Ruggemergbanen Flashcards

1
Q

Hoe noem je een axon dat aan dezelfde kant blijft liggen als waar de prikkel wordt gedetecteerd?

A

Ipsilateraal. Als het axon dan links gelegen is in het lichaam dan zal het ook aan de linkerzijde van de hersenen of ruggenmerg binnentreden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is er kenmerkend voor onbewuste waarneming?

A

Dat we maar twee neuronen nodig hebben, de doorschakeling zal plaats vinden naar de cerebellaire cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is er kenmerkend voor bewuste waarneming?

A

Dat we drie neuronen nodig hebben. Het derde neuron is gelegen in de thalamus en schakelt door naar de hersenschors.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar is het tweede neuron altijd gelegen?

A

In de medulla oblongata of de ruggenmerg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doet het axon van het tweede neuron altijd?

A

Naar de contralaterale zijde overschakelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van de thalamus?

A

Prikkels verzamelen en beslissen of de prikkels doorgaan naar andere gebieden. Wanneer prikkels doorgaan dan bepaald ook de thalamus naar waar welke gebieden dit doorgeschakeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke 3 types van ruggenmergbanen vallen onder het algemene somatische afferente gedeelte?

A
  1. Bewuste proprioceptie en epikritische informatie. Dit is bewuste informatie.
  2. Proprioceptieve informatie die onbewust is.
  3. Temperatuur en pijn die samen bewuste informatie leveren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een ander woord voor proprioceptie en leg het verder uit.

A

Posities zin. Is het vermogen van een organisme om de positie van de eigen lichaamsdelen waar te nemen. Je bent je bewust van een stand van een lichaamsdeel maar ook of je in beweging bent of stil staat. Dit wordt continue waargenomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke perifere zenuwen zien we bij bewuste proprioceptieve informatie en epikritische informatie?

A

We hebben het ganglion spinale en ter hoogte van de kop-regio hebben we het ganglion trigeminale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doet de lemniscus medialis?

A

Zorgt voor een switchen naar de contralaterale zijde. Dit is een bundeling van alle axonen die overschakelen, deze kruipt omhoog en gaat rostraal en de axonen gaan toekomen in de thalamus, daar gaat een derde neuron te wachten en deze gaat beslissen of de informatie verder wordt gestuurd of niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

In wat deelt de n. trigeminus zich op?

A

In 3 delen, dit gebeurt kort nadat de zenuw uit de schedel is gekomen.

  • N. Opthalmicus, voor structuren rondom het oog.
  • N. Maxillaris, deze loopt naar de bovenkaak.
  • N. Mandibularis, deze loopt naar de onderkaak.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar denk je aan bij de n. trigeminus?

A

Over de sensibiliteit ter hoogte van het hoofd. Het gaat dan over tast, druk, pijn en temperatuur.
We hebben ook een motorisch gedeelte. De kern van het motorische gedeelte is gelegen in het centrale zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk deel van de n. trigeminus is motorisch?

A

De n. mandibularis, dit is somatisch efferente informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat gebeurt er met de verzamelde informatie van het ganglion trigeminale?

A

Deze informatie komt toe, via de takken van de n. trigeminus, in het ganglion trigeminale en stuurt de informatie naar een tweede neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de somatische afferente informatie van de n. trigeminus?

A

Het gevoelsgedeelte. Dus druk, tast, pijn en temperatuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat volgt er op de ganglion trigeminus?

A
  • Tractus spinale, dit verloopt via de nucleus tractus spinalis. Voornamelijk voor pijn en warmte.
  • Tractus pontis, Nucleus pontis
    Is voor het fijn tastgevoel huid, tanden, slijmvliezen, proprioceptie hoofdspieren.
  • Tractus mesencephali, drukgevoel tandvlees en
    dieptegevoel kauwspieren.

Vervolgens wordt deze informatie doorgestuurd naar de hersenschors, op die manier wordt je bewust van de prikkel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waar ontstaat de n. trigeminus?

