Algemene flashcards

1
Q

Verzorgen wonde (waar op letten?)

A

1) reinigen van de wonde

  • zuiver stromend water of fysiologisch serum
  • mechanische reiniging bij bevuilde wonden (borsteltje en H2O2 met bruisend effect)

2) Ontsmetten met waterige antiseptische oplossing (alcohol te pijnlijk)

  • bloedstelping (druk, afklemmen, elektrocoagulatie,…) opletten bij anti coagulantia
  • debrideren bij necrose (kneus, brand, schotwonde) en verdoving
  • wondhechting (niet bevuild per primam, anders per secundam)

3) Steriel (absorberend verband) bijeengehoudendoor zwachtel of kous

4) Immobilisatie (spalk, gips, watten) en hoogstand (oedeem)

vetverband
netje of jersey kousen
wondzalven
-wondteams
-pijnmedicatie
-tetanusvaccinatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Soorten wonden

A
  • Schotwonde
  • Steekwonde
  • Scheurwonde
  • Schaafwonde
  • Snijwonde
  • Brandwonde
  • Bijtwonde
  • Kneuswonde
  • Vrieswonde
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Antiseptica intacte huid (5)

A
  • Joodalcohol 1%-2%: ontsmetten operatieveld
  • Ethanol-isopprpylalcohol 70%: kleurloos, ontsmetten huid en instrumenten
  • Chloorhexidine 0,5%of 1%: operatieveld indien joofallergie
  • Eosine 2% in alcohol: vochtige huid droog houden
  • Joodinctuur 6,5%: vochtige huid droog houden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Antiseptica slijmvliezen (7)

A
  • Chlooramine: plaatsen blaassonde
  • Chloorhexidine 0,05= brandwonde vader
  • Polyvidone iodium 7,5%
  • HAC (Hospital Antiseptic Concantrate) afwassend
  • H2O2= thermische reactie: bruisend, reinigend
  • eosine 2% in H2O vochtige schaafwonde/brandwonde schoon houden
  • Chloorhexidine 0,2% mondspoeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Heling per primam

A
  • spontaan
  • minimale ontstekingsgraad en littekenvormin
  • goede appositie van de wondranden (kan geholpen worden door hechtingsmateriaal)
  • geen vreemd materiaal, necrose of bijbesmetting

vb snijwonde, chirurgische incisie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Heling per secundam

A
  • spontane wondheling van openstaande wonde
  • stappen: inflammatie (WBC aantrekken en biologische reiniging), granulatie (groei capillairen met endotheel en fibroblasten), epithelialisatie (bedekking huid/slijmvlies door groei vanuit randen)
  • wondretractie: wondopp verkleint
  • meer littekenweefsel (door proliferatie van bindweefsel)

vb na infectie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Heling per tertiam

A
  • intermediare vorm
  • Heling per secundam ->overdreven granulatieweefsel wordt weggesneden of weggekrabd mer curette -> wondranden worden geapproximeerd via uitgestelde wondhechting (sec sutuur) -> zal heling per secundam versnellen
  • wondinfectie -> primaire sutuur opengevallen -> na 10-20d: tertiam
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

De inflamm, excudatieve fase

A
  • duur: 2-3 dagen
  • Wonde vult zich met bloed
  • vormen coagulum (bloedkorst)
  • klassieke symptomen van ontsteking + verhoogde capillaire permeabiliteit (rubor, calor, dolor, tumor, functio leasa)
  • exsudaat met WBC
  • biologische reiniging en evacuatie van klonter door proteolyse en fagocutose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Verlengen van inflammatoire fase

A
  • onderliggende ziekte
  • medicatie
  • vreemd voorwerp
  • necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

verkorten van inflammatoire fase

A
  • adequate excesie, getraumatiseerd of gegedevitalliseerd weefsel met verwijdering van vreemde lichamen
  • aanwenden van atraumatische techniek bij wondbehandeling
  • aangepast sutuur materiaal met minimale weefselreactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Proliferatieve of fibroblastische fase

A
  • duur: 14 dagen
  • granulatieweefsel: korrelig, rood, bloederig door uitgroei van capillairen aan wondoppervlakte
  • collageenvorming
  • verdwijnen van symtomen ontsteking: rood en jeukende wonde
  • stevigheid neemt toe
  • epithelialisatie vanuit wondranden geeft 1 litteken
  • intense celullaire activiteit: toevoer E en bouwmateriaal belangrijk!!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stevigheid wonden tegengaan in fibro fase

A
  • lage partiele zuurstofspanning
  • anemie
  • bestraling
  • hypoproteinemie
  • hoge ouderdom
  • Zink deficientie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Rijpingsfase, diffrentiatiefase, littekenvorming

A
  • duur:maanden
  • herstructurering collageen geeft stevigheid aan ltteken
  • volume litteken neemt af, kleur van rood naar wit
  • vascularisatie daalt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Rijpingsfase tegengaan

A
  • Vitamine C deficientie
  • zeldzame congenitale bindweefselstoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bevorderende factoren wondheling

A
  • lokale warmte
  • lokale rust
  • wondhechting en lokaal verband
  • anabole hormonen, proteinrijke voeding, calorien, verbeteren algemene toestand
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

storende factoren wondheling

A
  • infectie en trombose
  • weefselnecrose
  • residuele holte (drainage)
  • vreemd voorwerp
  • oedeem (hoogstand)
  • wondspanning met verminderde circulatie
  • algemene gezondheidsfactoren (atherosclerose, cachexie, bloedziekten, metabole ziekten, bindweefselziekten, ontstekingsremmers, vitaminen en mineralen tekort)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verwikkelingen wondheling

A
  1. Hypertrofisch litteken
  2. Keloied
  3. Atone wonde
  4. Wonddehiscentie
  5. Kutis-wonde
  6. Wondbreuk of incisionele hernia
  7. wondinfectie
  8. Steek of Naadabces
  9. Sutuurgranuloma
  10. Sinus
  11. Vergroeiingen of briden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hypertrofisch litteken

A

uitzicht: brede wal, jeukend, rood en warm

plaats: binnen oorspronkelijke wonde

incidentie: meer bij vrouwen

oorzaak: tractie op wonde?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Keloied

A

uitzicht: tumorachtige verwoekering

plaats: buiten oorspronkelijke wonde

incidentie: beinvloed door ras, leeftijd, plaats, huidplooien

oorzaak: stoornis in metabolisme collageen,tractie op wonde?

Opm: huidlijnen respecteren, creme of gel, inspuitingen met corticoied preparaat, excisie litteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Atone wonde

A

Oorzaak: door slechte algemene toestand of lokale wondstoornis (stralingsulcera, pseudoartrose als onnderliggende factor, decubitus, ulcus neuroparalyticum na verlamming, sectie zenuw, malum performans pedis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wonddehiscentie

A
  • wondloslating wanneer de sutuur de wondranden niet kunnen bijeenhouden tot voldoende heling
  • oorzaak: vaak infectie, te grote tractie, absorbeerbaar sutuurmateriaal met vroegtijdige afbraak, slechte structuren, slechte knooptechniek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Kutis-wonde

A
  • sub-epidermaal opengaan van wonde na verwijderen van totale naad
  • voorkomen door aanleggen dubbele laag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wondbreuk of incisionele hernia

A
  • partiele interne ruptue van wondlagen, leidt tot uitpuilen van reponeerbaar weefsel (peritoneaal vet, vocht, darmen, longpranchym) al dan niet bedekt met huid
  • Eventratie
  • Evisceratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wondinfectie

A
  • incidentie: 2-5% (afh type ingreep, besmet of niet, viscera geopend of niet)
  • oorzaak: gebruik van niet steriel materiaal, weefseltrauma, natuurlijk of polyfilament sutuurmateriaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Steek of naaldabces

A
  • klein abces met etter op percutane draad
  • minder bij monofilament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Sutuurgranuloma

A
  • Laaggradige infectie als reactie op een draad
  • minder bij monofilament
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Sinus

