Section A~leerjaar 2 Flashcards
De/een verteller
la/une narratrice
De/een directeur
le/un directeur
De/een directrice
la/une directrice
Naast
à côté de
Kopen
acheter
De/een winkel
le/un magasin
De/een jurk
la/une robe
De/een rok
la/une jupe
populaire
populaire
de/een tas
le/un sac
De/een avond
le/un soir
liever hebben
préfére
sarcastisch
sarcastique
de/een glimlach
le/un sourire
zij
elles
hem/haar
lui
in verlegenheid
embarrassé
daarna
puis
in orde brengen
arranger
dichterbij komen
s’approcher
het maakt niet uit wie
n’importe qui
zich verstopppen
se cacher
de\een neus
le\un nez
het/een geluid
le/un bruit
bedekken
couvrir
fluistern
chuchoter
kennen
connaitre met een dakje op de i
perfect (m)
parfait
perfect (f)
parfaite
trots (m)
fier
trots (f)
fière
zich kammen
se peigner
het haar
les cheveux
de kus
le baiser
naar, tegen
vers
echt, werkelijk
vraiment
genoeg
assez
de/een cafetaria
la/une cafétéria
de/een rug
le/un dos
het/een stukje
la/une tranche
de/een pizza
la/une pizza
het/een glas
le/un verre
de melk
le lait