Samenvatting Marijke college 7 t/m 12 Flashcards

1
Q

Type D bestaat uit

A
  • negatieve affectiviteit

- sociale inhibitie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Type D - metabool syndroom - hart en vaatziekten

Onderzoek Mommersteeg, Kuppers en Denollet

A

Type D is gerelateerd aan verhoogd risico op het voorkomen van hart en vaatziekten. Relatie loopt via metabool syndoom.

Type D twee keer zoveel kans op metabool syndroom, onafhankelijk risicofactoren.

Negatief affect -> hoge bloeddruk en vetabnormaliteit
Sociale inhibitie -> vetabnormaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Type D - (ongezonde leefstijl) - metabool syndroom

Onderzoek Mommersteeg, Kuppers en Denollet

A

Ongezonde leefstijl mogelijke verklaring.

  • gebrek aan fysieke activiteit
  • ongezond eetpatroon

Maar, gebeurt niks met oddsratio in grote model. Effecten niet robuust genoeg, gaat om opstapeling van individuele effecten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Type D - slechter ziektebeloop in hart en vaatziekten

Wat zijn mogelijke mechanismen (5)

A
  • Cortisol
  • Oxidatieve stress
  • Immuunactiviteit
  • noradrenaline (SAM-as)
  • genetische factoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Twee verschillende processen cortisol

A
  • circadiane ritme (ochtendpiek, avonddal)

- stressreactiviteit (zelfde 4 profielen als allostatic load)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Type D - cortisoloutput

A

Type D grotere cortisoloutput (AUC)

Onafhankelijk van depressiescore.

Relatie van depressie met cortisol werd minder sterk als cortisol werd toegevoegd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hypercortisolisme - vasculaire endotheeldisfunctie en aderverkalking

2 paden

A

Verhoogd cortisol -> verhoogde metabolische snelheid -> hogere glucose -> meer oxidatieve stress - endotheel en kalk

Verhoogd cortisol -> verhoogde vasodilatie-respons op acetylcholine -> strakkere minder flexibele aderen -> verhoogde bloeddruk -> endotheek en kalk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Type D - oxidatieve stress

Kupper en collega’s

A

Bij type D niveau van Hsp70 verlaagd.

Bij type D grotere disbalans oxidanten en anti-oxidanten

Niveau van XO hoger bij mensen met ischemisch chronisch hartfalen dan bij mensen zonder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

3 gevolgen oxidatieve stress

A
  • schade cardiomyocieten -> cardiale remodelling
  • neurohormonale stimulatie en activatie immuunsysteem -> endotheel en myocardiale disfunctie
  • laag Hsp70 -> verhoogde TNF alfa in hartspierweefsel -> cardiale remodelling en celdood.

Deze relaties lopen via verhoogd cortisol en oxidatieve stress

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hedonisch welzijn

A

plezier en geluk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Eudamonisch welzijn

A

Algemeen gevoel van welzijn (levensdoelen realiseren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

state en trait

A
state = tijdelijk 
trait = stabiele karaktertrek (bijv optimisme)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Positief affect bufferende werking ziekteprogressie, via 3 paden

A
  • lager cortisolniveau
  • lagere immuunactiviteit
  • lager sympatische activiteit

Postief en negatief effect zijn onafhankelijk van elkaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Cortisoloutput bij mannen en vrouwen

A

mannen: Platte curve door hoog cortisol einde van de dag

Vrouwen: platte curve door lage CAR

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Invloed positief affect op immuunsysteem. direct en indirect

A

Direct: anatomische en functionele verbindingen tussen CNS en immuunsysteem

Indirect: gezondheidsgedrag

  • meer immuuncellen, meer antilichamen.
  • meer positief affect drie keer lager risico op infectie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

B criterium SSD

A

overmatige gevoelens en gedachten over de klachten, extreme zorgen extreme tijd en energie wordt erin gestoken.

17
Q

Belangrijkste MUS stoornissen

A
  • fibromyalgie
  • chronisch vermoeidheidsyndrooom
  • prikkelbare darmsyndroom
  • (niet cardiale pijn op de borst)
18
Q

pijnpressure bij prikkelbare darmsyndroom

A

Gaat om centrale pijnsentisatie, geen stimulus specifieke sentisatie. Hypergevoeligheid in dezelde hersengebieden.

ACC, PFC, amygdala, insula, thalamus

19
Q

Fibromyalgie en zenuwstelsel

A

Verhoogde SAM-as activiteit tijdens rust, verminderde reactiviteit van SAM om stressoren. Dat lijjkt op patiënten met traumageschiedenis en stress

20
Q

Diabetes type 1 en depressie

drie mechanismen

A
  • Immunologische factoren
  • Endocrinologische factoren
  • Neurobiologische abnormaliteiten
21
Q

Verhoogd aantal cytokinen - depressie

direct en indirect

A

Direct: activering HPA-as en cortisol
Indirect: ziektegedrag

22
Q

Oxidatieve stress - progressie diabetes en depressie

A

Hyperglyceamia en betaceldood leidt tot meer inflammatie (meer cytokines) en meer oxidatieve stress.

Inflammatie en oxidatieve stress leiden tot meer celdood (in bijvoorbeeld hippocampus) en dat leidt tot depressieve symptomen.

Houdt dus elkaar in stand. Totdat er insuline bijkomt die hyperglyceamia aanpakt.

23
Q

Type 1 - Endocrinologische mechanismen - depressie

A

Insuline
- Insulinegevoelige glucosetransporters in de hersenen. Gebrek aan insuline leidt tot minder glucose afgifte aan hersencellen. Insulinetransporters zijn het belangrijkst in hersengebieden die betrokken zijn bij emotie en cognitie. GLUT8 bevindt zich bijv in hippocapus en hypothalamus

  • Je hebt tryptofaan nodig om serotonine te maken. Tryptofaan concurreert met BCAA’s. Insuline remt aanmaak van deze grote eiwitketens. Bij te weinig insuline blokkeren BCAA’s in ingang en ontstaat filevorming. Daardoor komt er minder tryptofaan de hersenen binnen. Dat beperkt de productie van serotonine.

HPA-as
ACTH wordt slecht gereguleerd. Teveel ACTH. Daarnaast werkt feedbackloop richting hypofyse niet goed. Daardoor teveel cortisol. Daardoor meer pro inflammatoire cytokinen, zorgt voor atrofie en minder efficiënte werking van insuline

Hypercortisolemie lijkt rol te spelen in pathofysiologie van depressie. Via deze weg vormt diabetes type 1 een risico voor depressie.

24
Q

Type 1 - neurobiologische abnormaliteiten - depressie

A

Diabetes en depressie hebben veel overlappende cognitieve gebreken en structurele- en functionele afwijkingen in de hersenen.

Veroorzaakt door:

  • hypercortisolisme: geeft schade aan de hippocampus (neurodegeneratie gestimuleerd en verstoring aanmaak nieuwe verbindingen)
  • tekort aan glucose in hersene (minder neuronale plasticiteit en schade hippocampus)
  • hyperglycemie zorgt voor verminderde BDNF groeifactor (waardoor brein krimpt)
25
Q

Mensen met een depressie die diabetes 2 krijgen

A

Hoe diabetes kan ontwikkelen in depressieve personen

  • Via gedragscomponent (slechte eetgewoontes, alcohol, roken, weinig bewegen)
  • Biologisch (cortisol, immuun activatie en glucose transport)