Shock Flashcards

1
Q

Waar past dit bij en waarom?

Verdikt been met pijn, zonder trauma

A

Diepe veneuze trombose

Uitleg:

  • Het is niet arterieel omdat je dan geen zwelling zou zien maar necrose.
  • Het is niet hartfalen omdat dan beide benen oedeem zouden hebben (gegeneraliseerd)
  • Bij infectie zou je koorts verwachten, met evt een wondje als port d’entree.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar past dit bij en waarom?

Zeer pijnlijk been + helemaal blauwpaarse verkleuring. Uitgevallen sensibiliteit.

A

Flegmesia caerulea dolens

Uitleg:
Dit is een vorm van diepe veneuze trombose waarbij zowel de grote vaten als de collateralen verstopt zijn geraakt en het bloed helemaal vast is komen te zitten.

Behandeling is met trombolyse + een VC-filter om een longembolie te voorkomen.

NB: Bij grote zwelling van het been kan het compartiment syndroom ontstaan. Hier moet je bedacht op zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waar past dit bij en waarom?

Gezwollen gezicht, gezwollen oogleden, beiderzijds oedeem in de benen met blaren.

A

Nefrotisch syndroom.

Uitleg:
Vooral de gezwollen oogleden passen hierbij. In de ochtend is de zwelling het ergst omdat iemand dat plat heeft gelegen tijdens het slapen. Later op de dag is het vooral bij de enkels. Het komt door een immunologische reactie in de nier, dus prednison is de aangewezen behandeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het kikkerfenomeen/Canon Waves?

A

Kloppen van de venen in de hals

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar past dit bij en waarom?

Extreem moe, 2 maal syncope, kikkerfenomeen/Canon Waves, lage hartfrequentie.

A

3e graads AV-blok (totaalblok)

Uitleg:
De AV-knoop kan niet langs het blok en dus geen signaal meer naar de ventrikels sturen. Bij contraheren van de boezems wordt er bloed gepompt tegen een dichte AV-klep. Hierdoor krijg je o.a. een hoge CVD en een lage hartfrequentie (escape-ritme van ventrikels).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar past dit bij en waarom?

Een bloeding in het oog, al het oog wit is nu rood, met de iris gespaard. Visus intact, geen sprake van pijn of jeuk.

A

Subconjunctivale bloeding.

Uitleg:

  • Roodheid zit niet tegen de iris aan, dus het hoornvlies is niet beschadigd.
  • Geen conjunctivitis want er is geen branderigheid.

Dit komt vaak voor bij mensen die bloedverdunners slikken. Het gaat vanzelf over.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar past dit bij en waarom?

Blauwe vingertoppen, jeukend, in de winter.

A

Perniones (winterhanden)

Uitleg:
Pathologische reactie van vaten op kou. Binnen blijven en handschoenen aandoen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoeveel vingers zijn aangedaan bij het fenomeen van Raynaud?

A

Meestal maar een paar, 3 ofzo, niet allemaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waar past dit bij en waarom?

Vingers doen pijn in de kou, binnekant van de vingers zijn rood, buitenkant is bruin (permanent).

A

Nicotinevingers

Uitleg:
Komt door vaatspasmen door de nicotine. Stoppen met roken, anders mogelijk amputeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waar past dit bij en waarom?

Pijn in de handen, een vingertop is erg gezwollen.

A

Jicht tofus (knobbel)

Uitleg:

  • Geen trommelstokvingers want er is maar 1 vinger aangedaan.
  • Geen ganglion want dat zit niet op het einde van een vinger.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar past dit bij en waarom?

Één pijnlijke, koude, blauwe teen. Uitgebreide cardiovasculaire VG.

A

Trauma of arteriële embolie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar past dit bij en waarom?

Spontane blauwe vinger, zonder pijn.

A

Achenbach-syndroom (acute blauwe vinger syndroom)

Uitleg: Top van de vinger was niet blauw. Bij een vaatprobleem/trombose was dit juist als eerste blauw geworden. Dit syndroom is niet erg en verdwijnt na 5 dagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar past dit bij en waarom?

Blauwe verkleuring rond de oksel, hals, rug. De verkleuring is weg te vegen.

A

Pseudochromhidrosis.

Uitleg:
Verkleurd zweet door bacteriën op de huid. Antibioticazalf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waar past dit bij en waarom?

Huid rondom de ogen verkleurd en opgezwollen. Rode conjunctiva. Afgevallen vrouuw, warmte-intolerant, tachycardie.

A

Graves-orbitopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waar past dit bij en waarom?

