) De twee materialen die bewegen t.o.v. elkaar.
C)) De grootte van de normaalkracht.
D)) De grootte van het contactoppervlak.
Oplossing;
D)) De grootte van het contactoppervlak.
Wat is potentiële energie?
Potentiële energie is de arbeid die een voorwerp in staat is (= de potentie heeft) te verrichten als gevolg van de toestand waarin het voorwerp zich bevindt.
Van welke factor(en) is het traagheidsmoment afhankelijk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De massa
B)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.
C)) De snelheid.
D)) De versnelling.
E)) De massa en de versnelling.
Oplossing;
B)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.
Hoeveel energie is er (bij benadering) nodig om een voorwerp met een massa van 100 kg te verschuiven over een afstand van 20 m als de dynamische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,2?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 4 kJ
B)) 20 kJ
C)) 400 J
D)) 200 J
Oplossing;
A)) 4 kJ
Opmerking(en):
Algemeen: Deze vraag is een combinatie van arbeid (W = F∙x) en wrijving (Fw = FN∙µ). We hebben nu twee formules die we (onrechtstreeks) moeten linken aan elkaar, alleen is nu de vraag bij de formule van arbeid over welke kracht (Fw, FN of …) het hier gaat. Aangezien er niks gegeven is over versnelling ga ik uit van een constant snelheid waarbij er even hard geduwd wordt tegen de kist als de kist weerstand biedt tegen de verplaatsing. Vervolgens is er bij de formule van wrijving nog de vraag waar de normaalkracht aan gelijk is, maar aangezien er niks gegeven staat over een helling ofzo mag ik ervan uit gaan dat het ondersteuningsvlak horizontaal ligt waardoor de normaalkracht gelijk is aan het gewicht. Concreet krijgen we het volgende; G = m∙g = 100∙9,81 = 981 N → Fn = G = 981 N → Fw = Fn∙µ = 981∙0,2 = 196 N → W = F∙x = 196∙20 = 3924 N. Indien we met g = 10 zouden werken dan komen we exact 4 kJ uit.
Een hijsinstallatie wordt aangedreven door een elektromotor met een rendement van 80%, terwijl de hijsinstallatie zelf een rendement heeft van 75%. Bepaal de verrichte mechanische arbeid als de hijsinstallatie een F16 met een massa van 10.000 kg ophijst in 6 seconden en de elektromotor 100 kW opneemt uit het net.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 400 kJ
B)) 360 kJ
C)) 10 kJ
D)) 600 kJ
E)) 480 kJ
Oplossing;
B)) 360 kJ
Toelichting;
Er zijn verschillende manieren hoe je deze kan aanpakken, maar laten we eens beginnen met te bepalen hoeveel vermogen er effectief nuttig verbruikt is geweest. De elektromotor neemt namelijk 100 kW op vanuit het elektriciteitsnet, met een (elektrisch) rendement van 80%, waardoor er op de as van de motor nog maar een vermogen is van 80 kW. Daarnaast zijn er ook nog mechanische verliezen (n = 75%) waardoor er uiteindelijk nog maar 60 kW aan vermogen nuttig gebruikt wordt.
Aangezien vermogen de hoeveelheid energie per tijdseenheid is en tergelijkertijd ook de verrichte arbeid per tijdseenheid, wil een vermogen van 60 kW (= 60 kJ/s) zeggen dat er per seconde 60 kJ aan arbeid verricht wordt. Aangezien het hijsen 6 seconden duurt zal er 6 keren 60 kJ aan arbeid verricht worden waardoor er in totaal 360 kJ aan arbeid is verricht.
Wat is het verschil tussen een massa en een gewicht?
Een massa is een maat voor uit hoeveel stof iets bestaat, dit zal altijd constant blijven/zijn, ongeacht waar deze zich bevindt. Een gewicht is de massa die onderhevig is aan de zwaartekracht en zal daardoor ook afhankelijk zijn van waar de massa zich bevindt.
Van welke factor(en) is de gyroscopische stijfheid afhankelijk van? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de plaatselijke valversnelling.
B)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de weerstand/wrijving in het mechanisme van de gyroscoop.
C)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de verdeling van de massa t.o.v. het rotatiepunt.
D)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de massa van de rotatiesymmetrische massa.
E)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de hoeksnelheid van de rotatiesymmetrische massa.
Oplossingen;
B)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de weerstand/wrijving in het mechanisme van de gyroscoop.
C)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de verdeling van de massa t.o.v. het rotatiepunt.
D)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de massa van de rotatiesymmetrische massa.
E)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de hoeksnelheid van de rotatiesymmetrische massa.
Welke wet beschrijft de volgende situatie het beste: “De aantrekking tussen de aarde en de maan”
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De derde wet van newton.
B)) De wet van het behoud van energie.
C)) De twee wet van Newton.
D)) De eerste wet van Newton.
Oplossing;
A)) De derde wet van newton.