A
  • Holtevorming in sutuur gevuld met bruinachtig slijmerig granulatieweefsel
  • oorzaak: reactie op achtergebleven niet-resorbeerbar materiaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Vergroeiingen of briden

A
  • vergroeiingen in sereuze holten (peritoneum, pleura)
  • oorzaak; vroegere operaties, trauma, vreemd voorwerp (drain), pleurodese (talc)
  • in de buik: aanleiding tot (sub)obstructieof strangulatie mogelijk van darmen, met necrose en perforatie tot gevolg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Technieken versnelde heling

A
  • huidgreffe
  • huidplastie (Z-plastie)
  • VAC (Vacuum Assisted Closure)
  • Reconstructie mbv weefselflappen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Huidgreffe

A
  • vooral bij brandwonden
  • homologe (lijken) of autologe greffen
  • donorplaats: mbv speciaam mes (dermatoom) partial of full thickness huidgreffe genomen -> op granulerend wonddefect -> wondranden gekleefd of vastgehecht
  • drukverband: vascularisatie
  • oppervlakte greffe vergroten door MESHEN= maken van kleinde huidincisies, elasticiteit en oppervlakte wordt groter
  • donerplaats behandelen als 2e graads brandwonde (spontaan helen + germinatieve laag epiderm)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Huidplastie

A

Wanneer?

  1. wonde die niet primair an gesloten worden omwille van de grote tractie (vinger), toch sluiten door richting van incisie te veranderen)
  2. Bestaand litteken te corrigeren (functioneel of cosmetisch)

Hoe?

-Z vormige incisie-> 2 huidflappen in driehoekvorm aan det egenovergestelde zijde -> 90% rotatie -> minder weefstractie -> geapproximeerd en gehecht

verwikkelingen :

hematoom, infectie, weefeselongelijkheid, huidnecrose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

VAC (vacuum Assisted Closure)

A

Wat?
- gedurende enkele weken continue of intermittente suctie op wonde

Hoe?

  • antiseptisch spoelen en debridement als voorbereiding -> poreuse spons ingebracht in wonde -> hermetisch bedekt met klevende folie -> via zuignapconnectie in folie: continue zuigkracht op wonde dmv vacuumpomp-> wonvocht geziuverd en gedraineerd -> per secundam helen -> secundaire sutuur of huidgreffe bedekt worden
  • verband en sponzen na enkele d veranderen
  • vroeger enkel zkh nu ook thuis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Reconstructie mbv weefselflappen

A
  • bij grote en diepe weefseldefecten
  • Gezond weefsel ergens anders lichaam (=autologe of myocutane flappen) -> goroteerd worden op vaatstelsel of als vrije flap getransplanteerd en verbonden met vaatsteel met bv op receptorplaats moits uitvoeren van micro-anastomosen
  • donorplaats primair gesloten of met huidgreffen
  • plastische of rencunstructieve chirurgen
  • pectoralisflap, latissimus dorsiflap, radialis voorarmflap, TRAM-flap (Transverse Rectus Abdominus Myocutane flap) DIEP-flap (Deep Internal Epigastric Perforator flap)
  • risico necrose door slechte vascularisatie of vaattrombose van micro-anastomose -> flap verloren ->verwijderen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wondhechting: types (7)

A
  • Enkelvoudige hechting
  • Doorlopende hechting (Sujet)
  • Matras hechting (Donati steek, verticale)
  • Algöwer hechting (variant verticale)
  • Intradermo hechting
  • Everterende hechting
  • Inverterende hechting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wondhechting: materiaal

A
  • Hechtingsdraad (Resorbeerbaar, oorspong, structuur, structuur, treksterkte, verpakking, etc)
  • Nietjes (hiud of inwendig)
  • Weefsellijm
  • Steristrips
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wondhechting: basisset

A
  • Naaldvoerder
  • Heften voor mes
  • Dissectieschaar
  • Draadschaar
  • Kleine orthostatische wondspreider
  • Wondhaakjes: Gillies(scherp), Faraboeuf(stomp), Langenbeck (dieper)
  • Musquito klemmetje: rijn
  • Kocher of Leriche klem: zwaarder
  • Knopsonde
  • Gleufsonde
  • Curette
  • Doekklemmen
  • Tampontang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Lokale anesthesie: gevaarlijk

A
  • Geen anesthesist in de buurt
  • kleine marge tussen therapeutisch en toxisch effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

seroom

A

vochtophoping in een holte tussen de weefsels na een operatie

voorkomen door wondopp te draineren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hematoom, trombus

A

bloedophoping

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

surinfectie

A

warme, vochtige voedingsbodem voor bacterien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Lymfecoele

A

Grote lymfevaten zijn doorgesneden, ophopeing lymfevocht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Chyllek / Chyloperitoneum / chylothorax

A

Ductus lymfaticus geraakt in retroperitoneum of mediastinum, kan chyleus (melkachtig) vocht verschijnen of collecteren zodra de patiënt terig vetrijk eet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Voorbereiding en planning ingreep

A
  • Patiëntenbespreking: indicatiestelling

(bv Multidisciplinair Oncologisch Consult)

  • Preoperatieve raadpleging anesthesie overdag of

bezoek anesthesist avond vóór ingreep (co-morbiditeit, extra onderzoeken, medicatie !Anticoagulantia!, risico)

Operatieplanner(OK planner binnen KWS) invullen (dag, zaal, type & duur ingreep, zijde)

Hospitalisatie op heelkundige afdeling

  • dagziekenhuis: ochtend van ingreep
  • verpleegafdeling: 24 à 48 uur vóór ingreep (leren kennen verpleging etc)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Algemene maatregelen ingreep (11)

A

Via de raadpleging anesthesie:
Check
Change
Start
Stop

  • chronische ziekten? (diabetes, AHT, hart-, long-, lever-, nier-)
  • allergiën (AB penicilline, iodium)
  • medicatie: stop bloedverdunners!
  • abusus (nicotine, alcohol, drugs)?
  • concurrente infecties? (urinair - pulmonaal)
  • preop ademhalingskine zo nodig
  • trombose profylaxis: LMW heparine (preop of postop)
  • medicatie: per os naar IV (insuline, steroiden, ..)
  • nil per os vanaf middernacht
  • bloedgroep: packed cells (plasma, bloedplaatjes) bestellen
  • pacemaker aanwezig? omzetten ritme nodig
  • antibiotica profylaxis (meestal pas bij inductie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Lokale maatregelen (7)

A

De avond voor of de ochtend van de ingreep:

  • operatiezijde aanduiden met stift ! lateralisatie (arm - been etc)
  • locale hygiene (wassen OP veld; evt ontsmettend bad)
  • ontharen (scheermesje, creme)
  • lavement (fleet - laxativum) bij abdominale ingrepen!
  • identificatiebandje aandoen aan contralaterale zijde
  • juwelen / orthesen uitdoen
  • alle klederen uit en operatiehemdje aandoen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

kledij in OK (7)

A
  • Geen juwelen (kleedkastje)
  • Identificatiebadge
  • Hemdje en broek
  • Aangepast schoeisel
  • Muts en masker
  • Dosimeter - Loden short
  • Laminaire flow (koud)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Chirurg + assistent

A

steriel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Anesthesist + assistent

A

niet steriel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Operetieverpleegkundige

A

voor de operatie wassen en steriel omkleden

instrumenttafel klaar maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

anesthesist verpleegkundige

A

Aangeven materiaal anesthesist om pt te intuberen en onder narcose

  • niet overal aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Omloopverpleegkundige

A

niet wassen en niet steriel

beschrikbaar om bijkomen materiaal aan te leveren en steriel te geven aan operatie verpleegkundige

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Hulpverpleegkundige

A

meerdere taken: wegbrengen stalen naar labo, bloed en plasmazakjes ophalen, medicatie en materiaal aanvullen, wegwerpmateriaal wegbrengen, instrumenten afwassen en klaarmaken voor sterilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

PAZA-verpleegkundige

A

Posth anesthesie zorgen afdeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Perfusionist

