Kopzenuwen Flashcards

1
Q

Welke zenuw is de eerste kopzenuw?

A

De n. olfactorius, deze is het meest rostraal gelegen. Dus ter hoogte van het telencephalon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar start de n. olfactorius?

A

Ter hoogte van het reukslijmvlies. Daartussen zitten ook steuncellen. Verder gaan deze zenuwen door het zeefbeen heen en komen in de bulbus olfactorius terecht, vanaf daar worden er signalen doorgestuurd naar andere hersengebieden. De neuronen zijn typische bipolaire neuronen. Deze hebben twee uitlopers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een nadeel van cellen die in de periferie gelegen zijn?

A

Als ze beschadigen hebben ze geen regeneratie capaciteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kun je op een ventraal beeld van de hersenen duidelijk zien van de eerste kopzenuw?

A

De bulbus olfactorius voornamelijk bij carnivoren duidelijk aanwezig. Verder zien we ook zenuwen van de n. olfactorius, dit zijn de zenuwvezels van axonen die in de periferie gelegen zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een andere benaming voor het orgaan van Jacobson?

A

Het vomeronasaal orgaan. Dit is het dak van het gehemelte gelegen. Bij katten ligt dit achter de snijtanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe kunnen we de n. olfactorius opdelen?

A
  • N. olfactorius, dit zijn de bipolaire neuronen in de neus. Die axonen vertrekken vanuit de neus en gaan door het zeefbeen, deze noemen we de n. olfactorius.
  • N. Vomeronasalis, bij dieren die een vomeronasaal orgaan hebben. Deze neuronen starten in het dak van de mondholte.
  • N. terminalis, een deel van de axonen die door het zeefbeen gaan, gaan eindigen ter hoogte van het de lamina terminals, dit is de grens tussen twee hersenhemisferen. Deze zouden een rol spelen bij o.a. de voortplanting. Deze zou bij de mens aanwezig kunnen zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Naar welke cortex zorgt het sturen van prikkels voor bewuste waarneming?

A

Naar de orbitofrontale cortex en de frontale cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wanneer wordt er geen reuk waargenomen?

A

Bij een kapot neusslijmvlies, bij problemen ter hoogte van de bulbus olfactorius maar ook bij letsels ter hoogte van de cortex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe test je of de eerste kopzenuw zijn functie nog uitvoert?

A

Blootstelling aan bepaalde geuren. Het grote nadeel hieraan is dat bepaalde stinkende geuren ook een irriterend effect hebben. Dit wordt getraceerd door de n. trigeminius. Het dier gaat zich in zo een geval ook afwenden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe noemt men de tweede kopzenuw?

A

De n. opticus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar zijn de zenuwcellichamen van de n. opticus gelegen?

A

Buiten het centrale zenuwstelsel, met name in de retina.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar verlaat de n. opticus het oog?

A

Ter hoogte van de blinde vlek. Daar zitten geen staafjes en kegeltjes, en bijgevolg ook geen ganglion cellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waar gaan de n. opticus van links en rechts met elkaar fusioneren?

A

Ter hoogte van het chiasma opticus. Dit is gelegen aan de ventrale zijde van het diencephalon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe noemen we het stukje zenuw wat we terug vinden na het chiasma opticus?

A

De tractus opticus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoeveel axonen van ganglioncellen gaan naar het corpus geniculatum laterale projecteren?

A

70%

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is de functie van het corpus geniculatum laterale?

A

Deze staat in voor bewust zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Naar wat gaat de andere 30% projecteren van de axonen van de ganglioncellen van de n. opticus?

A

Naar de colliculus rostrale. Dit is het onbewuste zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer leidt zien echt tot een bewuste waarneming?

A

Als er vanuit het corpus geniculatum laterale wordt geprojecteerd naar de occipitale cortex (dus de hersenschors). Bewuste waarneming moet het zijn om iets als bedreigend te beschouwen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe test je de n. opticus?

A

Door middel van de dreigreflex uit te oefenen,

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarom is een negatieve dreigreflex nog niet perse een aanwijzing dat de n. opticus kapot is?

A

Omdat het efferente deel van die reflex niet uitgeoefend wordt door de n. opticus maar door de n. facialis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe verloopt het onbewuste zien?

A

Via de colliculus rostrale, er komt een lichtprikkel toe en neuronen zorgen voor het doorseinen naar de motorkernen van de n. oculomotorius.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is typisch voor een onbewust proces?

