Schrijven Flashcards
1
Q
3 functies van schriftelijk taalgebruik
A
- communicerende functie: schrijver heeft doel
- conceptualiserende functie: vanuit persoon zelf, greep op werkelijkheid
- expressieve functie: uiting gevoelens, bv poëzie
2
Q
Aspecten vd boodschap
A
Zakelijk aspect: inhoud > boodschap die de schrijver wil overbrengen aan de lezer
Expressief aspect: lezer kan uit de boodschap opmaken hoe de schrijver zich verhoudt tot onderwerp
Relationeel aspect: voor wie > altijd bedoeld voor een bepaald soort lezer
3
Q
4 soorten schrijfdoelen
A
Informatief > informatie verstrekken/instrueren
Persuasief > proberen te overtuigen
Directief > overhalen iets te doen
Diverterend > laten genieten van mooie taal
Conceptualiserend > structuur aanbrengen gedachten, of greep krijgen op werkelijkheid
Reflectief > op papier nadenken over dingen die belangrijk zijn voor hem