A

Bediening van perfusietoestel (kunsthart of ECMO)

bijkomende opleiding, autonoom, veel verantwoordelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Biotechnieker

A

Onderhoud van alle biomedisch en biotechnisch materiaal

oproepbaar indien toetsel niet werkt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Radiotechniekers

A

Onder dienst radiologie

bedienen RX apparatuur of fluoroscopietoestel

hybride ingrepen!!!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Onthaalmedewerkers

A

Identiteit patiënt controleren bij onthaal en vertrek uit OK

administratieve formulieren invullen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

administratief medewerker

A

verwerken rekeningbladen chirurgische en anesthesiologische prestaties

inkomen ziekenhuis afhankelijk van hun accuraatheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Poetsdienst

A

Poetsen en ontsmetten tussen operaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Verblijf in het OK: stappen

A

1/ Onthaal van de patiënt
- door onthaalmedewerker0
- via vpl van afdeling naar centrale patiëntenvervoer naar OK in bed liggend
- operatiehemd aan en muts
-SIGN IN: eerste controle naam en type ingreep

2/Voorbereidingsruimte
- vaak via een sas (versassen pt)
- perifeer infuus geprikt voor vochttoediening voor ingreep of pijncontrole)
- mogelijk ok al locoregionale anesthesie geprikt door anesthesist

3/Operatiezaal
- naar operatiekern
- tweede controle door omloopvpk en anesthsist
- inductie van narcose
- derde controle (time-out)

4/Ontwaakruimte
- monitoring vutale parameters en bloed/vocht
- soms overnachten bij majeure inrepen onder toezicht anesthesist

5/Hospitalisatieafdeling
- transport via bed naar afdeling
- overdracht door PAZA vpk: medische toestand (SIGN OUT)
- anesthesist overdrachtsnota aan verantwoordelijke arts op afdeling

6/Intensieve Zorgenafdeling
- pt in kritische toestand

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

Versassen

A

Gefilterde overdrukventilatie in voorbereidingsruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Operatieve ingreep: stappen (18)

A
  • sign-in (administratieve controle door omloopverpleegkundige)
  • overstappen van bed naar operatietafel (patient zelf)
  • narcose en monitoring (anesthesist) “prikken (4 soorten kathers, arteriele katheter onder LA)
  • installeren van patient (chirurg) (cave druknecrose (doorligwondes) bij lange ingreep!)
  • instrumententafel klaarmaken (verpleegkundige “instrumentiste”) kocher tafel boven benen pt, afgesproken richting
  • steriel wassen en aankleden
  • operatieveld ontsmetten en steriel afdekken / Bair Hugger
  • time-out (laatste controle: identiteit/zijde/AB/bloed/instrumenten)
  • ingreep zelf (vanaf incisie tot sluiten huid)
  • time-out (controle vóór sluiten wonde: compressen/instrumenten)
  • postoperatief verband maken
  • uit narcose halen
  • Rx opnamen ter controle (lidmaat, abdomen, thorax)
  • patient “verbedden” (mankracht - cave drains/infuus - roll aid)
  • sign-out (briefing verpleegkundigen over de uitgevoerde ingreep)
  • Administratie van de ingreep, formulieren etc
    -indructies opschrijven preop beleid
    -Inlichting naaste familie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Time-out

A
  1. Voor de ingreep: laatste controle: naam pt en operatiezijde! materiaal en benodigdheden aanwezig, toediening antibiotica en anesthesie

onder leiding van chirurg

  1. Voor sluiten van de wonde: controle (telling) van instrumenten en doeken/kompressen

onder leiding van vpk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Bijzondere materialen

A
  • Diathermie
  • Harmonic scalpel
  • EBVS
  • laser
  • aspiratietoestel
  • cell saver
  • operatiemicroscoop
  • mobiel rontgenapparaat
  • C-arm (CT scan)
  • Hart-longmachine
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Diathermie = elektrische bistouri = “Bovie”

A
  • meest gebruikt apparaat dat coaguleert of snijdt door een hoog elektrische stroom doorheen het lichaam vd patiënt
  • Monopolaire: tweede pool/plaat onder patiënt aangebracht of gekleefd (plakplaat)
  • Bipolair: (bv pincet) stroom doorlopen wanneer polen tegen elkaar worden gezet
  • voordeel: weefsels lokaal verschroeid -> coagulerend effect

!!!! brandwonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Harmonische scalpel

A
  • Energiebron die hoog frequente trillingen genereert tussen 2 polen -> weefsel openbreekt tgv lokale hitte en proteinedenaturatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

EBVS (elektrothermale bipolaire vessel sealing)

A
  • energiebron die elektromagnetische trillingen veroorzaakt tussen 2 polen -> hitte en weefselafbraak
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Laserstralen

A

weefsel doorsnijden

  • verschillende types
  • voornamelijk doorsnijden van parenchym (lever, long)
  • Nd, YAG laser en CO laser
  • bril tijdens gebruik ter bescherming van de ogen!
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Zuigleiding op aspiratetoestel

A
  • Bij operatie grote hoeveelheid, lichaamsvocht, spoelvocht in operatieveld
  • aangesloten op grote opvangbeker
  • bij multi orgaan procedure: meerdere bekers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Cell saver

A
  • bij veel bloedverlies
  • bloed met zuiger opgevangen met ingebouwde filters (cell saver)

-> bloed wordt gecentrifugeerd en RBC worden gewassen en geisoleerd -> autologe bloedtransfusie -> minder transfusie met donorbloed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Operatiemicroscopen

A
  • voor sommige ingrepen (heelkundig en neurochirurg)
  • vergroting hebben van het operatieveld -> beter detailbeeld
72
Q

Hybride ingrepen

A
  • plaatsen endoprothese, percutane hartkleppen
  • CT scan gebruikt peroperatieve doorsneden

-> speciaal röntgentoesten nodig (C-arm)

73
Q

Videoscopische chirurgie

A

=minimale invasieve chirurgie

  • “endoscopische”
  • “videoscopisch geassisteerde”

“sleutelgat”

SPL: single port laparoscopy

  • NOTES: Natural Orifice Translumenal Endoscopic Surgery
74
Q

Endoscopische chirurgie

A
  • laparoscopie
  • thoracosopie
  • cytoscopie
  • arthroscopie
75
Q

Voordelen van endoscopische ingrepen

A
  • minder pijn, minder inflammatie
  • sneller herstel van orgaanfunctie
  • kortere ziekenhuisopname
  • sneller herstel dagelijkse activiteiten
  • cosmetisch beter
76
Q

Verschillen endoscopisch vs open

A
  • kleinere incisies
  • geen wondspreiding
  • caviteit vergroten:

continue spoeling (arthroscopie), CO2 insufflatie (laparoscopie), dubbel lumen tube: collaps long (thoracoscopie)

77
Q

kleine toegangspoort

A

Trocar

78
Q

Speciale chirurgische instrumenten die meer verlengd en gebogen zijn

A

Endo-instrumenten (endo-schaar, endo-naaldvoerder etc.)

