SM2.1. Statica Flashcards
Welke kracht is gelijk aan 0 bij een lichaam in evenwicht?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De resulterende kracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
B)) De reactiekracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
C)) De normaalkracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
D)) De wrijvingskracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
E)) De resterende kracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
Oplossing;
A)) De resulterende kracht is altijd gelijk aan 0 N bij een lichaam in evenwicht.
Hoe noemt men de kracht die bij een systeem de (vectoriële) som is van de verschillende krachten die daar op inwerken.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De ‘resulterende kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daar op inwerken.
B)) De ‘samengestelde kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daar op inwerken.
C)) De ‘gecomposeerde kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daar op inwerken.
D)) De ‘gecombineerde kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daar op inwerken.
E)) De ‘sommerende kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daar op inwerken.
Oplossing;
A)) De ‘resulterende kracht’ bij een systeem is de (vectoriële) som van alle verschillende krachten die daar op inwerken.
Wat is gewicht? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Gewicht is een maat voor hoeveel massa er zich per volume-eenheid bevindt.
B)) Gewicht is de massa van een object vermenigvuldigd met de plaatselijke valversnelling.
C)) Gewicht is de kracht die een voorwerp ervaart als gevolg van de zwaartekracht.
D)) Gewicht is een maat voor de hoeveelheid materie dat een voorwerp bezit en zal ongeacht de locatie overal hetzelfde zijn.
E)) Gewicht geeft aan hoe groot de zwaartekracht is per kilogram aan massa. Hoe groter het gewicht, hoe harder de zwaartekracht trekt per kilogram aan massa.
Oplossingen;
B)) Gewicht is de massa van een object vermenigvuldigd met de plaatselijke valversnelling.
C)) Gewicht is de kracht die een voorwerp ervaart als gevolg van de zwaartekracht.
Opmerking(en):
A)) De hoeveelheid massa per volume-eenheid is de dichtheid.
D)) Massa is een maat voor de hoeveelheid materie.
E)) De sterkte van de zwaartekracht op een bepaalde plaats wordt weergegeven door de valversnelling. De valversnelling wordt meestal uitgedrukt in m/s², maar kan ook aanzien worden als de kracht per massa-eenheid. Zo wel een valversnelling van 9,81 N/kg zeggen dat de zwaartekracht 9,81 N is per kilogram aan massa.
Wat is een mechanisch moment? (definitie)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Een moment is een tijdsverschil tussen twee meetpunten
B)) Een moment is een kracht die inwerkt op een bepaalde afstand
C)) Een moment is een kracht die inwerkt over een bepaalde afstand
D)) geen correct antwoord
Oplossing;
B)) Een moment is een kracht die inwerkt op een bepaalde afstand
Opmerking(en):
C)) Als kracht inwerkt over een bepaalde afstand dan spreek je van arbeid.
Hoe groot is een moment als een inwerkende kracht van 150 N loodrecht aangrijpt open een afstand van 30 cm.
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) M = 20 Nm
B)) M = 25 Nm
C)) M = 45 Nm
D)) M = 5 Nm
E)) M = 50 Nm
Oplossing;
C)) M = 45 Nm
Wat kan je zeggen over het moment van een kracht waarvan de werklijn door het draaipunt gaat?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
Wat kan je zeggen over het moment van een kracht waarvan de werklijn door het draaipunt gaat?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Er zal een moment optreden. De grootte van het optredende moment is afhankelijk van de grootte van de kracht en de afstand tussen het aangrijpingspunt van de kracht en het draaipunt. Hierbij gaat het over de korstmogelijkste afstand tussen het aangrijpingspunt van de kracht en het rotatiepunt.
B)) Er zal geen moment optreden.
C)) Geen correct antwoord.
D)) Er zal een moment optreden. De grootte van het optredende moment is afhankelijk van de grootte van de kracht en de afstand tussen het aangrijpingspunt van de kracht en het draaipunt. Hierbij gaat het over de afstand die evenwijdig met de richting van de kracht gemeten wordt.
E)) Er zal een moment optreden. De grootte van het optredende moment is afhankelijk van de grootte van de kracht en de afstand tussen het aangrijpingspunt van de kracht en het draaipunt. Hierbij gaat het over de afstand die loodrecht op de richting van de kracht gemeten wordt.
Oplossing;
B)) Er zal geen moment optreden.
Bij welke klasse van hefboom of hefbomen is het MV altijd kleiner dan 1?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Klasse 2
B)) Klasse 3
C)) Klasse 2 en 3
D)) Klasse 1 en 2
E)) Klasse 1
Oplossing;
B)) Klasse 3
Wat kan je zeggen over de waarde van het MV bij een klasse 1 hefboom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Altijd groter dan 1.
B)) Altijd gelijk aan 1.
C)) Altijd tussen 0 en 1
D)) Altijd groter dan 0
E)) Altijd positief, behalve 1.
Oplossing;
D)) Altijd groter dan 0
Wat kan je zeggen over de waarde van het MV bij een klasse 2 hefboom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Altijd groter dan 1
B)) Altijd positief, behalve 1.
C)) Altijd groter dan 0.
D)) Altijd gelijk aan 1.