Verheven kleuring op de borstkas en hals. Zwelling is wegdrukbaar.

A

Vena Cava Superior Syndroom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Waar past dit bij en waarom?

Gele, zwellingen op de vinger, hielen, ogen. Patiënt met AP.

A

Xanthomen (bultjes van vet) van familiaire hypercholestrolemie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is shock?

A

Circulatoir falen leidend tot inadequate weefselperfusie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de 3 componenten van shock?

A
  1. Systemische arteriële hypotensie
  2. Klinische tekenen van hypoperfusie
  3. Hyperlacatemie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welke vormen van shock zijn er?

A
  1. Hypovolemische
  2. Cardiogene
  3. Distributieve
  4. Obstructieve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Stel dat shock nog ongedefinieerd is, welk protocol is dan handig om snel een diagnose te kunnen stellen?

A

RUSH-protocol (echografie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is cardiogene shock?

A

Shock door een falende pompfunctie van het hart.

Mogelijke oorzaken: verminderde contractiliteit (myocardischemie, pericarditis), dysritmieën, klepdysfunctie.

Bij verdenking maak je een ECG.

22
Q

Wat zijn tekenen van cardiogene shock?

A

Tekenen van hartfalen:
Oedeem (benen of longen), hoge CVD, dyspoe, orthopnoe.

Ook een drukkend gevoel op de borst en koude en klamme huid kunnen voorkomen.

23
Q

Wat is obstructieve shock?

A

Shock door een mechanische blokkade van de circulatie.

Oorzaken: longembolie (in de bloedbaan), spanningspneumothorax en harttamponade (van buiten dichtdrukken).

24
Q

Wat zijn tekenen van obstructieve shock?

A

Tekenen van longembolie:

Gestuwde halsvenen, pijn op de borst, dyspnue.

25
Q

Wat is pulsus paradoxus?

A

Een daling van de systolische bloeddruk van 10 mmHg bij inademing.

26
Q

Hoe komt pulsus paradoxus tot stand?

A

Bij een harttamponade is het hartzakje gevuld met vocht, waardoor het hart aan de laterale zijde niet meer kan uitzetten.
Bij inademing krijg je meer veneuze return (door negatieve thoracale druk), waardoor er meer bloed in de rechter harthelft zal zitten.
Het rechter ventrikel kan niet lateraal uitzetten en zal nu in de richting van het linker ventrikel, tegen het septum aanduwen. Dit zorgt ervoor dat het linker ventrikel minder kan vullen, waardoor er minder bloed kan worden gepompt naar het lichaam. Hierdoor heb je een lagere systolische bloeddruk.

27
Q

Wat is hypovolemische shock?

A

Shock door een tekort aan effectief circulerend volume.

Oorzaken: anemie, grote bloedingen (bij >30% bloedverlies spreek je van hemorragische shock), plasmaverlies (grote brandwonden) en vochtverlies (dehydratie).

28
Q

Welke 2 fases zijn er te onderscheiden in hypovolemische shock?

A

De gecompenseerde fase; het tekort aan zuurstof wordt gecompenseerd door een betere zuurstof opname van de weefsels

De gedecompenseerde fase; het compensatiemechanisme houdt op en er wordt over gegaan op anaerobe verbranding.

29
Q

Hoeveel stadia zijn er te onderscheiden in hypovolemische shock?

A

4, twee bij elke fase.

30
Q

Wat zijn tekenen van hypovolemische shock?

A

Bleekheid, koude en klamme huid, vertraagde capillairy refill, ingevallen venen, klein verschil tussen systolische en diastolische bloeddruk.

31
Q

Wat is distributieve shock?

A

SHock waarbij de normale verdeling niet meer gehandhaafd kan worden door vasodilatatie.

32
Q

Welke 3 vormen van distributieve shock zijn er?

A
  1. Neurogene shock
  2. Analfylactische shock
  3. Septische shock
33
Q

Leg uit hoe deze 3 vormen zorgen voor (distributieve) shock.

A
  1. Neurogene shock wordt veroorzaakt door het verlies van autonome innervatie van de vaten/het hart.
  2. Analfylactische shock wordt veroorzaakt door een overgevoeligheidsreactie op bepaalde stoffen, waardoor veel vaatverwijdende stoffen vrijkomen.
  3. Septische shock wordt veroorzaakt door een sepsis, waarbij het lichaam als reactie op de bacterie allemaal stoffen gaat produceren die voor een systemische vasodilatatie zorgen.
34
Q

Waaruit bestaat de qSOFA score?