79
Q

Apparatuur voor videoscopie

A
  • camera
  • optiek
  • lichtbron
  • lichtkabel
  • monitor
80
Q

Intra-operatieve implicaties bij endoscopische ingreep

A
  • laparoscopie: perforatie bloedvat (aorta, cava), perforatie darm, mediastinaal of subcutaan emfyseem
  • Thoracoscopie: perforatie bloedvat (a/v pulmonalis), parenchymlek, spannings-pneumothorax, subcutaan emfyseem
  • arthroscopie: logesyndroom
81
Q

Postoperatieve potentiële complicaties bij endoscopische ingreep

A
  • nabloeding
  • infectie
  • incisionele hernia doorheen poort-openinh
82
Q

ROBOT geassocieerde ingrepen

A
  • chirurg(niet steriel) aan console op afstand
  • 3-4armen (instrumenten) ingreep op afstand uitgevoerd
  • assistent + verpleegkundige steriel!!
83
Q

Voordelen ROBOT geassocieerde ingrepen

A
  • fijne rotatiebewegingen -> kleine ruimte
  • beeld wordt vergroot 3D
84
Q

Nadelen ROBOT geassocieerde ingrepen

A
  • lage opstellingstijd
  • geen tactiele feedback
  • “snelle” open ingrepen niet mogelijk
85
Q

Chirurgische toegangswegen

A
  • Locomotorisch
  • Abdomen
  • Thorax
  • Gelaat, hals, schedel (NKO, mond-, kaak-, aangezicht)
86
Q

Normaal postoperatief verblijf

A
  • ontwaakruimte
  • heelkundige afdeling
  • intensieve zorgafdeling
  • Medium Care
87
Q

Ontwaakruimte: functie

A
  • pijnbestrijding
  • monitoring (T°, pols, BD, AH, sat, bewustzijn, urine)
  • postoperatief verlies (bloed, vocht via drains)
  • verbandcontrole/-wissel
88
Q

Heelkundige afdeling: functie

A
  • stabiele patienten
  • dagelijkse parameters & vochtbalansen (IN/UIT)
  • wondcontrole/-verzorging
  • mobilisatie
  • kinesitherapie
89
Q

Intensieve Zorgenafdeling (ITE-ICU)

A
  • bij majeure ingrepen (transplantaties, hart-, longoperaties)
  • bij risico patienten (cardiopulmonaal)
  • bij ernstige verwikkelingen (shock, sepsis, beademing)
90
Q

Medium Care (step down unit)

A
  • na ontslag ITE
  • niet-invassieve support
  • intensieve monitoring
91
Q

Dagelijkse zaalronde

A
  • ’s morgens 8u/ ‘s avonds 17-18u
  • controle parameters + gericht KO + medicatie
  • aanvragen post-op onderzoeken
  • overdracht van problemen
  • ontslagbeleid
92
Q

Frequente medische problemen (8)

A
  • Dyspnee
  • Ritmestoornissen
  • Hyper/Hypotensie
  • Angor
  • Cirulatoire collaps
  • Oligurie/anurie
  • Metabole/endocriene ontregeling
  • Verwardheid/verminderd bewustzijn
93
Q

Frequente Heelkundige problemen (10)

A
  • Pijn
  • Bloeding
  • Wondprobleem
  • Koorts
  • Nausea / Braken (PONV)
  • Ileus
  • Obstipatie
  • Acute maagdilatatie
  • Diepe veneuze trombose
  • Decubitus
94
Q

Pijn: oorzaken

A
  • Incisie zelf of tractie op de wonde
  • infectie/ inflammatie van de wonde
  • Abdominale pijnen (5)
  • Thoracale pijnen(7)
  • Pijn in de ledematen door ischemie
  • pijn door dysfunctie van locoregionale of IV anesthesie of malabsorptie orale analgetica
95
Q

Bloeding: oorzaken

A
  • Heelkundige oorzaken:

primair; reactioneel, secundair (stolling=normaal)
Beh: heringrijpen afh van debiet en toestand

  • Stollingsstoornissen

primair, secundair, speciale vorm (PT of aPTT= gestoord)
beh prim of sec: correctie onderliggende stollingsstoornis
beh speciaal: aanpak onderliggende aandoening + toedienen van fibrinogeen + heparinisatie in lagen dosis

96
Q

inwendige bloeding: lokale symptomen

A
  • opzwellen aangetaste regio
  • verminderde functie van orgaan

Opm: beeldvoroming kan helpen

97
Q

Uitwendige bloeding: lokale symptomen

A
  • aanwezigheid van bloed in de leiding van drain of redon (debiet opvolgen)
  • verbanden regelmatig verversen (compressen wegen)
98
Q

Beperkte of trage bloeding: algemene symptomen

A

door refelctoire compensatiemechanismen

  • lichte tachycardie
  • hypotensie
99
Q

Majeure of plotse bloeding: algemene symptomen

A

HYPOVOLEMISCHE SHOCK

  • rusteloosheid
  • verminderd bewustzijn
  • bleekheid
  • klamheid
  • koud zweet
  • tachycardie
  • hypotensie
  • lage CVD
  • tachypnee
  • anurie
100
Q

Vroegtijdige diagnose van bloeding

A
  • Alle bloed en bloedklonters worden verwijderd en wond gespoeld met warm fysiologisch serum
  • Herstellen van circulerend volume met vervangproducten (trage of snelle IV toediening)
  • herstellen van O2 transportcapaciteit door extra 02 toe te dienen en hemoglobine te corrigeren tot 10% (betere oxygenatie van bedriegde organen)
  • corrigeren van eventuele stollingsstoornissen
  • opvolgen van het uitwenidg bloedverlies
  • Opvolgen van vitale parameters: BD, HR, HF, O2 saturatie en vullingstoestand (succes ingestelde beh
101
Q

Behandeling van Hypovolemische shock

A
  • Alle bloed en bloedklonters worden verwijderd en wond gespoeld met warm fysiologisch serum
  • Herstellen van circulerend volume met vervangproducten (trage of snelle IV toediening)
  • herstellen van O2 transportcapaciteit door extra 02 toe te dienen en hemoglobine te corrigeren tot 10% (betere oxygenatie van bedriegde organen)
  • corrigeren van eventuele stollingsstoornissen
  • opvolgen van het uitwenidg bloedverlies
  • Opvolgen van vitale parameters: BD, HR, HF, O2 saturatie en vullingstoestand (succes ingestelde beh
102
Q

Corrigeren circulerend volume

A

!!Afh van hoeveelheid en snelheid bloedverlies en voorraad!!

1/ bloedderivaten

  • SOPP= stabiele oplossing plasma proteinen
  • FFP= fresh frozen plasma dat albumine, stollingsfactoren en RBC bevat
  • Packed Cells=geconcentreerde hoeveelheid RBC

OPM: Cell saver: autologe bloedtransufsie

2/ Plasma expanders !!Anafylactische schock of nierproblemen

  • Cristaloiden of colloiden: hoge oncotische druk: vocht uit initerstitium naar plasma

vb: gelatine of polysacchariden

103
Q

Wondverwikkeling: soorten

A
  • Droge wonde (steriel verband)
  • Vochtige wonde (absorberend verband) door: bloed, sereus vocht, pus, vetnecrose of blaren
  • Wondloslating (=wonddehiscentie) door techinsche fout, mechanische fout, surinfectie of metabole factoren

OPM: Eventratie vs evisceratie (beh: synthetiscehe protese)

104
Q

Koorts: oorzaken (9)

A
  • Wondinfectie
  • Abcesvorming
  • Aspiratiepneumonie
  • Atelectase
  • Bronchopneumonie
  • Urinaire infectie
  • Septicemie
  • oppervlakkige thromboflebitis
  • DVT: longembolen
105
Q

Koorts door wondinfectie

A
  • na 5-7dagen
  • inspecteer dagelijks de wonde op vocht of etterverlies

Beh: (2x dagelijks) enkele huidhechtingen losmaken -> etter draineren + antiseptisch spoelen en reinigen -> incisie vullen met steriel gaas of wiek gedrenkt in aseptisch oplossing

-> zuivere granulerende wondbodem -> 10d: secundaire sutur (heling per teriam)

AB indien infectie uitbreidt in omgeving (cellulitis, lymfangitis)

106
Q

Koorts door Abcesvorming

A
  • in piekmomenten (39-40°)
  • lokale etter opstapeling tgv infectie binnenin (bv lekkage darmsutuur -> peritoneaal empyeem, lekkage bronchusstomp -> pleuraal empyeem)

Beh: beeldvorming om te lokaliseren en percutaan draineren

107
Q

Koorts door (micro)aspiratie

A
  • door speeksel, drank voedsel dooreen stemspleet tot in de longen van patient die niet goed kan slikken door postop maagsondage

-> aspiatiepneumonie

  • vaak rechter onderkwab (anatomie)
  • vooral bij jonge kinderen of bejaarden, minder bewuste of psychiatrische pt’en, slikstoornisse, stembandproblemen, hoge GI obstructie met maagdilatatie)

