SM2.3. Dynamica Flashcards

1
Q

Hoe zal de versnelling veranderen als de massa van een systeem (plots) verdubbeld, terwijl de resulterende inwerkende kracht constant blijft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De versnelling zal verdubbelen
B)) De versnelling zal halveren.
C)) De versnelling zal constant blijven
D)) geen correct antwoord

Kan iemand tegen Quadfliege zeggen dat de meerkeuze antwoorden bij vraag 1 fout is. Zo gaan de meerkeuze antwoorden bij hem over snelheid, maar het moet over de versnelling gaan.

A

Oplossing;
B)) De versnelling zal halveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Een eerste auto van 1000 kg rijdt 72 km/uur en een tweede auto van 1000 kg rijdt 90 km/uur. Bepaalde kinetische energie van de eerste t.o.v. de tweede auto.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 25 kJ
B)) 225 kJ
C)) 450 kJ
D)) 625 kJ
E)) 400 kJ

A

Oplossing;
A)) 25 kJ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bepaal de kracht die (minimaal) nodig is om een voorwerp met een gewicht van 100 N horizontaal te verplaatsen aan constante snelheid als de statische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,5 en de dynamische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,4.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 200 N
B)) 50 N
C)) 250 N
D)) 100 N
E)) 40 N

A

Oplossing;
E)) 40 N

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welk gyroscopisch principe beschrijft het verzet van een ronddraaiende rotatiesymmetrische massa tegen een verandering van oriëntatie?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Gyroscopische precessie
B)) Gyroscopische traagheidsmoment
C)) Gyroscopische traagheid
D)) Gyroscopische stijfheid

A

Oplossing;
D)) Gyroscopische stijfheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Een rotatiesysmmetrische massa draait rond een verticale as en langs boven bekeken in wijzerzin. Hoe zal deze rotatiesymmetrische massa reageren als je de as langs boven naar achter duwt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar voor.
B)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar links.
C)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar rechts.
D)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar achter.
E)) Geen correct antwoord.

A

Oplossing;
C)) De as en rotatiesymmetrische massa kantelen naar rechts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kan ik je de gyroscopische stijfheid van een gyroscoop laten toenemen? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Hoe groter de mechanische weerstand, hoe groter de gyroscopische stijfheid.
B)) Hoe groter de traagheid, hoe groter de gyroscopische stijfheid.
C)) Hoe groter de massa en/of hoe korter de massa van de rotatieas ligt, hoe groter de gyroscopische stijfheid.
D)) Hoe groter de weerstand tegen buiging, hoe groter de gyroscopische stijfheid is.
E)) Hoe hoger de hoeksnelheid, hoe groter de gyroscopische stijfheid wordt.

A

Oplossing;
E)) Hoe hoger de hoeksnelheid, hoe groter de gyroscopische stijfheid wordt.

Opmerking(en):
B)) Het probleem met traagheid is dat een grotere massa niet noodzakelijk resulteert in een grotere gyroscopische stijfheid. Een groter traagheidsmoment was hier wel juist geweest, omdat …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Van welke factor(en) is traagheid afhankelijk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De versnelling.
B)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.
C)) De massa.
D)) De massa en de versnelling.

A

Oplossing;
C)) De massa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waar is de grootte van de wrijvingskracht NIET afhankelijk van?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Geen correct antwoord.
B)) De twee materialen die bewegen t.o.v. elkaar.
C)) De grootte van de normaalkracht.
D)) De grootte van het contactoppervlak.

A

Oplossing;
D)) De grootte van het contactoppervlak.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is potentiële energie?

A

Antwoord;
Potentiële energie is de arbeid die een voorwerp in staat is (= de potentie heeft) te verrichten als gevolg van de toestand waarin het voorwerp zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Van welke factor(en) is het traagheidsmoment afhankelijk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De massa
B)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.
C)) De snelheid.
D)) De versnelling.
E)) De massa en de versnelling.

A

Oplossing;
B)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoeveel energie is er (bij benadering) nodig om een voorwerp met een massa van 100 kg te verschuiven over een afstand van 20 m als de dynamische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,2?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 4 kJ
B)) 20 kJ
C)) 400 J
D)) 200 J

A

Oplossing;
A)) 4 kJ

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het verschil tussen een massa en een gewicht?

