Functie van tekstgedeelte Flashcards

Examenbundel theorie 9

1
Q

aanbeveling

A

advies, meestal aan het eind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

aanleiding

A

reden om de tekst te schrijven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

afweging

A

de schrijver weegt voor- en nadelen of mogelijke oplossingen tegen elkaar af en maakt zo een keuze

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anekdote

A

kort, kenmerkend of grappig verhaal (vaak als introductie van een probleem of verschijnsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

argument

A

uitspraak om het standpunt te onderbouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

beantwoording

A

reageren op een gestelde vraag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

begripsomschrijving

A

nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

beoordeling

A

de schrijver geeft een positief of negatief oordeel over een onderwerp

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

bewering

A

de schrijver doet een uitspraak die volgens hem op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

bewijs(voering)

A

juistheid van een stelling of theorie aantonen met feiten (uit een onderozek)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bezwaar

A

bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

conclusie

A

gevolgtrekking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

constatering

A

iets opmerken, iets vaststellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

definitie

A

nauwkeurige omschrijving van een bepaalde term

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

doelstelling

A

de schrijver geeft aan wat hij wil bereiken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gevolgen

A

gevolgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hypothese

A

hypothese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

karakterisering

A

voornaamste kenmerken van een verschijnsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

nuancering

A

zwakt een standpunt iets af door te laten zien dat er ook andere gezichtspunten mogelijk zijn

20
Q

onderbouwing

A

ondersteunt een stelling met argumenten en gegevens

21
Q

ontkenning

A

de schrijver stelt dat een bewering niet juist is

22
Q

ontkrachting

A

de schrijver haalt een bewering of argumentatie onderuit

23
Q

oorzaak

A

waardoor iets geworden is zoals het is

24
Q

oplossing

A

hoe een bepaald probleem kan worden beëindigd

25
Q

opsomming

A

reeks argumenten

26
Q

probleemstelling

A

brengt het probleem onder woorden dat hij gaat bespreken

27
Q

relativering

A

de schrijver wijst op het betrekkelijke van iets (nuancering)

28
Q

samenvatting

A

samenvatting

29
Q

standpunt

A

de schrijver doet een uitspraak die volgens hem op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten

30
Q

stelling

A

de schrijver doet een uitspraak die volgens hem op twijfel of tegenspraak zou kunnen stuiten

31
Q

tegenargument

A

een uitspraak waarmee hij een standpunt of argument ontkracht

32
Q

tegenstelling

A

tegenstelling

33
Q

tegenwerping

A

de schrijver maakt bezwaar of heeft bedenkingen tegen een eerdere bewering of argumentatie (van een ander)

34
Q

theorie

A

wetenschappelijke opvattingen die losstaan van de praktijk

35
Q

toekomstverwachting

A

de schrijver geeft zijn visie op een mogelijke ontwikkeling

36
Q

toelichting

A

nadere uitleg

37
Q

toepassing

A

de schrijver beschrijft hoe een bepaalde theorie in praktijk wordt gebracht

38
Q

uitwerking

A

de schrijver werkt een algemene stelling of theorie meer in detail uit

39
Q

vergelijking

A

vergelijken

40
Q

vermoeden

A

veronderstelling

41
Q

verklaring

A

iets uitleggen

42
Q

verslag van onderzoek

A

resultaten van een onderzoek

43
Q

voorbeelden

A

voorbeelden

44
Q

voorbehoud

A

de schrijver stemt alleen met iets in, als aan een beperkende voorwaarde is voldaan

45
Q

voorwaarde

A

de schrijver stelt vooraf een eis waaraan voldaan moet worden, voordat iets kan plaatsvinden

46
Q

vraagstelling

A

hoofdvraag