Beh: AB + oorzakelijk op uitlokkende factor

108
Q

Koorts door Atelectase

A
  • pt durft niet doorademen na abdominale of thoracale ingreep

-> retentie secreties en sputum

->obstructie van kleine LW

-> atelectase van achterliggende longgebieden

Beh ademhalings kinesistherapie

109
Q

Koorts door Bronchopneumonie

A
  • evolutie van atelectase

Beh: postop

  • goede pijnbestrijding (morfinomimetica via PCEA of PCIA),
  • snel uit bed en naast bed mobilisatie,
  • AH kine therapie
  • bij onvoldoene sputum zelf ophoesten: actieve suctie mbv nasotracheale sonde, bronchoscopisch toulet of postop ingebracte minitracheostomie katheter
  • AB voor pneumonie
110
Q

Koorts door urinaire infectie

A
  • meerdere dagen blaassonde
  • vaker bij vrouwen dan mannen omwille van kortere urethra

Diagnose: rechtstreeks onderzoek urine op bacterien of urinekweek

OPM: opstijgende blaasinfectie!! en pyelonefritis

Beh: AB, aanw blaassonage verwijderen

indien niet zelfstandig wateren: percutane suprapubische sonde onder LA

111
Q

Koorts door Bacteriemie/Septicemie

A
  • enkele weken een DVC of onderhuis IV poortkatheters (postop chemotherapie)
  • infectie bloedbaan met bacterie (vaak S. Aureus)met risico op optreden distributieve, septische shock (septicemie)
  • hoge koortspieken en trillingen

Diagnose: bloedstaal voor bloedkweek+ empirisch AB

Beh: Aanwezige katherer verwijderen (en ergens anders plaatsen) + correcte AB

preventie: goed aan de huid kleven van katheter

112
Q

Koorts door oppervlakkige thromboflebitis

A
  • Oppervlakkig infuus: dagelijke toediening medicatie die irriterend is voor opp veneus stelsel (AB)

Beh: katheter verwijderen en herprikken (goed fixeren!!)

113
Q

PONV (Postop nausea and vomiting)

A
  • na ingreep algemene anesthesie
  • meestal door toegediende anesthetica bij narcose
  • soms door toegediende pijnstilling (PCEA, PCIA? transermaal) opb opiaten(Morfine, Tramadol etc)

Beh: anti emimetica, overschakelijen andere analgetica of antiflogistica

  • soms door GI probleem: Maagdilatatie, GI obstructie of paralyse

Beh: inbrengen sonde (Cantorsonde, maagsonde,..) om GI secreties te draineren

OPM: !! verliezen veel vocht !! dus dagelijks elektrolyten opvolgen en corrigeren + H2 recantagonist (cimetidine) of PPI (omeprazole) toevoegen om maagzuur te neutraliseren

114
Q

Postoperatieve ileus; algemeen

A
  • Na grote ingrepen (vooral abdominal)
  • weinig darmperistaltiek -> geen stoelgang en flatus (>4d) = postop ileus
  • Beeldvorming2 vormen: paralytische ileus en mechanische ileus
  • enkel IV gevoed (wel mondspoeling en kauwgom) met risico van septicemie en leverstoornissen door totale parteterale nutritie
115
Q

Paralytische ileus

A
  • Darmen=paralytisch: “wind”stil bij auscultatie
  • buik zwelt op van alle darmen met maag-darm secreties

Beh:

  • consevratief door afwachten + darmen decomprimeren mbv maag- of duodenale sonde in suctie of rectale sonde voor gasophoping in colon
  • soms parasympaticomimeticum of prokineticum -> cholinerge motorneuronen stimuleren

OPM: bij gebruik van epidurale pijnkatheter voor >5d: reflectoire paralytische ileus mogelijk door inhiberende invloed van morfinomimetica op de darmperistaltiek

116
Q

Mechanische ileus

A
  • mechanisch probleem in verloop tractus (bride, invaginatie, herniatie) -> belet peristaltiek van darmen

-> vocht en stoelgang opstapelen proximaal van obstructie met uitzetting terwijl distaal darmen leeg bljiven

  • opgezette biuk, hevige pijnkrampen, rommelingen (Borborygmi) en plasgeruisen (clangor) bij auscultatie

Beh:

  • decompressie van de darmen door plaatsen gastroduodendale katheter
  • soms cantorsonde mbv kwikzakje aan uiteinde door de peristaltiek laten afzakken tot op niveau van obstructie om darm te decomprimeren en darmwand te laten ontzwellen -> sonde aangesloten op zuigpomp (Gomco pomp)
  • soms heringreep nodig om obstructie op te heffen (1e week of na 6weken door afname peritoneale inflamm)
117
Q

Acute maagdilatatie

A
  • na ingreep rond de maag of stress stituaties (trauma coma en bevalling)
  • uitgezette maag: liters vocht

-> kleine mucosale erosies met bloeding mogelijk (maagvocht donkerbruin tot zwart)

Symp

  • hik (singultus) braken van koffiebezinksel

RX/ dilateerde maag

Beh: aanpakken onderliggend probleem

  • nuchtere patient
  • parenteraal gevoel tot maag gecompenseerd is (maagsonde)
  • eletrolyten opvlgen (!!HypoK)

OPM: plaatsen maagsondage -> veel vocht draineren -> grote volumes vocht verliezen -> minder circulerendvolume -> hypovolemische shock (tachycardie, hypotensie, dehydratatie)

118
Q

Obstipatie: normale porstop oorzaken

A
  • nuchter daags voor ingreep + vaak restenarm dieet of evacuerend lavement
  • darmperistaltiek verminderd door bedlegerigheid of aanwezigheid van en epidurale pijnkatheter met reflectoire paralytisce ileus
119
Q

Obstipatie: abdnormale postop oorzaken

A
  • RX abdomen: veel faecaal residu

Beh:

  • PPP: faecaloiden opsporen, manueel vngerling evacueren
  • Plaatsen rectale sonde: verlichten gasophoping in distale colon
  • Laxativa (glycerine zetpillen, minerale oli_en, dulcolax)
  • drinken van liters zout water
120
Q

DVT: pathogenese

A

TRIADE VAN VIRCHOW

  1. Optreden verminderde flow of stase id venen omwille van bedlegerigheid
  2. Verhoogde coagulabiliteit in bloed (bv oncologisch)
  3. Lokale beschadiging van intima van bloedvat (bv varices operatie, gebruik van perioperatieve knelband)
121
Q

DVT: verwikkelingen

A
  • veneus embool (bloedklonder in diepe veneuze systeem loskomen en wegschieten in bloedbaan)

-> VCI -> RA -> RV -> a pulmonalis -> longcirculatie ->

  • longembool

sympt: kortademigheid door gestoorde perfusie, cor pulmonale, pulmonale arteriele hypertensie, infarctisering bepaalde longgebieden met surinfectie of pleuraal empyeemvorming

  • Zadelembool: truncus pulmonalis opgestop met verse bloedklonter -> RH decompensatie, obstructieve shock

Beh:

  • Selectieve intraveneuze trombolyse
  • dringende hartoperatie onder cardiopulmonale bypass: klonters manueel verwijderen uit trunctus pulmonalis: Trendelenburg operatie (indien vorige nt mogelijk)
  • filter/paraplu in VCI gebracht bij recidiverende longembolen
  • Paradoxaal embool= veneus emool in Li bloedsomloop (bij persisterende verbnding Re en Li hartd bv ASD) -> LA -> LV -> aorta ascendens naar hersenen-> cerebrovasculair accident (CVA)

-> verlamming

  • Chronisch post trombolytisch syndroom
122
Q

DVT: voorkeur

A

Onderste ledematen (bedlegerigeheid)

  • kuit (v poplitea)
  • dij (v femoralis/iliaca)
  • Pelvis (VCI)

Soms bovenste ledematen door aanw catheter etc -> klonter rond vreemd voorwerp -> veneuze afvoer BL minder -> DVT

123
Q

DVT: incidentie

A

Incidentie:

  • afhankelijk van type chirurgie (orthopedie)
  • risicofactoren patient (zie verder)