A

Antwoord;
Een massa is een maat voor uit hoeveel stof iets bestaat, dit zal altijd constant blijven/zijn, ongeacht waar deze zich bevindt. Een gewicht is de massa die onderhevig is aan de zwaartekracht en zal daardoor ook afhankelijk zijn van waar de massa zich bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Van welke factor(en) is de gyroscopische stijfheid afhankelijk van? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de plaatselijke valversnelling.
B)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de weerstand/wrijving in het mechanisme van de gyroscoop.
C)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de verdeling van de massa t.o.v. het rotatiepunt.
D)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de massa van de rotatiesymmetrische massa.
E)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de hoeksnelheid van de rotatiesymmetrische massa.

A

Oplossingen;
B)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de weerstand/wrijving in het mechanisme van de gyroscoop.
C)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de verdeling van de massa t.o.v. het rotatiepunt.
D)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de massa van de rotatiesymmetrische massa.
E)) De gyroscopische stijfheid is afhankelijk van de hoeksnelheid van de rotatiesymmetrische massa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke wet beschrijft de volgende situatie het beste: “De aantrekking tussen de aarde en de maan”
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De derde wet van newton.
B)) De wet van het behoud van energie.
C)) De twee wet van Newton.
D)) De eerste wet van Newton.

A

Oplossing;
A)) De derde wet van newton.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel potentiële energie heeft een massa van 5 kg in rust, op een hoogte van 2 m?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) 10 J
B)) 0 J
C)) 98,1 J

A

Oplossing;
C)) 98,1 J

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Een rotatiesysmmetrische massa draait rond een verticale as en langs boven bekeken in wijzerzin. In welke richting zal je boven tegen de as moeten duwen zodat de rotatiesymmetrische massa naar rechts kantelt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Hiervoor zal je de as langs boven naar jou toe moeten trekken.
B)) Hiervoor zal je de as langs boven naar rechts moeten duwen.
C)) Hiervoor zal je de as langs boven van je weg moeten duwen.
D)) Hiervoor zal je de as langs boven naar links moeten duwen.

A

Oplossing;
C)) Hiervoor zal je de as langs boven van je weg moeten duwen.

17
Q

Wat is vermogen? (definitie)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Vermogen is het product van de arbeid die geleverd is en de tijd die daarvoor nodig is.
B)) Vermogen is de tijd die nodig is om 1 J aan energie te transporteren of te transformeren.
C)) Vermogen is de hoeveelheid energie dat een systeem op een bepaald moment bezit.
D)) Vermogen is de hoeveelheid arbeid dat een systeem kan leveren.
E)) Vermogen is de hoeveelheid energie per tijdseenheid.

A

Oplossing;
E)) Vermogen is de hoeveelheid energie per tijdseenheid.

18
Q

Hoe verhouden de grootte van de dynamische en statische wrijvingskracht zich bij een lichaam dat in beweging gebracht wordt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Niet te bepalen zonder extra informatie.
B)) De dynamische wrijvingskracht is altijd groter dan de (maximale) statische wrijvingskracht.
C)) De dynamische wrijvingskracht is altijd even groot als de (maximale) statische wrijvingskracht.
D)) De dynamische wrijvingskracht is altijd kleiner dan de (maximale) statische wrijvingskracht.

A

Oplossing;
D)) De dynamische wrijvingskracht is altijd kleiner dan de (maximale) statische wrijvingskracht.

19
Q

Bespreek de volgende stelling: “De statische wrijvingskracht die men berekent is ook de wrijvingskracht die effectief optreedt bij een lichaam in evenwicht.”

A

Antwoord;
De statische wrijvingskracht die men berekent is de maximale wrijvingskracht die effectief kan optreden. (als deze waarde overschreden wordt dan zou het voorwerp in beweging moeten komen.) Zo kan het perfect mogelijk zijn dat er eigenlijk geen sprake is van wrijving, bijvoorbeeld als een doos op een horizontaal vlak staat en er geen krachtcomponent is in de horizontale richting, dan zal het voorwerp zich in de horizontale richting niet trachten te verplaatsen t.o.v. de ondersteuning en kan er ook geen spraken van weerstand/wrijving zijn.

20
Q

Hoe veranderen de potentiële- en kinetische energie als een voorwerp naar het aardoppervlak toe valt.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De potentiële energie zal toenemen en de kinetische energie zal afnemen.
B)) De potentiële energie zal afnemen en de kinetische energie zal afnemen.
C)) De potentiële energie zal afnemen en de kinetische energie zal toenemen.
D)) De potentiële energie zal toenemen en de kinetische energie zal toenemen.

A

Oplossing;
C)) De potentiële energie zal afnemen en de kinetische energie zal toenemen.

21
Q

Wat is kinetische energie?