E)) Altijd tussen 0 en 1
Oplossing;
A)) Altijd groter dan 1
Wat kan je zeggen over de waarde van het MV bij een klasse 3 hefboom?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Altijd gelijk aan 1.
B)) Altijd groter dan 0
C)) Altijd tussen 0 en 1
D)) Altijd positief, behalve 1.
E)) Altijd groter dan 1.
Oplossing;
C)) Altijd tussen 0 en 1
Welke klasse hefboom is een standaard knipschaar die men o.a. gebruikt voor het knippen van papier?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De hefboomklasse is hier niet van toepassing.
B)) Klasse 2
C)) Klasse 3
D)) Klasse 1
Oplossing;
D)) Klasse 1
Welke klasse hefboom is een kruiwagen?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) De hefboomklasse is hier niet van toepassing.
B)) Klasse 3
C)) Klasse 2
D)) Klasse 1
Oplossing;
C)) Klasse 2
Welke klasse hefboom is een pincet?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Klasse 2
B)) Klasse 1
C)) De hefboomklasse is hier niet van toepassing.
D)) Klasse 3
Oplossing;
D)) Klasse 3
Welke formule m.b.t. een tandwieloverbrenging is correct? (waarbij; z = aantal tanden, n = toerental, 1 is het aangedreven tandwiel; 2 is het gedreven tandwiel)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) MV = z1/z2 = n2/n1 = overbrengingsverhouding
B)) MV = z2/z1 = n1/n2 = overbrengingsverhouding
C)) MV = z1/z2 = n1/n2 = overbrengingsverhouding
D)) MV = z1/z2 = n1/n2 = 1/overbrengingsverhouding
E)) MV = z1/z2 = n2/n1 = 1/overbrengingsverhouding
Oplossing;
B)) MV = z2/z1 = n1/n2 = overbrengingsverhouding
Welke uitspraak of uitspraken zijn waar? (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk.)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Als het mechanisch voordeel gelijk is aan 2 dan zal (o.a.) het aanwezige koppel verdubbelen.
B)) Als het mechanisch voordeel gelijk is aan 2 dan zal (o.a.) het toerental verdubbelen.
C)) Als het mechanisch voordeel gelijk is aan 2 dan zal (o.a.) de overbrengingsverhouding gelijk zijn aan 2.
D)) Als het mechanisch voordeel gelijk is aan 2 dan zal (o.a.) het aantal tanden van het aangedreven tandwiel dubbel zo groot zijn als dat van het gedreven tandwiel.
E)) Geen correct antwoord.
Oplossingen;
A)) Als het mechanisch voordeel gelijk is aan 2 dan zal (o.a.) het aanwezige koppel verdubbelen.
C)) Als het mechanisch voordeel gelijk is aan 2 dan zal (o.a.) de overbrengingsverhouding gelijk zijn aan 2.
Welke tandwieloverbrenging(en) kan men gebruiken indien de assen van de tandwielen niet evenwijdig staan t.o.v. elkaar. (meerdere antwoorden mogelijk, maar niet noodzakelijk)
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Worm-Wormwielen.
B)) Tandwielen met schuine vertanding.
C)) Kegel- of conische tandwielen
D)) Tandwielen met rechte vertandingen.
E)) Planetaire overbrenging.
Oplossingen;
A)) Worm-Wormwielen.
C)) Kegel tandwielen
Hoe groot is het toerental van het wormwiel met 20 tanden indien de worm draait aan een toerental van 100 toeren per minuut?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) Niet te bepalen met deze gegevens.
B)) n = 100 toeren per minuut
C)) n = 5 toeren per minuut
D)) n = 500 toeren per minuut
E)) n = 2000 toeren per minuut
Oplossing;
C)) n = 5 toeren per minuut
** Bijkomende info;**
De eerste minuut van de onderstaande video past perfect bij deze vraag. In deze video heeft men een (rode) worm en een ingrijpend (blauw) wormwiel met 20 tanden.
Zoals je in de video kan zien moet men de (rode) worm 20 keren ronddraaien vooraleer het (blauwe) wormwiel met 20 tanden 1 omwenteling heeft gemaakt.
Wanneer de (rode) worm dan 100 keren (per minuut) ronddraait wil dit zeggen dat het (blauwe) ingrijpende wormwiel maar 5 keren (per minuut) ronddraait. De snelheid wordt dus 20 keren kleiner. (Deze factor van 20 is enkel afhankelijk van het aantal tanden van het ingrijpende wormwiel en geeft tegelijkertijd ook het mechanisch voordeel weer.)
Video: https://www.youtube.com/watch?v=n1Nid9yb8OE
Hoe groot is het toerental van de worm indien het wormwiel draait 200 toeren per minuut en het wormwiel 40 tanden heeft?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) n = 8000 toeren per minuut
B)) n = 200 toeren per minuut
C)) n = 1000 toeren per minuut
D)) Niet te bepalen met deze gegevens.
E)) n = 5 toeren per minuut
Oplossing;
A)) n = 8000 toeren per minuut
Hoe groot is het MV bij een enkelvoudige, vaste katrol (“single fixed pulley”)?
.
(Probeer eerst zonder MCQ!)
.
.
A)) MV = 2
B)) MV = 0,5
C)) MV = 1
D)) Geen correct antwoord.
Oplossing;
C)) MV = 1