~ diagnostische test (duplex, flebografie)

~ preventieve maatregelen

124
Q

DVT: preventie

A
  • steunkousen (varices)
  • hoogstand onderste ledematen
  • vroegtijdige mobilisatie
  • pneumatische kuitcompressie (boots)
  • LMW heparine Clexane® 20-60 mg sc/d tot ontslag (+ 3 w)
  • anti-aggregantia trombocytose Asaflow®
125
Q

DVT: risicofactoren

A
  • Langdurige ingrepen
  • Leeftijd (>40j)
  • Obesitas
  • Varices
  • Trombo-embolische antecedenten: MI, VKF, CVA
  • Bloedziekten: polycythaemie, trombocytose (> 600.000/mm3)
  • Oestrogenen: zwangerschap - pil
  • Heupoperaties - pelvisingrepen
  • Maligniteit
  • Erfelijke deficiëntie coagulatieinhibitoren: AT-III, protein C of S
126
Q

DVT: symptomen

A

Algemeen: tachycardie - lichte koorts

Lokaal:

  • (druk)pijn over de vene
  • zwelling lidmaat: (lintmeter)
  • kuit: vena poplitea: teken van Homan positief
  • been: vena femoralis - iliaca
  • arm: vena axillaris
127
Q

DVT: diagnose

A
  • klinisch vermoeden niet voldoende voor langdurige anticoagulantia
  • duplex echografie
  • D-dimeren > 500 ng/ml
128
Q

DVT: behandeling

A

Starten bij klinisch vermoeden + confirmatie Technisch Onderzoek
- !!!!!cave contraindicatie (bloeding, zwangerschap, ulcus)
- bepaal vooraf & volg dagelijks stollingstesten: PT, aPTT, PTT

Startbehandeling
- heparine 5.000 of 10.000 U IV bolus + 15-20U/kg/u IV
- LMW heparine (Clexane® 1mg/kg/12 uur - Fraxiparine®)
- dosis aanpassen tot aPTT 1,5 à 2 x verlengd (60-100 sec)

Onderhoudsbehandeling (voldoende technisch bewijs)
- coumarine /warfarine derivaten 3-6 m (Marcoumar®, Marevan®)
- opstartdosis bv Marcoumar® PT nl: 5 d1 - 3 d2 - 2 d3
- onderhoudsdosis: bv Marcoumar® 0.5-1,5/d volgens PT
- 2,5 x normale PT of INR (LMW-heparine zolang doorgeven)
- antidotum: vit K1 (Konakion® IV) (traag) of FFP (snel)
- NOAC 3-6 m (Pradaxa®, Eliquis®, Xarelto®)

Bedrust en Hoogstand lidmaat tot ontzwelling
Mobilisatie nadien met elastische kous

Pijn: analgetica

129
Q

Decubitus

A

Druknecrose op voorbestemde plaats
Langdurige bedlegerigheid
Onvoldoende nursing (wisselhouding)

Voorbeschikte plaatsen:
- sacrum 45%
- hiel 22%
- achterhoofd, schouderblad, heup, zitbeen

Etiologie:
1) druk (wrijven en schuiven)
2) vochtigheid (zweet, urine, faeces)
3) anemie
4) ondervoeding
5) lokaal trauma
6) gevoelloosheid (CVA)

130
Q

Decubitus: stadia

A
  • niet-wegdrukbaar erytheem
  • blaar
  • oppervlakkige - diepe necrose - ulcus
  • surinfectie
131
Q

Decubitus: behandeling

A
  • mobiliseer patient / wisselhouding! / waterbed
  • vermijd locale druk (hielbeschermers)
  • massage van omgevende huid
  • huid droog houden (eosine)
  • bij uitbreidende infectie: AB IV
  • bij afwezige spontane heling (atone wonde): excisie en rotatieflap
132
Q

Specifieke heelkundige verwikkelingen

A
  • Orthopedisch / Traumatologisch
  • Abdominaal
  • Thoracaal
  • Cardiaal
  • Vasculair
  • Urologisch
  • Plastische
133
Q

Infectie

A

Vorm van ontsteking
Aspecifieke reactie op schadelijke prikkel
prikkel:
- fysisch (scherp - stomp trauma)

  • chemisch (speeksel - maag/pancreassap)
  • thermisch (brandwonde)
  • bacterieel (appendicitis)
134
Q

Ontsteking

A

veroorzaakt door specifiek organisme

  • bacterie (abces)
  • virus (zona)
  • schimmel (intertrigo)
135
Q

Ontsteking: lokale symptomen

A

1/ verhoogde capillaire permeabiliteit

  • grote eiwitten (albumine, globuline, fibrinogeen)
  • granulocyten
  • monocyten

2/ verhoogde lokale bloeddoorstroming

136
Q

Ontsteking: Uitwendige symptomen

A
  • RUBOR (rode huidverkleuring ~ bloed)
  • CALOR (hogere huidtemperatuur ~ bloed)
  • DOLOR (pijn overdruk ~ inflammatoire mediatoren)
  • TUMOR (zwelling ~ exsudaat)
  • FUNCTIOLAESA (functieverlies door pijn & zwelling)
137
Q

CALOR EN DOLOR: kenmerken

A
  • enkel zichtbaar wanneer infectie uitwendig aanwezig
  • niet zichtbaar bij diepe infectie (bv appendicitis, empyeem)
  • soms breekt infectie door naar buiten (“necessitans”)
138
Q

FUNCTIOLEASA: kenmerken

A
  • gewricht: beperkte / pijnlijke mobiliteit
  • peritoneum: beperkte darmperistaltiek (“peritonitis”)
  • pleura: pijnlijke ademhalingsbeweging (“pleuritis”)
139
Q

Afkapseling

A

=begrensde flegmone

  • natuurlijke verdediging
  • infiltraat microbacterien
  • mechanische barriere tegen verspreiding
140
Q

Abcesvorming

A
  • proteolytische enzymen vrij: weefsels afbreken
  • pusvorming met leucocyten, bacterien, necrotisch weefsel
  • abceswand rond etter
  • erg pijnlijk bij lokale druk en vocht fluctueert bij bimanuele palpatie
  • perforatie naar huid of holte
  • openbarsten abces en draineren) zonder chirurgische tussenkomst (ubi pus, ubi evacua)
  • niet voorafbestaande holte na evacuatie
  • holte verder opnieuw sluiten door wondheling
141
Q

Ontsteking: algemene symptomen

A
  • koorts
  • metabole afwijkingen
  • oedeem: verhoogde capillaire permeabiliteit
  • verhoogd zuurstofverbruik
  • SIRS: systemisch inflammatoir respons syndroom
  • orgaandysfunctie (single orgaanfalen of multiple)
  • sepsi
  • overlijden
142
Q

Ontsteking: diagnose

A

lokale en systemische symptomen
~ juiste lokalisatie

~ verspreiding

~ snelheid

bacteriologisch onderzoek
pus
weefselvocht
punctievocht
gram kleuring (snel onderzoek)
bacteriele kweek (antibiogram)
beeldvorming:
echo - CT - MRI - whole body isotopen scan

143
Q

Acute infectie:

A
  • duur: na verloop van uren tot enkele dagen
  • acuut → chronisch: onderhoudsfactor
    corpus alienum (splinter, implantaat), dood weefsel (botsequester)
  • kan heropflakkeren of superinfecte optreden door verminderde immuniteit
  • meestal geneziging zonder opmerkelijke uitwendige littekens
144
Q

Chronische infectie

A
  • duur: kan maanden tot jaren duren
  • “latente” organismen ~ chronisch infectie (mycobacterien tuberculosis - treponema pallidum, schimmels (actinomyces), ulcera, sinussen, fistels, gerichte antibiotica (tuberculostatica, penicilline)
  • Leidt meer tot ontsteing en fibrose -> littekenvorming -> diffusie van O2 en AB verminderen
  • vaak granuloomvorming met centrale necrose (bv kaasnecrose TBC)
  • ulcus defect in epidermis, epitheel en endotheel (Majolin ulcus: maligne degeneratie)
  • sinus: verbinding infectiehaard naar huid
  • fistel :verbinding tussen 2 holten of holte-huid
145
Q