A

Antwoord;
Kinetische energie is de energie die een voorwerp heeft o.w.v. een snelheidsverschil.

22
Q

Wat is (mechanische) arbeid? (definitie)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Mechanische arbeid is de kracht die nodig is voor het behalen van een bepaalde versnelling.
B)) Mechanische arbeid is het resultaat van de loodrechte kracht die aangrijpt op een bepaalde afstand.
C)) Mechanische arbeid is het resultaat van de evenwijdige kracht die aangrijpt over een bepaalde afstand.
D)) Mechanische arbeid is de hoeveelheid energie per tijdseenheid.
E)) Mechanische arbeid is de kracht die nodig is voor het behalen van een bepaalde snelheid.

A

Oplossing;
C)) Mechanische arbeid is het resultaat van de evenwijdige kracht die aangrijpt over een bepaalde afstand.

23
Q

Hoe groot is de aantrekkingskracht van de aarde op de maan t.o.v. de aantrekkingskracht van de maan op de aarde? (g,maan = 1,62 N/kg)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) geen correct antwoord
B)) De aantrekkingskracht van de aarde is groter dan de aantrekkingskracht van de maan.
C)) De aantrekkingskracht van de aarde is kleiner dan de aantrekkingskracht van de maan.
D)) De aantrekkingskrachten zijn even groot.

A

Oplossing;
D)) De aantrekkingskrachten zijn even groot.

Opmerking(en):
Algemeen: Dat is de derde wet van Newton

24
Q

Welke uitspraak is juist:
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De dynamische wrijvingskracht is altijd groter dan of gelijk aan de maximale statische wrijvingskracht.
B)) De dynamische wrijvingskracht is altijd kleiner dan de maximale statische wrijvingskracht.
C)) De dynamische wrijvingskracht is altijd kleiner dan of gelijk aan de maximale statische wrijvingskracht.
D)) De dynamische wrijvingskracht is altijd groter dan de maximale statische wrijvingskracht.

A

Oplossing;
B)) De dynamische wrijvingskracht is altijd kleiner dan de maximale statische wrijvingskracht.

25
Q

Van welke factor of factoren hangt de wrijvingscoëfficiënt vanaf?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De waarde van de wrijvingscoëfficiënt is enkel afhankelijk van de twee materialen (soort + afwerking) die t.o.v. elkaar bewegen of trachten te bewegen, de optredende wrijvingskracht én de aanwezige normaalkracht.
B)) De waarde van de wrijvingscoëfficiënt is enkel afhankelijk van de normaalkracht en de maximale wrijvingskracht die kan optreden.
C)) De waarde van de wrijvingscoëfficiënt is enkel afhankelijk van de maximale wrijvingskracht die kan optreden.
D)) De waarde van de wrijvingscoëfficiënt is enkel afhankelijk van de twee materialen (soort + afwerking) die t.o.v. elkaar bewegen of trachten te bewegen én de aanwezige normaalkracht.
E)) De waarde van de wrijvingscoëfficiënt is enkel afhankelijk van de twee materialen (soort + afwerking) die t.o.v. elkaar bewegen of trachten te bewegen.

A

Oplossing;
E)) De waarde van de wrijvingscoëfficiënt is enkel afhankelijk van de twee materialen (soort + afwerking) die t.o.v. elkaar bewegen of trachten te bewegen.

Opmerking(en):
B)) De wrijvingskracht kan wel bepaald worden door de normaalkracht en wrijvingskracht, maar de waarde van de wrijvingscoëfficiënt hangt hier niet van af. Zo zal de wrijvingscoëfficiënt ‘niet’ veranderen als de normaalkracht verandert. Het is juist de grootte van de wrijvingskracht die afhankelijk is van de wrijvingscoëfficiënt en de normaalkracht, maar niet omgekeerd.

26
Q

Een takel heeft een MV van 10. Wat kan je zeggen over de grootte van de aangelegde arbeid t.o.v. de verrichte arbeid door de takel?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Geen correct antwoord
B)) De aangelegde arbeid is even groot als de verrichte arbeid.
C)) De aangelegde arbeid is groter dan de verrichte arbeid. (theoretisch gezien 10 keer groter)
D)) De aangelegde arbeid is kleiner dan de verrichte arbeid. (theoretisch gezien 10 keer kleiner)

A

Oplossing;
B)) De aangelegde arbeid is even groot als de verrichte arbeid.