A

Dat je de hersenschors niet nodig hebt. Een voorbeeld van een onbewust proces is de pupil-lichtreflex.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is iets typisch voor het autonome zenuwstelsel?

A

Dat er wordt overschakelt op een tweede motorneuron, dit is ook typisch bij de n. oculomotorius. Daar wordt er overgeschakeld op de sfincter die rondom de pupil zit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het resultaat van de pupil-licht reflex?

A

Constrictie van de pupil, dit zal aan beide zijden gebeuren. Dit omdat een deel van de axonen worden geactiveerd die aan dezelfde zijde blijven. Wel zal de constrictie iets minder zijn omdat er iets minder activatie is als aan de zijde waar het lampje direct in het oog zal schijnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat heb je allemaal nodig voor een pupil-licht reflex?

A

Een intacte n. opticus, colliculus rostrale, mediale lemniscus, fasciculus longitudinale mediale en een intacte n. oculomotorius.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Welke kopzenuw is de derde kopzenuw?

A

De n. oculomotorius

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Welke twee ‘componenten’ zien we terug bij de n. oculomotorius?

A

Een motorische en een autonome component.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is het autonome component van de n. oculomotorius?

A

De pupil doen verkleinen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Waar ontstaat de n. oculomotorius?

A

Ter hoogte van de crus cerebri. Gaat dan naar buiten komen uit de schedel en gaat dan in de oogbol lopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Welke oogspieren gaat de n. oculomotorius niet bezenuwen?

A

De m. rectus oculi lateralis en de m. obliquus oculi dorsalis.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat zien we aan het oog als de n. oculomotorius niet meer in tact is?

A

De oogbol gaat meer naar lateraal gaan en naar beneden draaien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat zie je als de n. oculomotorius volledig is uitgevallen?

A

Dat de ene pupil groter is dan de andere. De m. sphincter iridis wordt niet meer bezenuwt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Hoe noemen we het als we geen symmetrie zien tussen beide pupillen in diameter?

A

Anisocoria

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Van wat krijgt de n. oculomotorius onder andere input?

A

Van het evenwichtsapparaat. Als ogen niet mooi recht en stil blijven staan dan is het evenwichtsapparaat vaker de oorzaak dan de n. oculomotorius zelf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Waarom en wanneer spreken we van down en out?

A

Als de n. oculomotorius niet meer werkt spreken we van down en out.

  • Down omdat de m. levator palpebrae superior zijn functie niet meer uitvoert. We krijgen dus een afhangen van het ooglid. (ptosis)
  • En out omdat de oogbol naar buiten wordt getrokken want de m. rectus occult lateralis werkt nog wel terwijl de andere oogspieren niet meer werken. (=strabimus)
  • De oogbol gaat ook draaien, de m. obliquus oculi dorsalis werkt nog wel en die trekt het oog over de dorsale zijde naar mediaal.

Verder zien we ook dat de pupil vergroot.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Wat is strabimus?

A

Scheel zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Welke zenuw is de vierde kopzenuw?

A

De n. trochlearis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Welke componenten bevat de n. trochlearis?

A

Enkel motorische componenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Wat gaat de n. trochlearis innerveren?

A

De schuine dorsale oogspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Waar vinden we de n. trochlearis terug?

A

Niet aan de ventrale zijde van de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Wat gebeurt er wanneer de n. trochlearis uitvalt?

A

Het oog draait de andere kant op. Verder zien we geen verandering in diameter van de pupil.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Waarom zien we haast nooit een defect van enkel de n. trochlearis, of enkel de n. opticus of enkel de n. oculomotorius?

A

Deze zenuwen lopen samen in de oogkas, ze zijn daardoor meestal tegelijk stuk. De kernen van die zenuwenen zijn wel verspreid over de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Welke ‘componenten’ bevat de n. facialis?

A

Het is een gemengde zenuw maar zal meer motorisch zijn dan sensibel en heeft zowel somatisch als viscerale motorische zenuwvezels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Naar wat gaan de somatische motorische zenuwvezels van de n. facialis?

A

Naar de mimische spieren, dit zijn dus de spieren die een gelaatsuitdrukking geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Vertel wat over de n. facialis ter hoogte van zijn oorsprong

A

In het begin van de zenuw zijn de vezels gegroepeerd. Het bovenste deel van de zenuw wat uit de hersenen ontspringt bevat voornamelijk motorische somatische zenuwvezels.
Het onderste stuk noemen we de n. intermedius en die verzamelt al de rest.