Koud abces

A
  • Blauwrood van kleir
  • bij granuloomvorming met centrale necrose, kaasnecrose bij TBC
  • zeldzaam
146
Q

Infectie: Behandeling

A
  • ontsmetten huid/wonde antiseptische middelen
  • antibiotica ~ type en oorzaak (antibiogram)
  • expectatief bij beginnende ontsteking (flegmone): warmte abcessen kunnen rijping bevorderen
  • abcesvorming: drainage! (incisie na bevriezen met vloeibaar stikstof / punctie (echo/CT))
  • resectie ziek orgaan (appendix, galblaas, sigmoid)
  • infectieoorzaak opruimen (bv vreemd lichaam)
  • rust van ziek orgaan

spalk lidmaat

bedrust

NPO - TPN - maagsonde

147
Q

Infecties met heelkundige aandacht of behandeling (8)

A
  • Empyeem
  • Flegmone / Cellulitis
  • Lymfangitis / Lymfadenitis
  • Gangreen
  • Necrotiserende fasciitis
  • Septisch Embool
  • Fistula
  • Sinus
148
Q

Empyeem

A
  • Pusvorming in reeds bestaande holte (galblaas, pleurra, peritoneum)
  • 3 stadia: exsudatief (ophoping vocht en exsudaat)- fibrineus (vorming fibrine en etter) - georganiseerd (vorming fibrolitisch litteken rond organen, ftie vermindering mogelijk)

–>

Verdediging: compartimentalisatie/ afkamseling (fibreuze tussenschotten)

–>

soms doorbraak huid op plaatsen met minste weerstand (intercostaalruimte of buikwand) -> etter stapelt zich op onderhuids of breekt doorheen wonde = empyema necessitans

Beh: drainage (echo - CT)

149
Q

Diffuse Flegmone/Cellulitis

A

<-> begrensde flegmone die evolueert naar warm abces

  • NIET gelocaliseerde, diffuse ontsteking
  • vorming abceswand verhinderd
    (geen necrose/ geen fluctuatie, weefsels blijven rood, warm en pijnlijk)
  • productie fibrinolyse en collagenase door bacterien -> weefselnecrose
  • etiologisch agens: streptococcen, clostridia
  • Voorbeschikkende factoren: losmazig bindweefsel, slechte vascularisatie, diabetes, ouderdom, cachexie)

Beh: verwijderen onderhoudende factor / gerichte AB

150
Q

Lymfangitis/Lymfadenitis

A

verspreid via lymfebanden (lymfangitis) of drainerende lymfeknopen (lymfadenitus)

-pijnlijk rode strepen: geinfecteerde lymfebanen doorlopen nar lymfeknopen

-> pijnlijke regionale lymfeklieren (oksel, lies, hals)

Beh: gerichte AB + corpus alienum verwijderen

151
Q

Gangreen (koudvuur)

A
  • zeldzame vorm van diffuse flegmone met uitgebreide necrose door toxines
  • Cellulitis en Myositis treden op (vleesetende bacterie)
  • aerobe (streptococcen en coliforme) en anaerobe bacterien (clostridia)
  • komen voor in zand, aarde, uitwerpselen
  • infectie vaak op de dij: Gangreen van Fournier

**Hoe? **

  • Onderliggende aandoeningen (diabetes)- arteriele insuff en rokers: vaker slachtoffer
  • slechte chirurgie met onvoldoende asepsie, gebrekkig debrideren van necrotisch weefsel etc

Symptomen

  • rottingsgeur, verkleruring van rood naar blauw, groen en zwart

Vormen

  • Droog (mummificatie) vs nat (infectie) gangreen vs gasgangreen (blaarvorming)

Behandeling:

  • Gerichte AB (penicilline, metronidazole)
  • agressief debrideren necrotisch weefsel
  • soms amputatie
  • hyperbare zuurstof in zuurstoftank (groei belemmeren anaeroboe bact)
152
Q

Necrotische fasciitis

A

= speciale vorm van diffuse flegmone

  • enkel huid en subcutis
  • trombose van de perforante bv die dooreen fascia komen

-> necrose van opp weefsels (huid-subcutis); spieren gespaard

  • Toxines van stafylococcen / streptococcen / coliforme / pseudomonas

Beh

  • AB: gericht op kiem
  • agressief chirurgisch debrideren (resectie huid-subcutis)
  • Amputatie vermijden
153
Q

Septisch embool

A
  • bacterien migreren in bloedbaan (bacteriemie) -> septische embooltjes -> blijven steken in perifere extremiteiten, de longen, hersenen -> lokale trombose -> infarct
  • vooral conjunctiva, tenen en vingers

Symp

  • koortspieken (‘s avonds)

Diagnose + beh

  • hemoculturen (tijdens piek) -> gerichte AB MAAR kan leiden tot septische shock
  • infectiebron opsporen (endocarditis? domv transoefsofogale echocardiografie -> kunstklep vervangen + AB)
154
Q

Fistel

A

=verbinding tussen 2 voorafbestaande holten of verbinding tussen holte en huid

  • congenitaal of verworven (infectie met doorbraak van etter)
  • bekleed met endotheel/epitheel

tracheo-oesofagale fistel

gastro-colische fistel

aorto-duodenale fistel

pleuro-cutane fistel

-> geen neiging om spontaan te sluiten, maar blijft vocht draineren

  • verminderde levenskwaliteit
  • dreigende bloeding met plotse exsanguinatie van patient -> levensbedreigend

Beh:

  • onderbinden van fistel + interpositie van flap
  • derivatie van orgaan (stoma aanleggen)
  • extra-anatomische bypass (vaatprothese)
155
Q

Sinus

A

=verbinding tussen onderliggende weefsels en huid (een niet voorafbestaande holte)

  • congenitaal (sinus pilonidalis) of verworven (chronisch infectie)

=drainage gang die is opengebroken (knopsonde) of ingesneden (gleufsonde) dieper abces

  • sinus persisteert = meestal lokale factor bv. aanw van vreemd voorwerp (compres?), hechtingsdraad (draadganuloom) , dood weefsel (botsekwester, osteo(chondr)itis

Beh

  • uitsnijden van sinustraject na opspuiten met methyleenblauw (verloop gang visualiseren)
  • oorzakelijke factor verwijderen
  • wonde openlaten voor heling per secundam (granulatie)
156
Q

Lister: grote heelkunde mogelijk

A

Postop Mort van 75 naar 15%

Wondinfectie van 90 naar 10%

157
Q

Frequentie hospitaal infect

A

3-5% gehospitaliseerde

  • luchtwegen (intubatie)
  • longen (beademing
  • urinewegen (blaassonde)
  • sepsis (IV katheter

Kiemen: MRSA, pseudomonas =nosocomiaal

–> toename mortaliteit, morbiditeit en hospitaal kosten

158
Q

Bevorderende factoren

A

Infectie : invasief wanneer virulentie > weerstand

  • Bacteriele factoren
  • Lokale factoren
  • Algemene factoren
159
Q

Bacteriele factoren (bevorderende factoren heelkundige infecties)

A
  • Bacterien aantal tot colonie van 10^5
  • uitwendig (doorheen epitheel) vs inwendig (doorheen slijmvlies)

1) tijdens traumatische wonde door de huid binnendringen

  • Kiemen: S. Aureus, S Pyogenes
  • Straatwonde =!! gecontamineerd

-> necrotisch weefsel = voedingsbodem indien niet snel ontsmet en gedebrideerd wordt

2) zwaar zieke pt = verminderde weerstand: zeld commensale darmflora darmwand migreren ->lekkage -> holte binnendringen

160
Q

Lokale wondfactoren (bevorderende factoren heelkundige infecties)

A
  1. Te veel tractie op sutuur -> ischemisch worden van weefsel -> necrose -> voedingsbodem
  2. Vreemd voorwerp (houdsplinter, glas etc)
  3. Vocht of bloed dat zich opstapelt in onderhuids holten
161
Q