27
Q

Hoe bepaal je de krachtstoot? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk.)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) krachtstoot = massa maal verplaatsing
B)) krachtstoot = de kracht tijdens de stoot maal de tijdsduur van de stoot.
C)) krachtstoot = massa maal de verandering van versnelling
D)) krachtstoot = massa maal snelheid
E)) krachtstoot = massa maal de verandering van de hoeveelheid van beweging

A

Oplossingen;
B)) krachtstoot = de kracht tijdens de stoot maal de tijdsduur van de stoot.
E)) krachtstoot = de verandering van de hoeveelheid van beweging

28
Q

Hoe groot zal de wrijvingsweerstand ongeveer zijn van een kist met een massa van 50 kg indien men deze horizontaal aan het verschuiven is. De statische wrijvingscoëfficiënt is 0,4 terwijl de dynamische wrijvingscoëfficiënt 0,3 is.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Fw ≈ 15 N
B)) Fw ≈ 20 N
C)) Fw ≈ 150 N
D)) Fw ≈ 6 N
E)) Fw ≈ 200 N

A

Oplossing;
C)) Fw ≈ 150 N

Opmerking(en):
Algemeen: Er is aangegeven dat men de kist horizontaal aan het verplaatsen is, waardoor de dynamische wrijvingscoëfficiënt van toepassing is. Fw = FN∙µ = m∙g∙µ = 50∙9,81∙0,3

29
Q

Hoe groot mag de massa van een stilstaande kar (ongeveer) maximaal zijn indien de trekkracht die deze kar (horizontaal) probeer vooruit trekt maximaal 1 kN is terwijl de statische wrijvingscoëfficiënt gelijk is aan 0,02 en de rollende wrijvingscoëfficiënt 0,01 is.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) m ≈ 50000 kg
B)) m ≈ 1000 kg
C)) m ≈ 10000 kg
D)) m ≈ 5000 kg
E)) m ≈ 100000 kg

A

Oplossing;
D)) m ≈ 5000 kg

Opmerking(en):
Algemeen: Er is aangegeven dat de massa stilstaat, waardoor de statische wrijvingscoëfficiënt van toepassing is. Fw = FN∙µ → FN = Fw/µ = 1000/0,02 = 1000/(2/100) = 1000 ∙ 100/2 = 50 000 N || FN = G = m ∙ g → m = G/g = 50000/9,81 ≈ 5000 kg

30
Q

Hoe groot zal de wrijvingscoëfficiënt (ongeveer) zijn indien het verschuiven van een massa van 4000 kg een wrijvingsweerstand geeft van 10 kN?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) µ ≈ 0,25
B)) µ ≈ 0,36
C)) µ ≈ 0,025
D)) µ ≈ 0,04
E)) µ ≈ 0,4

A

Oplossing;
A)) µ ≈ 0,25

Opmerking(en):
Algemeen: Er is aangegeven dat men de massa aan het verschuiven is, waardoor de dynamische wrijvingscoëfficiënt van toepassing is. Fw = FN∙µ → µ= Fw/FN = Fw/G = Fw/(m∙g) = 10000/(4000 ∙ 9,81) ≈ 0,25

31
Q

Wat kan men zeggen over de verrichte arbeid als men de afgelegde weg verdubbelt terwijl de bijhorende kracht constant blijft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De verrichte arbeid zal verdubbelen.
B)) De verrichte arbeid zal vier keren groter worden.
C)) De verrichte arbeid zal halveren.
D)) De verrichte arbeid zal hetzelfde blijven.
E)) De verrichte arbeid zal vier keren kleiner worden.

A

Oplossing;
A)) De verrichte arbeid zal verdubbelen.

Opmerking(en):
Algemeen: W = F ∙ x, is hetzelfde als W ∙ 2 = F ∙ (x ∙2).

32
Q

Hoe zal de potentiële gravitatie-energie van een voorwerp veranderen indien men het hoogteverschil halveert?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De potentiële gravitatie-energie zal halveren.
B)) De potentiële gravitatie-energie zal verdubbelen.
C)) De potentiële gravitatie-energie zal vier keren kleiner worden.
D)) De potentiële gravitatie-energie zal vier keren groter worden.
E)) De potentiële gravitatie-energie zal constant blijven.

A

Oplossing;
A)) De potentiële gravitatie-energie zal halveren.

Opmerking(en):
Algemeen: Ep = m ∙ g ∙ h , is hetzelfde als (Ep/2) = m ∙ g ∙ (h/2)

33
Q

Hoe zal de kinetische energie van een voorwerp veranderen indien de massa verdubbelt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De kinetische energie zal vier keren kleiner worden.
B)) De kinetische energie zal vier keren groter worden.
C)) De kinetische energie zal halveren.
D)) De kinetische energie zal verdubbelen.
E)) De kinetische energie zal constant blijven.