46
Q

Van wat is de n. intermedius een onderdeel?

A

Van de n. facialis ter hoogte van de hersenen. Dit is het onderste stuk van de n. facialis.

47
Q

Naar waar gaan de motorische viscerale zenuwvezels van de n. facialis?

A

Naar de speekselklieren. Deze hebben een eerste neuron in het centrale zenuwstelsel, die sturen hun axon via de n. facialis naar de speekselklieren en daar krijgen we een overschakeling op een tweede neuron in een ganglion. Ontstaat vanuit motorische kernen van de parasympaticus, de nucleus salivatorius superior.

48
Q

Waar is het ganglion geniculatum gelegen?

A

Op het verloop van de n. facialis. Dit is voor somatische sensibele zenuwvezels.

49
Q

Vertel alles wat je weet over de n. facialis en smaak.

A

2/3e van de smaak wordt via de n. facialis getransporteerd, die prikkels maken ook een tussenstop ter hoogte van het ganglion geniculatum.
Vanaf daar wordt er naar 2 kernen getransporteerd, namelijk de kern van de n. trigeminus voor de tast. Smaak gaat vanaf het ganglion geniculatum naar de nucleus tractus solitarius.

50
Q

Vertel wat je weet over het verloop van de n. facialis

A

Deze gaat in het buurt van het rotsbeen lopen, en erdoorheen lopen en dan vlak naast het binnenoor gelegen zijn. Gaat dan aan de onderkant van de parotis liggen en aan de achterkant van de onderkaak. Deze gaat splitsen daar in 3 dorsale, 3 ventrale en 2 eindtakken.

51
Q

Welke aftakkingen zien we eerst van de n. facialis?

A

Deze zien we ter hoogte van het rotsbeen.

  • N. stapedius
  • N. petrosus major
  • Chorda tympani
52
Q

Vertel alles over de n. stapedius

A

Dit is onderdeel van de n. facialis, wordt afgegeven ter hoogte van het rotsbeen.
Deze zenuw gaat naar de spier van de stapes. Een van de gehoorbeentjes in het midden oor.
Is een motorisch somatische zenuw.

53
Q

Vertel alles over de n. petrosus major

A

Is een onderdeel van de n. facialis. Is een motorische viscerale zenuw, deze gaat naar het neusslijmvlies en zal zorgen voor slijmproductie. Dit is een klier effect, daardoor hebben we ergens een overschakeling nodig.

54
Q

Vertel alles wat je weet over chorda tympani

A

Is een onderdeel van de n. facialis. Is een sensorische viscerale zenuwvezel. Zorgt voor het transporteren van smaakprikkels.
Deze loopt in de tong en vervoegt zich met de n. lingualis.

55
Q

Wat weet je over de n. lingualis?

A

Dat deze zenuw in de tong gelegen is. Deze bestaat uit onderdelen van de n.facialis (chroma tympani), en delen van de n. trigeminus en andere motorische delen.

56
Q

Noem de dorsale takken van de n. facialis

A
  • N. Auricularis caudalis
  • N. Auricularis internus
  • N. Auriculopalpebralis
57
Q

Wat weet je over de n. auricularis caudalis?

A

Is een van de dorsale takken van de n. facialis.
Dit is een gemengde zenuw, deze gaat motorisch zijn en naar de oorspieren gaan die we aan de caudale zijde vinden maar die zenuw heeft ook sensibele takjes, die hebben hun zenuwcellichaam ter hoogte van het ganglion geniculatum laterale.

58
Q

Wat weet je over de n. auricularis internus?

A

Is een van de dorsale takken van de n. facialis. Gaat de binnenkant van het oor innerveren. De prikkel gaat naar de hersenen en het dier reageert erop.
Dit is een manier om enkel de n. facialis te testen.

59
Q

Wat weet je over de n. Auriculopalpebralis?

A

Is een van de dorsale takken van de n. facialis. Deze is zuiver motorisch, vertrekt vanuit de motorkernen van de n. facialis.
Gaat naar de bovenste oogleden gaan en de oorspieren die aan de voorkant van het oor gelegen zijn.
Als je in het oor wrijft test je de n. auriculopalpebralis en de n. auricularis internes. Verder is dit het efferente luik van de dreigreflex.

60
Q

Noem de ventrale takken van de n. facialis

A
  • N. Digastricus
  • Ramus paroitidei
  • Ramus coli
61
Q

Wat kun je vertellen over de n. digastricus?