A

Ter hoogte van de pons. Bij het corpus trapezoidum. Op het verloop van de zenuw zien we het ganglion trigeminale.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

In wat deelt de n. opthalimicus zich op?

A

Deze is enkel maar sensibel, en verloopt naar de oogkas.

  • N. Lacrimalis, deze gaat naar de traanklier gaan ter hoogte van de laterale ooghoek/bovenste ooglid.
  • N. Frontalis, is een tak die mediaal in de oogkas gaat lopen. Deze gaat naar de sinus, naar het bovenste ooglid en naar de huid van het voorhoofd.
    Bij grote huisdieren komt deze aan het oppervlak als de n. supraorbitalis, via het foramen supraorbitalis.
  • N. Nasociliare, deze tak loopt mediaal en gaat zich ook weer verder vertakken.
    • R. communicans
    • N. ethmoidalis : Voor tast en pijn ter hoogte van de neus. De n. olfactorius transporteerd geur.
    • N. infratrochleari :
    • Nn. ciliaris :
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Welk ganglion ligt er op het verloop van de n. oculomotorius?

A

Het ganglion ciliare.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

In wat kunnen we de n. maxillaris opdelen en van wat is deze zenuw een onderdeel?

A

Deze zenuw is onderdeel van de n. trigeminus.
We kunnen deze opdelen in een

  • N. Zygomaticus, die zenuw blijft aan de laterale zijde.
    We kunnen deze ook weer op delen is in een n. zygomaticus temporalis, deze zenuw gaat naar de oor/hoorn basis en is van belang bij het onthoornen.
    We hebben ook de n. zygomaticus facialis, deze gaat zich vertakken in het harde en zachte gehemelte en bij het paard.
  • N. Infraorbitale, deze gaat in het foramen maxillare duiken en loopt in het infraorbitaal kanaal. Komt naar buiten via het foramen infraorbitale. Dit is een zuiver sensibel deel. Gaat in de neusholte de sinus innerveren, en de tanden van de bovenkant.
    Ook de lip en de onderkant van de neus.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een toepassing van de n. infraorbitalis?

A

Een dier op deze manier fixeren, door het opzetten van een praam. Dit is zeer pijnlijk, het dier wilt dus wel stil staan.
Het risico is dat dit te lang gebeurt en daardoor de zenuw te hard gekneusd is en het gevoel volledig verdwenen is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Vertel alles wat je weet over de n. mandibularis

A

Dit is een onderdeel van de n. trigeminus. Deze is naast sensibel ook motorisch.
We vinden motorkernen terug ter hoogte van de pons. De zenuwvezels vertakken in de m. masseter en de m. temporalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat zie je bij een defect van de n. mandibularis?

A

Een dropped jaw, dit is een afhangende mond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Welke takken zie je bij het sensibele deel van de n. mandibularis?

A
  • N. Buccalis, deze gaat het slijmvlies van de wangen innerveren.
  • N. Auriculotemporalis, deze gaat naar het oor en de slaapstreek. Gaat naar de uitwendige gehoorgang en voorkant van de oorschelp. Stuur bij dieren met een hoorn ook takjes naar de hoorn toe.
  • N. Alveolaris inferior, deze gaat naar de tandalveolen in de onderkaak. Gaat doorheen het foramen mandibulare en gaat takjes naar de tanden sturen. En komt via het foramen mentale naar buiten. Daar loopt die zenuw verder als de n. mentalis.
    Gaat daar de kin en de onderlip innerveren.
  • N. Lingualis, Is een zenuwbundel in de tong, deze bevat niet enkel stukjes van de n. mandibularis maar ook van andere zenuwen. (deze staan in voor smaak)
    Gaat pijn, tast en temperatuur transporteren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe kun je de n. trigeminus testen?

