slim Flashcards
risico factoren voor niet-rokers op longkanker
mee-roken, vrouw, tuberculose, radon blootstelling
wat is het vena cava superior syndroom?
tumor groeit in of om de vena cava superior –> veroorzaakt stuwing
Gevolg: gezwollen hals/gezicht, hoofdpijn. Kan ook leiden tot herseninfarct.
! gezwollen ogen is een alarmsymptoom !
- tumor in vena cava is irresectbal
wat is het syndroom van horner? Hoe behandel je dit
tumor groeit vanuit de longtop in een zenuw. Dit geeft klachten. Doordat het snel lokaal klachten geeft, is het vaak nog niet gemetastaseerd en kan het curatief behandeld worden door resectie
wat voor CT maak je bij verdenking longcarcinoom?
thorax en bovenbuik (voor eventuele metastase in lever of nier)
wat kan je bekijken met de bronchoscopie?
luchtwegen, kwabben en segmenten.
NIET de alveoli
via waar wordt door de EUS en EBUS een punctie genomen?
Wanneer transthoracale punctie?
EUS –> slokdarm
EBUS –> trachea
transthoracaal –> bij perifere tumoren voor onderzoek naar cytologie en histologie
Klinische stadiering longkanker + behandeling
Stadium 1: lokale tumor (een longkwab, geen metastase) → operatie
Stadium 2: lokale tumor ( grotere tumor of meerdere tumoren aan dezelfde kant) → operatie, eventueel met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie of doelgerichte therapie
Stadium 3: Lokaal gevorderde tumor (een helft vd borstkas maar met lymfeklieren in mediastinum) → operatie, eventueel met (neo)adjuvante chemo-immunotherapie, doelgerichte therapie of chemo-radiotherapie + immunotherapie
stadium 4: uitgezaaide tumor → chemotherapie en/of immunotherapie of doelgerichte behandeling
betekenissen van R0, R1 en R2
R0 –> compleet resectabel
R1 –> microscopische tumorrest (geef adjuvante radiotherapie)
R2 –> macroscopische tumorrest
waarom voorkeur chirurgie boven radiotherapie bij longcarcinomen?
kans op recidief verkleint
standaard behandeling niet kleincellig longcarcinoom?
chirurgie, adjuvante chemotherapie en tegenwoordig ook immunotherapie
let op: stadium III en IV zijn niet te opereren
behandeling stadium III longcarcinoom
chemoradiotherapie, tegenwoordig ook adjuvante immunotherapie
behandeling stadium IV longkanker
chemotherapie, en waar mogelijk gerichte therapie en soms immunotherapie
algemene kenmerken plaveiselcelcarcinoom
centraal gelegen, ontstaan vanuit de bronchus, relatief grote tumoren met necrose.
Zeer sterke associatie met roken.
histologische kenmerken plaveiselcelcarcinoom
- necrotisch (holtevorming)
- verhoorning (keratine)
- desmosomen
- GEEN buisvorming en slijmvorming
algemene kenmerken adenocarcinoom
stijgende incidentie, alveolair epitheel, perifeer gelegen, jongere leeftijd. Veel driver mutaties, zoals EFGR of KRAS
histologische kenmerken adenocarcinoom
- buisvormig
- intracytoplasmatisch slijm
- IHC: TTF1 (biomarker)
- GEEN verhoorning of desmosomen
algemene kenmerken grootcellig longcarcinoom
kan overal in de long voorkomen, sterk geassocieerd met roken
histologische kenmerken grootcelling longcarcinoom
- middelgrote tot grote cellen
- vergrofd chromatine
- nucleoli duidelijk zichtbaar
- scherpe celgrenzen
- geen buisvorming, verhoorning of desmosomen
- subtype: grootcellig neuro-endocrien longcarcinoom
algemene kenmerken kleincellig longcarcinoom
centraal in de long, sterk gerelateerd aan roken, zeer aggresief, frequent gepaard met paraneoplastisch syndroom
histologische kenmerken kleincellige longcarcinomen
- op elkaar gedrukte, kleine-middelgrote cellen (monomorf)
- hele hoge kern/cytoplasma ratio
- kernen drukken tegen elkaar aan waardoor ze elkaar vervormen (kern moulding)
- egaal vergrofd chromatine
- geen / onopvallende nucleoli
- geen buisvorming, verhoorning of desmosomen
contra indicaties voor transthoracale punctie
respiratoire insufficiëntie; monolong; pulmonale hypertensie; en stollingsstoornissen
verschil primaire vs secundaire lymfekliermetastase bij mamma carcinoom
primair: streven naar genezing. Dit zijn de schildwachterklier, okselklieren, parasternale klieren, klieren in het begin van de hals en supra- en infraclaviculaire klieren.
Secundair: niet meer te genezen. Dit zijn klieren aan contralaterale zijde, in de andere oksel, in de buik of hoger in de hals
risicofactoren mammacarcinoom voor de man
obesitas, testiculaire afwijking, bestraling thorax en etniciteit
waarom is er een toenemende incidentie voor mamma carcinoom?
vergrijzing, populatiegroei en starten van screenen op borstkanker (BVO)
Door screenen is er stage-migration: screeningsmethodes worden steeds gevoeliger. Hierdoor worden tumoren steeds eerder gevonden. Meer stadium 1 tumoren worden bijvoorbeeld gevonden.
waarom neemt de sterfte van borstkanker af, als de incidentie toeneemt?
Dit heeft te maken met stage-migration. Doordat meer tumoren in een eerder stadium gevonden worden, kan je beter behandelen. Meer mensen komen in aanmerking voor de in opzet curatieve behandeling (en dit lukt ook)
verschil familiar mammacarcinoom en hereditair mammacarcinoom
Bij familiar mammacarcinoom komt het veel voor in de familie, maar is er geen erfelijke factor.
Bij hereditair mammacarcinoom is er een aantoonbare erfelijke factor