A

Dit is een onderdeel van de ventrale takken van de n. facialis.
Dat dit een zuiver motorische zenuw is die naar de m. digastricus gaat. Dit is een van de kleinere kauwspieren, die aan de binnenkant van de mandibula is gelegen met twee spierbuikjes.

62
Q

Wat kun je vertellen over de ramus parotideus?

A

Dit is een onderdeel van de ventrale takken van de n. facialis.
Is een viscerale motorische zenuw, deze gaat de parotis klieren stimuleren om speeksel te secreteren.

63
Q

Wat kun je vertellen over de ramus coli?

A

Dit is een onderdeel van de ventrale takken van de n. facialis. Deze doorboort de parotis en gaat naar de halshuidspieren.

64
Q

Welke zenuwen gaan naar de mimische spieren?

A

De twee eindtakken van de n. facialis.

  • N. Buccalis dorsalis
  • N. Buccalis ventralis
65
Q

Wat weet je over de n. Buccalis dorsalis?

A

Deze loopt in de buurt van de n. infraorbitalis

66
Q

Welke aandoeningen zijn gelinkt aan de n. facialis?

A
  • Overactiviteit : Teveel signalen van motorinput. We krijgen een contractie toestand van de mimische spieren. Dit kan als gevolg van een otitis media of een tumoraal proces. Je ziet het probleem dan unilateraal. Doordat de n. auriculopalpebralis continue geactiveerd wordt krijg je een toegeknepen oog. Opgetrokken lip en deviatie van de neus. De levator nasalis wordt continue gestimuleerd daardoor wordt de neusrand opgehoffen.
  • Verlamming : Grootste effect zie je dan bij de dieren.
    Kan centraal of perifeer een oorzaak hebben. Als het perifeer is dan vaak ter hoogte van de n. buccalis dorsalis en ventralis. Dit kan bij verlammen door het verkeerd aan doen van het halster.
    Bij herkauwer lopen deze takken minder oppervlakkig en lopen ze beschermt via de achterrand van de mandibula. Bij herkauwer eerder problemen ter hoogte van de dorsale tak maar zelden ter hoogte van de ventrale tak.
67
Q

Wat zie je wanneer de n. Buccalis dorsalis en ventralis verlamt zijn?

A

Je ziet dan enkel maar een afwijkende functie van de spieren ter hoogte van de neus en lip aan de betrokken zijde.

68
Q

Welke zenuw is de 8ste kopzenuw?

A

De n. vestibulocochlearis

69
Q

Waar ontstaat de 8ste kopzenuw?

A

Aan de ventrale zijde van de n. Facialis ter hoogte van het corpus trapezoidum. Het is een uiterst korte zenuw.

70
Q

Welke componenten zien we bij de 8ste kopzenuw?

A

Voornamelijk sensorisch somatisch.

71
Q

Naar wat gaan de uitlopers van de n. vestibulocochlearis?

A

Naar het evenwichtsapparaat, de radix vestibulaire en naar het slakkenhuis een radix cochlearis.

72
Q

Vertel alles wat je weet over de auditory pathway

A

Radix cochlearis, naar nucleus cochlearis gelegen ter hoogte van de medulla oblongata, dan kan het naar de nucleus olevarius gaan of via de leminsicus lateralis naar de colliculus caudalis.

Vanaf de nucleus olevarius en de colliculus caudalis gaat er doorgeschakeld worden naar de nucleus van het corpus geniculatum medialis dat in het diencephalon is gelegen.
Vanaf daar wordt er doorgeschakeld naar de cortex en pas dan is er bewuste waarneming.

73
Q

Hoe verloopt een prikkel wat betreft evenwicht?

A

Er kunnen 2 dingen plaats vinden vanaf de radix vestibularis

  • Directe overschakeling naar de diep cerebellaire kernen
  • Schakelen ter hoogte van de nucleus vestibularis, die gelegen zijn ter hoogte van het verlengde merg.

Informatie gaat naar de kernen van de kopzenuwen die naar de oogspieren gaan
Of er gaat onbewuste informatie naar het ruggenmerg gaan. De spieren moeten corrigeren als het dier dreigt om te vallen.

Er wordt vanuit de radix vestibularis geen informatie doorgeschakeld naar de hersenschors.

74
Q

Hoe onderzoek je de functie van de 8ste kopzenuw?