A

Door middel van het ooglid reflex. Wanneer de n. temporalis aangedaan is gedurende een lager tijdstip dan zullen we ook atrofie zien van de m. temporalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe voer je een ooglid reflex uit?

A

Door mediaal te tikken ter hoogte van het oog.
De bezenuwing wordt hier uitgevoerd door de n. trigeminus. Lateraal wordt dit uitgevoerd door de n. opthalmicus. Het efferente luik is de n. facialis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke zenuwen verdoof je bij het onthoornen?

A

De n. zygomaticus temporalis en de n. auriculotemporalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Welke kopzenuw is de 5e kopzenuw?

A

N. trigeminus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Welke kopzenuw is de 6e kopzenuw?

A

De n. abducens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wat weet je over de ‘componenten’ van de n. abducens?

A

Dat deze zuiver motorisch is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Waar vinden we de n. abducens terug?

A

Ter hoogte van het verlengde merg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de functie van de n. abducens?

A

Bezenuwen van een oogspier, die de oogbol naar lateraal trekt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Welke zenuw is de 7e kopzenuw?

A

De n. Facialis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Wat is een abnormale posturale reactie?

A

Dit zijn abnormale reacties op de plaatsingsreflexen. Er is dan iets mis met de proprioceptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Wat heb je nodig voor doelgerichte en preciese beweging?

A

Proprioceptieve informatie en informatie vanuit het vestibulair apparaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Voor wat staat de afkorting LMN en waar zijn deze gelegen?

A

Dit staat voor lagere motorneuron en deze zijn gelegen in de ventrale hoorn van het ruggenmerg. Ze zorgen voor activatie van de strekspieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Voor wat staat de afkorting UMN en waar zijn deze gelegen?

A

Dit staat voor hogere motorneuron, deze zijn gelegen in de hersenschors (Is dus een bewuste activiteit). Zorgen voor een inhibitie van de LMN. Omvat het pyramidale en extra-pyramidale systeem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is epikritische informatie?

A

Informatie over tast, druk en vibratie. Dit is bewuste waarneming.

39
Q

Hoe kan proprioceptie ervaren worden?

A

Zowel bewust als onbewust.

40
Q

Waarom spreken we van algemene somatische afferente informatie?

A

Het is informatie die toekomt vanuit spieren, gewrichten en huid. En niet van een specifiek orgaan.

41
Q

Hoeveel procent van de input van het vermogen om je evenwicht te bepalen komt uit proprioceptie? En waar komt de andere input vandaan?

A

70% komt vanuit proprioceptie. 20% komt vanuit het gehoor en 10% vanuit het gezichtsveld

42
Q

Waar is het perifeer gelegen neuron gelegen van de bewuste proprioceptie en epikritische informatie?

A

In een ganglion, in spierspoeltjes, peesspoeltjes of vertakt in het gewichtskapsel. Voor de niet kopregio is dit in het ganglion spinale.
Voor de kopregio is dit in het ganglion trigeminale. Daar komt dus informatie toe vanuit de spieren en gewrichten.

43
Q

Vertel het verloop van bewuste proprioceptie en epikritische informatie ter hoogte van de kop.

A

We starten in het ganglion trigeminale, via de n. trigeminale naar de nucleus trigeminale ter hoogte van de pons, vervolgens gaat er via de lemniscus medialis (die zal overschakelen naar de andere zijde) een signaal naar de thalamus om dit vervolgens voort te zetten naar de cerebrale cortex.

44
Q

Vertel het verloop van bewuste proprioceptie en epikritische informatie ter hoogte van het lichaam

A

We starten in het ganglion spinale, vervolgens gaan we naar via de facciculus cuneatus en gracilis (gelegen in de funniculus dorsalis) naar de nucleus cuneatus en gracilis, deze zijn gelegen in het verlengde merg. Vervolgens wordt er overgeschakeld naar de andere zijde via de leminiscus medialis, dit signaal wordt verder gezet naar de thalamus en daarna naar de cortex.

