Signaalwoorden Flashcards

Examenbundel theorie 3

1
Q

Opsomming

A

ook, bovendien, verder, eveneens, dan, vervolgens, daarnaast, ten eerste … ten tweede, zowel … als

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Tegenstelling

A

maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, enerzijds … anderzijds

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oorzaak-gevolg

A

daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Reden/Verklaring

A

want, omdat, daarom, waarom, namelijk, immers, aangezien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Doel-middel

A

door middel van, met de bedoeling om, met behulp van, om te, daartoe, opdat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toelichting

A

denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Voorwaarde

A

als, indien, mits (op voorwaarde dat), tenzij (behalve wanneer), stel dat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Conclusie

A

dan ook, dus, aldus, hieruit volgt, concludeert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Samenvatting

A

kortom, samenvattend, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ook, bovendien, verder, eveneens, dan, vervolgens, daarnaast, ten eerste … ten tweede, zowel … als

A

Opsomming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

maar, echter, toch, daarentegen, in tegenstelling tot, daar staat tegenover dat, enerzijds … anderzijds

A

Tegenstelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

daardoor, door, doordat, waardoor, zodat, te danken aan, te wijten aan, het gevolg van, ten gevolge van, de oorzaak hiervan is

A

Oorzaak-gevolg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

want, omdat, daarom, waarom, namelijk, immers, aangezien

A

Reden/Verklaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

door middel van, met de bedoeling om, met behulp van, om te, daartoe, opdat

A

Doel-middel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

denk hierbij aan, bijvoorbeeld, zo, dat komt voor bij, ter illustratie, dat is het geval bij

A

Toelichting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

als, indien, mits (op voorwaarde dat), tenzij (behalve wanneer), stel dat

A

Voorwaarde

17
Q

dan ook, dus, aldus, hieruit volgt, concludeert

18
Q

kortom, samenvattend, alles bij elkaar genomen, om kort te gaan

A

Samenvatting