A
  • Doofheid is zeer lastig te detecteren, zeker wanneer dit unilateraal is.
  • Evenwicht : Door de oogbol te controleren.
    Door de huppeltest.

Als je een stoornis hebt in het vestibulaire gedeelte dan ga je een afwijkende gang zien want de motorneuronen van de ledematen werken nog perfect maar de informatie komt niet juist binnen.
Typisch is dat het hoofd gedraaid is naar de aangetaste zijde. Je ziet cirkelgang en omvallen naar de aangetaste zijde.

75
Q

Welke kopzenuw is de 9e?

A

De n. glossopharyngeus, deze ontstaat ter hoogte van de medulla oblongata. Bij paarden loopt deze nabij of in de luchtzak. Is een korte zenuw die moeilijk te dissecteren valt.
Deze vertakt nm al snel in de spieren van de farynx en de tong.

76
Q

Welke componenten bevat de 9e kopzenuw?

A

Deze zenuw is gemengd. Bevat zowel afferente als efferente zenuwvezels en ook somatisch als viscerale prikkels.

77
Q

Wat doen de motorneuronen van de 9e kopzenuw?

A

Deze gaan de spieren aansturen ter hoogte van de farynx.

78
Q

Alle somatische efferente neuronen die spieren aansturen die verantwoordelijk zijn voor slikbewegingen gaan groeperen in een kern, welke kern is dat?

A

De nucleus ambiguus, deze is gelegen ter hoogte van de medulla oblongata. Daar hebben dus ook de somato efferente zenuwvezels van de n. glossopharyngeus hun oorsprong.

79
Q

Waar vinden de viscerale efferente zenuwvezels van de 9e kopzenuw hun oorsprong?

A

Ter hoogte van de nucleus parasympaticus, deze gaan naar de speekselklieren. Ze gaan nabij het eindorgaan overschakelen op een tweede neuron.

80
Q

Waar ontstaat de n. glossopharyngeus?

A

Ter hoogte van de medulla oblongata. Bij paarden loopt deze nabij of in de luchtzak.

81
Q

Wat is de somatisch afferente informatie die de n. glossopharyngeus gaat verzamelen?

A
  • Informatie vanuit de farynx, bv pijn, temperatuur en een kriebelende hoest. Deze informatie wordt doorgeschakeld naar de kern van de nucleus trigeminus.
  • Smaak van het laatste 1/3e van de tong. Het zenuwcellichaam ligt in de periferie ter hoogte van het ganglion distale, dit schakelt door naar de nucleus tractus soletarius.
82
Q

Hoe test je de 9e kopzenuw?

A

Deze is zeer lastig te testen, want deze zenuw is niet alleen verantwoordelijk voor een goede beweging van de farynx.

83
Q

Wat kan een probleem zijn met de 9e kopzenuw? (denk aan het verloop)

A

Deze loopt in de plooi van een luchtzak. Bij luchtzak problemen kan deze zenuw dus ook betrokken zijn. We zien dan een verstoorde slikbeweging (dysfagie). Ook de n. vagus loopt in de plooi van de luchtzak.

84
Q

Wat is een verstoorde slikbeweging?

A

Dysfagie

85
Q

Welke zenuw is de 10e kopzenuw?

A

De n. vagus.

86
Q

Van wat is de n. vagus een essentieel onderdeel?

A

Van het viscerale/autonome zenuwstelsel.

87
Q

Waar ontstaat de 10e kopzenuw?

A

Aan de ventrale zijde van de medulla oblongata.

In de zenuw zit zowel afferente als efferente informatie, maar ook delen van het viscerale als somatische zenuwstelsel.

88
Q

Hoe noemen we de n. vagus en de sympaticus samen in de hals?

A

De truncus vagosympaticus, ze zijn in de hals niet los te dissecteren van elkaar.

89
Q

Vertel alles over het verloop van de truncus vagosympaticus

A

Dit zijn de n. vagus en de sympaticus samen. In de borstholte gaan de truncus vagosympaticus van links en rechts met elkaar fusioneren en gaan ze zich een een verticaal vlak oriënteren. We spreken dan van de truncus vagalis dorsalis en ventralis. Deze gaan zich dorsaal en ventraal positioneren van de slokdarm.

90
Q

Wat is de functie van het efferente somatische deel van de 10e kopzenuw?

A

Dwarsgestreepte spieren innerveren die rondom de larynx gelegen zijn. Dit is belangrijk voor de slikbeweging, de motorneuronen hiervoor bevinden zich in de nucleus ambiguus.