Gracilis is voor het achterbeen, cuneatus is voor het voorbeen,

45
Q

Waar ligt het zenuwcellichaam voor onbewuste proprioceptie van het lichaam?

A

Niet in het verlengde merg maar in het ruggenmerg, namelijk de cornu dorsalis.

46
Q

Waar ligt het zenuwcellichaam voor onbewuste proprioceptie ter hoogte van het hoofd?

A

In de nucleus pontis.

47
Q

Vertel het verloop van onbewuste proprioceptie ter hoogte van de kop?

A

We starten in het ganglion trigeminale, vervolgens gaat dit via de tractus spinale van de n. trigeminus naar de nucleus pontis. Dit schakelt over ter hoogte van de tractus pontocerebellaris naar de cerebellaire cortex.

48
Q

Vertel het verloop van onbewuste proprioceptie ter hoogte van het lichaam

A

Spinaal ganglion, naar de cornu dorsalis, naar de nucleus dorsalis en daar via de tractus spinocerebellaris dorsalis of tractus spinocerebellairis ventralis (die overschakelt van zijde) naar de cerebellaire cortex.
Dit is de uitzondering op de regel, want een deel van de vezels blijft in dit verhaal aan dezelfde kant.

49
Q

Waar wordt de prikkel van onbewuste proprioceptie vanuit het lichaam gedeponeerd in het centrale zenuwstelsel?

A

In de nucleus dorsalis, deze is niet over het ganse ruggenmerg terug te vinden, daardoor moet de tractus spinocerebellaris dorsalis soms eerst een stukje klimmen voordat deze in de nucleus toekomt. De nucleus dorsalis loopt van C8 tot L4.

50
Q

Hoe schakelt de tractus spinocerebellaris ventralis over naar de andere zijde?

A

Via de commisura alba. Daar gaat die zich leggen in de facciculus lateralis en oppervlakkig gelegen zijn.
Caudaal van T2 gaan een deel overschakelen en een deel niet. Craniaal gaat er niets overschakelen. Het gaat in dit geval om onbewuste proprioceptieve prikkels.

51
Q

Wat is de functie van de nucleus dorsalis?

A

Onbewuste proprioceptie gaan verwerken.

52
Q

Ter hoogte van welke ruggenmerg segmenten vertrekt er informatie en komt er informatie toe voor de voorpoot?

A

Ter hoogte van C6-T2

53
Q

Ter hoogte van welke ruggenmerg segmenten vertrekt er informatie en komt er informatie toe voor de achterpoot?

A

Ter hoogte van L4-S3.

54
Q

Wat doe je bij de knuckling test en wat test je?

A

Je gaat de poot plooien, je zet deze overkoot. Dit is een onnatuurlijke houding voor het dier. Er gaat proprioceptie vanuit de teengewrichten vertrekken naar de hersenen en cerebellum en het dier gaat bewust en onbewust dit waarnemen en de poot in de juiste positie te proberen brengen.

55
Q

Wat is een spinaal reflex?

A

Bv zoals de patella reflex, je blijft op het niveau van de ruggenmerg.

56
Q

Wat is ataxie?

A

Een afwijkend gangpatroon.

57
Q

Hoe noemen we een afwijkend gangpatroon?

A

Ataxie, kan komen doordat er iets mis is met de proprioceptie of omdat er iets mis is ter hoogte van het cerebellum of met de proprioceptie.

58
Q

Wat is protopatische informatie?

A

Prikkels die we kunnen linken aan pijn en temperatuur, deze gaan we altijd bewust waarnemen.

59
Q

Hoe verloopt protopatische informatie in het lichaam?

A

We starten met een spinaal ganglion, dit gaat naar de nucleus proprius, om vervolgens over te gaan in de tractus spinothalamicus (die schakelt over) of de tractus spinoreticularis. Vervolgens naar de thalamus en naar de cerebrale cortex.