A

Oplossing;
D)) De kinetische energie zal verdubbelen.

Opmerking(en):
Algemeen: Ek = m ∙ v²/2 , is hetzelfde als Ek ∙ 2= (m∙2) ∙ v²/2

34
Q

Hoe zal de kinetische energie van een voorwerp veranderen indien de versnelling verdubbelt?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De kinetische energie zal halveren.
B)) De kinetische energie zal verdubbelen.
C)) De kinetische energie zal constant blijven.
D)) De kinetische energie zal vier keren kleiner worden.
E)) De kinetische energie zal vier keren groter worden.

A

Oplossing;
C)) De kinetische energie zal constant blijven.

Opmerking(en):
Algemeen: De kinetische energie is niet afhankelijk van de versnelling, wel van de snelheid op dat moment; Ek = m ∙ v²/2

35
Q

Rankschik de volgende wrijvingscoëfficiënten (tussen dezelfde materialen) van kleinste naar grootste wrijvingscoëfficiënt.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Statische wrijvingscoëfficiënt < Glijdende wrijvingscoëfficiënt < Rollende wrijvingscoëfficiënt
B)) Glijdende wrijvingscoëfficiënt < Rollende wrijvingscoëfficiënt < Statische wrijvingscoëfficiënt
C)) Glijdende wrijvingscoëfficiënt < Rollende wrijvingscoëfficiënt < Dynamische wrijvingscoëfficiënt
D)) Rollende wrijvingscoëfficiënt < Glijdende wrijvingscoëfficiënt < Statische wrijvingscoëfficiënt
E)) Dynamische wrijvingscoëfficiënt < Glijdende wrijvingscoëfficiënt < Rollende wrijvingscoëfficiënt

A

Oplossing;
D)) Rollende wrijvingscoëfficiënt < Glijdende wrijvingscoëfficiënt < Statische wrijvingscoëfficiënt

Opmerking(en):
C)) De glijdende en rollende wrijvingscoëfficiënten zijn een vorm van dynamische wrijving, dus de verzamelnaam kan je niet rankschikken t.o.v. de soorten die er daarvan bestaan.
E)) De glijdende en rollende wrijvingscoëfficiënten zijn een vorm van dynamische wrijving, dus de verzamelnaam kan je niet rankschikken t.o.v. de soorten die er daarvan bestaan..

36
Q

Welke uitspraak m.b.t. wrijving is juist?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een wrijvingscoëfficiënt zal in de praktijk altijd groter zijn dan 0. (m.a.w. de wrijvingscoëfficiënt zal in de praktijk nooit kleiner of gelijk zijn aan 0.)
B)) De grootte van de wrijvingscoëfficiënt wordt bepaald door de grootte van de wrijvingskracht.
C)) De wrijvingscoëfficiënt is een getal tussen 0 en 1.
D)) De grootte van de optredende wrijving is (theoretisch gezien) afhankelijk van de grootte van het contactoppervlak.
E)) De grootte van de wrijvingscoëfficiënt wordt bepaald door de grootte van de normaalkracht.

A

Oplossing;
A)) Een wrijvingscoëfficiënt zal in de praktijk altijd groter zijn dan 0. (m.a.w. de wrijvingscoëfficiënt zal in de praktijk nooit kleiner of gelijk zijn aan 0.)

Opmerking(en):
A)) Een wrijvingscoëfficiënt van 0 zou willen zeggen dat er totaal geen weerstand is, maar in de praktijk zal er altijd een weerstand aanwezig zijn.
B)) De wrijvingscoëfficiënt hangt af van de twee materialen die (trachten te) bewegen t.o.v. elkaar. Het is de grootte van de wrijvingscoëfficiënt én de grootte van de normaalkracht die de wrijvingskracht bepalen.
C)) Meestal waar, maar de wrijvingscoëfficiënt kan ook groter zijn 1.
E)) De wrijvingscoëfficiënt hangt af van de twee materialen die (trachten te) bewegen t.o.v. elkaar.

37
Q

Van welke factor(en) is het traagheidsmoment afhankelijk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De massa
B)) De massa en de versnelling.
C)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.
D)) De versnelling.
E)) De snelheid.

A

Oplossing;
C)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.

38
Q

Van welke factor(en) is traagheid afhankelijk?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De massa en de versnelling.
B)) De massa.
C)) De versnelling.
D)) De massa en de ligging/spreiding van de massa rond het rotatiepunt.

A

Oplossing;
B)) De massa.