A
  1. Mentale status (GCS <15)
  2. Tachypneu (>22/min)
  3. Systolische Bloeddruk (<100 mmHg)
35
Q

Geef van elke type shock aan hoe je het wil aantonen/uitsluiten.

A

Hypovolemisch = gefocust op bloeding, dus ECHO. Ook stollingstijden meten (INR, PT, APTT)

Cardiogeen = gefocust op het hart, dus ECG.

Obstructief = gefocust op harttamponade en longembolie, dus meten pulsus parodoxus en evt d-dimeer.

Distributief = gefocust op sepsis, dus qSOFA. Ook bradycardie en hypotensie checken voor neurogene shock.

36
Q

Hoe dien je te werk te gaan als je vermoed dat iemand in shock verkeerd? Wat is het stappenplan?

A
  1. Primary assessment; ABCDE, RUSH-protocol, vocht toedienen als je niet te maken hebt met een cardiogene/obstructieve shock.
  2. Reassessment; opnieuw ABCDE als situatie is veranderd, opnieuw RUSH-protocol.
  3. Secondary assessment; (hetero)anamnese, LO, aanvullend onderzoek, ECG, X-thorax, diurese elk uur gemonitord.
  4. Definitieve zorg
37
Q

Resuscitatie dient al te worden gedaan voordat de oorzaak is gevonden. Welke regel moet daarbij worden gehanteerd t.a.v. shock?

A

VIP-regel

Ventilatie (zuurstof geven)
Infuus (vloeistof geven)
Pompfunctie (vasoactieve medicatie)

38
Q

Stel dat je een mogelijke shock-patient mechanisch verntileerd en zijn arteriële bloeddruk ineens sterk daalt, waar wijst dit dan op?

A

Hypovolemische shock

39
Q

Wat zijn de 4 stappen van vocht toedienen?

A
  1. Keuze van vocht
  2. Bepalen snelheid van vochttoediening
  3. Doel bepalen van vochttoediening
  4. Bepalen van veiligheidsgrenzen (uitkijken voor longoedeem)
40
Q

Welke middelen kunnen worden gebruikt om shock tegen te gaan?

A
  1. Vasopressoren; norepifrine
  2. Inotrope middelen; dobutamine of iets wat eindigt op -one
  3. Vasodillatoren; nitraten (verlagen after-load, dus meer cardiac output, zonder extra inspanning van het hart) NB: voorzichtig toedienen.
41
Q

Bij een patiënt in shock is de saturatie van de venen flink gedaald, vaak omdat de weefsels extra veel zuurstof extraheren. Hoezo kan je bij een lage veneuze saturatie dan toch sepsis uitsluiten?

A

Bij septische shock is de veneuze saturatie vaak juist hoger dan normaal, omdat het bloed om de weefsels heen gaat.

42
Q

Waar wijst een rechterasdraai van het hart op?

A

Dat de rechterkant dilateert en harder moet werken. Dit zie je bijvoorbeeld bij een longembolie.

43
Q

Wat is de mortaliteit van iemand in shock die gereanimeerd moet worden?

A

65%

44
Q

Welke reflexen zijn er om de circulatie bij bloedverlies te compenseren?

A
  1. Hoge-druk baroreceptoren (carotiden en aorta)
  2. Lage-druk baroreceptoren (hart en grote vaten)
  3. Perifere chemoreceptoren
  4. Centrale chemoreceptoren
45
Q

Wat is ANP?

A

Een hormoon dat in de atria wordt afgegeven zodra de rekreceptoren daar merken dat er teveel volume is. ANP zorgt dan dat de nier minder natrium heropneemt en dus vocht kwijtraakt.

46
Q

Welke reflexen zijn er om het intravasculaire volume te herstellen?

A
  1. Hervulling van capillairen
  2. Vochtbehoud
  3. Dorst
47
Q

Wat is de eerste en wat is de tweede stap van capillairy hervulling?

A

Stap 1: vocht trekt vanuit het interstitium naar de vaten. Hierdoor krijg je een betere perifere weerstand maar ook hemodilutie.

Stap 2: eiwitten van het interstitium trekken ook naar de vaten vanwege het concentratieverschil

48
Q

Noem 2 vormen van mechanische ondersteuning om de cardiac output te herstellen.

A
  1. Intra-aortale ballonpomp (IABP)

2. Impella

49
Q

Wanneer zou je geen mechanische ondersteuning doen?

A
  • Bij veel atherosclerose
  • Oudere patiënt
  • Te laat behandeld
  • Bewusteloosheid na reanimatie
50
Q

Wat is CVVH?

A

Een veiligere dialyse. Inwendig en 24 uur per dag actief.