60
Q

Hoe verloopt protopatische informatie in de kop?

A

Via het ganglion trigeminale naar de nucleus trigeminuale ter hoogte van de medulla oblongata. Vervolgens krijgen we een overschakeling ter hoogte van de lemniscus medialis naar de thalamus, daarna krijgen we een projectie in de cerebrale cortex.

61
Q

Waar vinden we de nucleus proprius terug?

A

Over de ganse lengte van het ruggenmerg. Dit is tegenstelling tot de nucleus dorsalis voor de onbewuste proprioceptieve informatie.

62
Q

Waar vinden we de tractus spinothalamicus en de tractus spinoreticularis terug in de witte stof van het ruggenmerg?

A

In de facciculus lateralis, eerder diep dan oppervlakkig. Deze 2 banen spelen een rol in de protopatische bewuste waarneming.

63
Q

Waarom nemen we pijn ook onbewust waar?

A

Omdat dit een snelle reactie is. Het duurt namelijk even voordat een protopatische prikkel in de somato-sensorische cortex aankomt.

64
Q

Wat is een nociceptieve reflex?

A

Een terugtrek reflex, als gevolg van pijn. Dit is onbewuste processing.

65
Q

Wat weet je over het specifiek somatisch efferente systeem?

A

Dit gaat over systemen die gelinkt zijn aan zintuigen, voorbeelden zijn evenwicht, gehoor en zien

66
Q

Welke 2 zintuigen zijn gelinkt aan bepaalde orgaansystemen en vallen daardoor onder de verantwoordelijkheid van het viscerale systeem?

A

Smaak en reuk.

67
Q

Vertel alles over het verloop evenwicht in het kader van specifiek somatisch afferente systeem

A

Ganglion vestibulaire via de n. vestibularis naar de nucleus vestibularis, vervolgens gaat het via de tractus vestibulocerebellaris naar de n. fastigus van het cerebellum.

Bepaalde delen van de n. vestibularis schakelen in een keer door naar het cerebellum andere maken een tussenstop ter hoogte van de nucleus vestibularis en gaan dan projecteren naar het cerebellum, naar de nucleus fastigus, een van de diep cerebellaire kernen.

68
Q

Wat is het efferente antwoord in het verhaal van het evenwicht.

A

Evenwicht is specifiek somatisch afferent.

Via de fasciculus longitudinalis medialis krijgen we een projectie naar de motorkernen van de verschillende kopzenuwen.

69
Q

Hoe verloopt de prikkel van gehoor, beschrijf het efferente en afferente luik

A

Het afferente luik : Ganglion spirale, nucleus cochlearis, dan via de lemniscus lateralis (schakelt over) naar de colliculus caudalis. Via het brachium colliculus caudalis naar het corpus geniculatum mediale naar de cortex.

Het efferente luik : Door doorschakeling naar de fasciculus longitudinalis medialis van de n. facialis kan het ook de richting van het geluid op bewegen.

70
Q

Hoe kun je doofheid vaststellen?

A

Vaak bij dalmatiërs en albino dieren omdat bepaalde pigmentcellen ook een rol spelen in het orgaan van corti.
Men gaat een soort van koptelefoon opzetten en dan zien of er bij geluid verhoogde hersenactiviteit is in de auditieve cortex. Het dier moet dan in slaap zijn.

71
Q

Welke 2 opties hebben als we kijken naar zien?

A

We kunnen bewust zien of onbewust.

Bewust : Retina, n. opticus, chiasma opticus, tractus opticus, corpus geniculatum laterale, capsula interna en projectie naar de visuele cortex.
Onbewust : Via de colliculus rostrale naar de n. oculomotorius die de pupil-lichtreflex veroorzaakt.

72
Q

Wat omvat het algemeen somatisch efferente luik?

A
  • Pyramidale systeem
  • Extra-pyramidale systeem
  • Lokale reflexen.
73
Q

Wat weet je over lokale reflexen?

