schooltaalwoorden p.66 Flashcards
1
Q
de andere van twee mogelijkheden die zich voordoen
A
het alternatief
2
Q
onderdeel van een zaak, de letterlijke uitspraak
A
het aspect
3
Q
geciteerde/aangehaalde tekst
A
het citaat
4
Q
beoordelaar, iemand die kritiek uitoefent
A
de criticus
5
Q
onderdeel, bijzonderheid, kleinigheid
A
het detail
6
Q
de eerste stap of aanzet
A
het initiatief
7
Q
wetenschap, bekwaamheid om ter beschikking staande middelen een gesteld doel te bereiken, aanpak
A
de strategie
8
Q
ontwikkelingslijn, mode
A
de trend
9
Q
verschillend
A
divers
10
Q
doeltreffend, doelmatig
A
efficiënt
11
Q
uitdrukkelijk
A
expliciet
12
Q
vooruithelpen, in rang laten stijgen
A
bevorderen
13
Q
tegenover elkaar stellen
A
confronteren
14
Q
merken, aanduiden
A
markeren
15
Q
staven, aanduiden
A
onderbouwen