Semiologie D'Hoore Flashcards

1
Q

Pre-peritoneal pelvic packing

A

= Kleine snee maken en in het bekken doeken aanbrengen om de bloeding te stoppen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

McBurney punt

A

= 1/3e tussen SIAS en navel - geeft pijn bij appendicitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Syndroom van Chilaiditi

A

= Abnormale positie van het colon: ligt tussen de lever en het diafragma

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Signe du glaçon

A

= Teken bij ascitis: bij impuls op de buikwand wordt de lever door de vloeistof naar achteren geslingerd en keert terug naar voren, waar deze botst tegen de hand van de onderzoeker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Tilt test / Buerger test

A

= Test waarbij je het been van de patiënt op tilt en kijkt wanneer het bleek wordt: vanaf 15-30° hebben we een ischemische patiënt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Teken van Murphy

A

= Wijst op acute cholecystitis (galblaaspijn)

—> Duwen onder het ribbenrooster en vragen aan de patiënt om in te ademen: zal pijn geven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Teken van Rovsing

A

= Wijst op acute appendicitis

—> Diepe palpatie van het linker abdomen lokt intense pijn uit over de rechter fossa iliaca

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Obturator teken

A

= Wijst op appedicitis

—> Patiënt ligt op de rug met knieën gebogen: rotatie van de heup door de knieën naar mediaal en lateraal te bewegen geeft pijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wet van Courvoisier

A

= Bij een pijnloze, vergrote galblaas is er geen spraken van galstenen, maar een tumor in de pancreas of abdomen / obstructie van de galwegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hematemesis

A

= Braken van bloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Alvarado score

A

= Score die wordt gebruikt bij acute appenditis

9 - 10 = hoog risico op appendicitis

7 - 8 = beeldvorming nodig

< 7 = laag risico op appendicitis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

abces

A

tumor, rubor, dolor, calor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

pancreaskoptumor, galblaascarcinoom, duodenum carcinoom

A

niet pijnlijke icterus, grote galblaas bij palpatie: Wet van Courvoisier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gangreen van Fournier

A

snelle progressieve necrotische infectie, koorts, sepsis, sneeuwkraken bij het duwen op zwart plekje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ischemie in buik

A

Belangrijke abdominale pijn (vaak rond navel), weinig klinische bevindingen, later in bloedonderzoek: acidose, lactaat, LDH

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

bloedarmoede

A

bleke huid, bleke conjunctivae

17
Q

icterus

A

gele, huid, gele verkleuring sclera

18
Q

pneumothorax

A

asymmetrische expansie, tachyonen, dyspnee, tirage

19
Q

spanningspneumothorax

A

cyanose, tachycardie, hypotensie

20
Q

hypovolemische shock

A

bleek, vertraagde capillaire refill, ingevallen venen, genepen bp, tachycardie, zwakke pols, klamme extremiteiten

21
Q

septische shock

A

purpura, septische rash, tachycardie, sterke pols, warme extremiteiten, koorts/hypothermie

22
Q

acute cholecystitis

A

teken van Murphy: galblaas palpatie

23
Q

acute appendicitis

A

McBurney punt, Teken van Rovsing, posities/obturator teken

24
Q

ascites

A

signe du glaçon, shifting dullness, caput medusae

25
Q

parietale pijn

A

lokale prikkeling

26
Q

DVT

A

zwelling lidmaat, pijn, oedeem, teken van Homan

27
Q

viscerale pijn

A

dof, slecht gelokaliseerd, rond de midline

28
Q

pijn appendicitis

A

viscerale pijn rond de navel -> pariëtale pijn rechter fossa + vervoerspijn, nausea, subfebrilitas (37,5°C)

29
Q

cirrhotische lever

A

kleine lever, niet palpabel

30
Q

leversteatose

A

regelmatige rand, palpabel

31
Q

levermetastase

A

onregelmatige rand, palpabel

32
Q

plank harde buik

A

peritonitis

33
Q

Sister Mary Joseph nodule

A

palpabele nodule in de navel, vaak een teken van een onderliggende malignitiet.

belangrijk klinisch teken dat duidt op uitzaaiingen in de navelregio via het peritoneum

34
Q

bloedarmoede

A

bleek

35
Q

hypoxie

A

cyanose

36
Q

pols bij vasovagale syncope

A

vertraagd

37
Q

pols bij bloeding

A

versneld