A

We hebben te maken met lagere motorneuronen en dit is typisch een monosynaptisch reflex. De lagere motorneuronen zijn gelegen in de ventrale hoorn van het ruggenmerg en de informatie komt vanuit spierspoeltjes.

74
Q

Waar is het zenuwcellichaam gelegen van een lokale reflex?

A

In een spinaal ganglion.

75
Q

Wat gebeurt er wanneer een LMN wordt geactiveerd?

A

Dat gaat dit ervoor zorgen dat de strekspier geactiveerd wordt.

76
Q

Wat is spinal walking?

A

Het kan zijn dat een dier loopt door enkel de lokale reflexen, vaak komt dat door een onderbreking van het ruggenmerg. Dit zal wel gebrekkig gaan verlopen. De informatie van die lagere motorneuronen schakelt niet door naar de hersenen. De coördinatie tussen voor en achterbenen zal niet goed verlopen. Dit zie je maar voor een bepaalde tijd want op een gegeven moment gaat dit verlamt zijn.

77
Q

Aan welke ‘ruggenmerg’ banen moet je denken bij pijn?

A

Aan bewuste pijnprikkel, dus een baan die naar de thalamus gaat. We spreken van de tractus spinothalamicus.

Maar we hebben ook een lokale reflex, deze is sneller dan de bewuste waarneming en dient voor veiligheid. Deze weg is sneller omdat de weg korter is. Die lokale reflex zal altijd doorgaan en typisch daarvoor is dat we de lagere motorneuronen gaan activeren. Deze gaan overschakelen op extrafusale spierbundels die belangrijk zijn voor contractie.

78
Q

Vertel over het voorkomen van het pyramidale systeem

A

Dit systeem is zeer goed uitgebouwd bij primaten er in mindere mate aanwezig bij de huisdieren die wij behandelen.

79
Q

Waarom geeft het pyramidale systeem zulke fijne motoriek?

A

Door dat 1 UMN verbonden is met 1 LMN. Dat lagere motorneuron gaat naar 1 extrafusale spierbundel gaan. Dit laat fijne motoriek toe en complexe bewegingen.

80
Q

Waar zien we een somatotopische organisatie?

A

In de cortex van de hersenschors. Een bepaald gebied in de hersenen herbergt een aantal UMN voor een bepaalde regio in het lichaam.

81
Q

Hoe verlopen de UMN van het pyramidale systeem?

A

Ze vertrekken vanuit de hersenschors, gaan via de capsula interna (onderdeel van het corpus striatum) lopen doorheen de crus cerebri en gaan dan naar de pyramis.
Daar gaat 75% van de UMN overschakelen naar de andere zijde via de deccusatio pyramis. Degene die overschakelt zijn noemen we de tractus corticospinale lateralis. Deze zorgt voor inhibitie van de LMN.

Als ze niet zijn overgeschakeld (de overige 25%) dan spreken we over de tractus corticospinale ventralis. Deze gaan niet inhiberen maar de LMN activeren.

82
Q

Waar lopen de UMN doorheen het ruggenmerg?

A

Ze leggen zich in de funniculus ventralis of lateralis afhankelijk of we met de tractus corticospinale ventrale of laterale te maken hebben.

83
Q

Wat vervangt het pyramidale systeem bij de huisdieren?

A

Het extra-piramidale systeem. Dit leidt eerder tot wat onbewuste bewegingen of massa-bewegingen.

84
Q

Wat is het algemene idee van het extra-pyramidale systeem?

A

Dat het bewuste signaal wordt aangepast door input vanuit niet bewuste items, met als resultaat dat de beweging onbewust gaat zijn.

85
Q

Welke verschillende banen hebben we bij het extra-pyramidale systeem?