Algemene factoren (bevorderende factoren heelkundige infecties)

A
  • zeer jong of zeer oud
  • uremie
  • corticoiden
  • slechte circulatie (art. Insuff, shock, vasoconstrictoren
  • Maligniteit
  • Trauma (polytrauma)
  • complexe ingrepen
  • vreemd materiaal
  • immunosupressie
162
Q

Heelkundige infecties; overzicht

A
  • Anatomische afwijking
  • Mechanisch probleem
  • Endogene & meng flora
  • Opportunistische infectie
  • Normale barriere doorbroken

-> AB volstaan NIET

163
Q

Internistische infecties: overzicht

A
  • Aerobe kiemen
  • Exogene oorsprong
  • Aanwezigheid = symptomen

-> AB volstaan

MAAR overmatig gebruik: resistente pathogenen (MRSA, CPE)

164
Q

Heelkundige infectie: chirurgische maatregelen

A
  • Anatomische afwijking corrigeren
  • Mechanisch probleem stabiliseren
  • Ziek orgaan verwijderen (bv appendectomie)
  • Abces- & wonddrainage
  • Verwijderen corpora aliena
165
Q

Preventie Postop wondinfecties (3 thema’s)

A
  1. Operatiezaalgebeuren
  2. Profylactisch gebruik van AB
  3. Heelkundige techniek
166
Q

Preventie inf: operatiezaal gebeuren

A

STERILITEIT

  • correct wassen en ontsmetten van handen
  • regelmatig verwisselen van handschoenen bij langdurige ingrepen en perforaties

(bescherming pt tegen infectie en chirurg tegen HIV, HepB&C)

  • correct dragen van masker
  • steriele kleding
  • steriliteit van uitgestald materiaal bewaren
167
Q

Profylactisch gebruik van AB: geschiedenis

A
  • Kortstondig en hoog D AB gericht op verwachte kiemen bij start van ingreep

MAAR mentaliteitsverandering onder chirurgen was nodig:

  • enkel AB terugbetalen overeenkomstige richtlijnen
  • type ingreep (15)
  • door Riziv geregeld
  • grote administratieve belasting
168
Q

type ingrepen: Kortstondige contaminatie

A
  1. Maag - duodenum
  2. Galblaas - galwegen
  3. Colon - dunne darm
  4. Open hart chirurgie
  5. A-F greffe - Greffe O.L.
  6. Lidmaatamputatie
  7. Hysterectomie
  8. Sectio
  9. Oropharynx
  10. Craniotomie
  11. Prothese chirurgie
  12. Gecontamineerde wonde
  13. Penetrerend Abd. Tr

open fractuur

  1. Clostridium infectie
  2. Aanwezigheid kunstklep
169
Q

Profylactisch gebruik van AB: uitleg

A
  • Kortstondige en hoge D AB verwachte kiemen
  • meestal bij start van Narcose
  • Keuze AB: aard van ingreep
  • Meestal volstond Cefalosporine 3e generatie (bv cefazoline 2gr IV herhalen na 3u of vancomycine 1gr IV (peni allergie of MRSA), + metronidazole 1,5gr bij gepland openen van darmen, herhalen na 8 en 16u))
  • darmoperaties: + AB tegen anaerobe kiemen
  • langdurige ingrepen (>3-4u): toediening wordt herhaald
  • Contaminatie operatieveld: profylaxie soms 24-48u aangehouden (met keuze adhv richtlijnen-
170
Q

Heelkundige techniek als preventie postop infecties

A
  1. Operatiefolie?: operatiedoek bij elkaar houden -> omgevende huid rond incisie droog
  2. Wondprotector?: houdt wonde mooi pen,beschermen tegen peroperatieve contaminatie bij colorectale chirurgie
  3. Weefsel voorzichtig manipuleren anders trauma (voorzichtigheid en voeling!)
  4. Snelheid van ingreep (langer open: grotere P(infectie))
  5. Bloedverlies beperken: bepaalt hoe snel pt postop herstelt) !!! coaculatiemateriaal
  6. Wonddebridement: mechanisch reinigen (aanw bacterien en voedingsbodem verminderen)
  7. Geinfecteerde wonde open laten: heling per secundam (of tertiam)
  8. Holten draineren
  9. Monofilamentdraden: minder weefselreactie -> minder surinfectie
171
Q

Postoperatieve wondinfecties

A
  • wondinfectie (acuut vs chronisch)
  • secundaire peritonitis
  • superinfectie
172
Q

Acute wondinfectie

A
  • +:- 5d na ingreep
  • rood, gezwollen, gespanne, glimmende huid, pijn bij lokale druk

Beh:

  1. openleggen wonde door enkele huidhechtingen of nietjes losmaken -> wondvocht en pus draineren -> wisser van vocht voor cultuur
  2. Dagelijks (begin 2x) gespoeld met antiseptische oplossing -> Wiek inbrengen om resterende vocht te draineren in absorberend verband -> Etter draineert tot de diepte -> vrouwensonde: traject open houden
  3. Acute wondinfectie neemt af: granulatie en wondretractie -> heling per secundam

OPM: versneld door VAC therapie of per tertiam secundaire sutuur

4 AB: uitbreiding flegmone bestrijden, gericht op verwachte kiem: Flucloxacilline (4x1gr IV, 100mg/kg/dag) of Vancomycine ((Allergie - MRSA), 2x1gr IV, 0mg/kg/dag)

OPM:wondinfectie binnen 24u= andere kiemen? B hemolytische streptococcen bij erysipeloide reactie (penicilline hoge D) of clostridia bij tekens van gangreen (metronidazole)

173
Q

Laattijdige wondinfectie

A
  • Maanden-jaren na ingreep

-> Geen acute symptomen

  • wel Blijvende zeurende pijn in litteken bij bijweging mogelijk ->Loskomen materiaal?
  • Licht verhoogd CRP -> Low-grade infectie
  • soms opzoek gaan naar bron infectie mbv

Isotopenonderzoek

Punctiekultuur

Beh: AB geen genezing, onderliggende oorzaak verwijderen, grondig uitspoelen (en bv nieuwe prothese plaatsen) of een extra anatomische bypass aangelegd in tweede operatietijd

174
Q

Secundaire peritonitis

A
  • na voorafgaande buikingreep: darmen (ongewild) werden geopend of door lekkage van aangelegde darmsutuur

-> darmvocht in peritoneum

-> ernstige infectie met gelokaliseerde prikkeling van peritoneale holte(acuut abdomen)

-> ernstig ziek met tekens van sepsis en shock (tachycardie, hypotensie, oligurie, leukocytose, CRP, amylasemie)

Onbehandeld: MOF (long: ARDS, nier: acute nierunsuff, lever: leverfalen met icterus, hart: hartfalen)

Diagnose:

Echo of CT abdomen (lucht-vocht niveaus, subdiafragmatish abces of Douglas abces?)

Beh

=medische urgentie

-dringende “relook” laparotomie

-drainage van inhoud (etter, faeces), spoelen peritoneale holte, zoeken naar perforatie of sutuurlekkage, aanleggen derivatief stoma)

-Herstel darmtransit kan enkele maanden later woorden uitgevoerd

-AB (amoxycycline/clavulaanzuur IV 4g of piperacilline/tazobactam 3-4g/500 lgIV)

-Hoge mortaliteit (agh snelheid diagnose en interventie)

175
Q

Superinfectie

A

=infectie als complicatie bij een andere infectie

  • langdurig behandeld voor ernstige infectie met hoge D AB
  • Kiemen commensale flora uitgeselecteerd -> krijgen overhand ->nieuwe infectie

Clostridium difficile colitis: langdurige AB toediening voor buikinfectie -> Beh: AB gericht tegen anaerobe bacterie: Metronidazole 3x500mg IV

Schimmelpneumonie - Candida Albicans of Aspergillus Fumigatus

langdurige AB toedineing voor pneumonie => beh anti-schimmel: diflucan IV of amfotericine IV