A
  • Tractus tectospinale
  • Tractus rubrospinale
  • Tractus vestibulospinale
  • Tractus reticulospinale : Is de meest belangrijke, deze kun je beschouwen als alternatief van de tractus corticospinale.
86
Q

Welke tractus van het extra-pyramidale systeem is het minst belangrijk?

A

De tractus tectospinale. De oorsprong zijn de UMN, deze gaan overschakelen ter hoogte van het mesencephalon in het dak (is het tectum), eindigt ter hoogte van de cervicale cornu ventralis.

In het dak van het mesencephalon hebben we de corpora quadrigemia, deze verwerken gehoor en zich. Het idee is dat de tractus tectospinale gebruikt gaat worden om hoofd en hals te positioneren om beter te kunnen horen en zien.

87
Q

Vertel alles wat je weet over de tractus reticulospinalis

A

Deze vindt zijn oorsprong in de formatio reticularis. De formatio reticularis vinden we terug ter hoogte van de pons en het verlengde merg.
Als de activatie ter hoogte van de pons gebeurt dan blijft dit aan dezelfde kant.
Als dit ter hoogte van het verlengde merg is dan kan dit overschakelen maar dat hoeft niet perse.
Als het overschakelt krijgen we inhibitie van de extensoren.

88
Q

Vertel alles wat je weet over de tractus reticulospinalis

A

Deze vindt zijn oorsprong in de formatio reticularis. De formatio reticularis vinden we terug ter hoogte van de pons en het verlengde merg.
Als de activatie ter hoogte van de pons gebeurt dan blijft dit aan dezelfde kant.
Als dit ter hoogte van het verlengde merg is dan kan dit overschakelen maar dat hoeft niet perse.
Als het overschakelt krijgen we inhibitie van de extensoren.

Let wel op : De activatie gebeurt in de UMN ter hoogte van de cerebrale cortex, daar schakelt die al een keer over naar de andere zijde.

89
Q

Vertel alles over het verloop van de tractus rubrospinale

A

We hebben UMN in de cortex gelegen, deze schakelt over naar de nucleus ruber die aan dezelfde kant is gelegen.
Die schakelt over naar de andere kant via de tractus rubrospinalis en gaat projecteren naar de lagere motorneuronen via een interneuron en gaat de LMN stilleggen.

90
Q

Waar is de nucleus ruber gelegen?

A

In het mesencephalon.

91
Q

Waar is de tractus rubrospinale gelegen in het ruggenmerg?

A

Ter hoogte van de funniculus lateralis naast de tractus corticospinale laterale.

92
Q

Bespreek de crosst extensor reflex

A

Wanneer je een pijnprikkel in de poot aanbrengt dan zie je lokaal een reflex, de poot wordt gebogen. Als dat gebeurt moet de andere poot gestrekt worden anders valt het dier om. Dit is wanneer het dier staat.

Wanneer het dier ligt dan is die reflex niet nodig, dan moet er vanuit de UMN een signaal naar de LMN vertrekken dat het niet nodig is dat de flexoren geactiveerd worden want ik moet niet strekken.
Als dit wel gebeurt dan kan dit duiden op een afwijking.
Als de tractus onderbroken is dan gebeurt de inhibitie van de flexuren niet. En dan zal de strekreflex wel doorgaan. Als de crosst- extensor reflex ziet doorgaan bij een bewust dier dan is er onderbreking proximaal in e baan waarvan je de reflexx uitoefenend en kan er iets mis zijn met de UMN.

93
Q

Wat is het Schiff-Sherrington syndroom?

A

Ter hoogte van L1-L5 hebben we in de grijze stof van het ruggenmerg neuronen die opklimmen en die een inhibitie uitvoeren op de LMN ter hoogte van het voorbeen, dus de extensoren gaan daar minder actief zijn.

Als er een letsel optreedt ter hoogte van T3-L1 dan gaat die tractus van onderdrukken doorbroken zijn.
Je krijgt een strekken van de voorbenen.

Dit is een bijkomende baan buiten de hogere en lagere motorneuronen.