91
Q

Geef alles wat je weet over de n. vagus het viscerale efferente deel

A

Is een groot onderdeel van de n. vagus. Deze ontstaan ter hoogte van motorkernen in de parasympaticus en zullen via de n. vagus getransporteerd worden.

92
Q

Wat is kenmerkend voor het viscerale efferente deel van de n. vagus?

A

De eerste orde neuronen, met het zenuwcellichaam in de het centrale zenuwstelsel, zullen overschakelen op een tweede neuron. Dit gebeurt ter hoogte van perifeer gelegen ganglia nabij de organen.

93
Q

Wat omvat het somatisch afferente deel van de n. vagus?

A

Gevoel, tast, pijn en temperatuur ter hoogte van de larynx. Deze informatie gaat naar de nucleus van de n. trigeminus.

94
Q

Wat weet je over het viscerale afferente deel van de n. vagus?

A

Dat het zenuwcellichaam is gelegen in de distale ganglion (ganglion nodosum). Deze informatie schakelt door naar de nucleus tractus soletarius. Het gaat over smaakreceptoren rondom de larynx en de farynx.

95
Q

Hoe noemen we het distale ganglion ook wel?

A

Ganglion nodosum, dit is onderdeel van het viscerale afferente deel van de n. vagus.
Deze schakelt door naar de nucleus tractus soletarius. Ook de n. glossopharyngeus schakelt hier over.

96
Q

Welke takjes ontstaan eruit de truncus vagosympaticus?

A
  • Rami pharyngeus, deze gaan naar de farynx gaan en het voorste deel van de slokdarm. motorisch als sensibel en zijn te testen door middel van de slikreflex.
  • N. Laryngeus cranialis : Motorisch en sensibel, te testen door de hoest en slikreflex.
97
Q

Vertel alles wat je weet over de n. laryngeus recurens

A

Deze gaat aan de linkerkant achter de arcus aorta lopen. Aan de rechterzijde gaat deze terug naar proximaal door achter de a. subclavia dexter te kruipen.
Geeft de n. laryngeus caudalis af, die de spieren rondom de larynx gaan innerveren.
Deze kan betrokken zijn bij cornage.

98
Q

Wat zien we bij cornage?

A

Een verlamming van de laryngeale spieren met een reutelgeluid tot gevolg omdat de stemspeelt niet volledig open gezet kan worden.

99
Q

Wat kun je bij paarden doen om de n. vagus te testen?

A

De thoracolaryngeale respons test, deze test wordt uitgevoerd door middel van endoscopie. Door te kloppen met de hand achter het schouderblad wordt er een somatisch afferente prikkel getransporteerd naar de hersenbasis.
De nucleus ambiguus wordt gestimuleerd, die motorneuronen gaan hun axon uitsturen via de truncus vagosympaticus, die gaat rondkrullen om de arcus aorta of om de a. subclavia dexter en via de n. laryngeus recurens gaan opklimmen naar het caudale gedeelte van de larynx en daar de spieren gaan innerveren.

100
Q

Welke kopzenuw is de 11e kopzenuw?

A

De n. accesorius

101
Q

Wat zijn de componenten van de n. accesorius?

A

Deze is motorisch en gaat voornamelijk naar skeletspieren. Innerveert de spieren van het voorste lidmaat en verbindingsspieren en de m. sternocephalicus.

102
Q

Waar ontstaat de n. accesorius?

A

In de medulla oblongata kort na de n. vagus en gaat met de n. vagus een aantal vezels uitwisselen, vandaar dat deze ook getest wordt in de hoest- en slik-reflex.

103
Q

Waarom heeft de 11e kopzenuw ook een aandeel in de hoest en slik reflex?

A

Omdat deze vezels uitwisselen gaat met de n. vagus.

104
Q

Vertel alles over het verloop van de n. accesorius.

A

Deze gaat eerst vezels uitwisselen met de n. vagus, en op zijn verdere verloop gaat deze splitsen in een dorsale en ventrale tak.
De ramus ventralis gaat naar de m. sternocephalicus.
De ramus dorsalis gaat naar de m. brachiocephalicus, m. omotransversarius en het cervicale gedeelte van de m. trapezius.

105
Q

Welke kopzenuw is de 12e kopzenuw?

A

De n. hypoglossus

106
Q

Welke componenten bevat de n. hypoglossus?

A

Enkel motorische. We zien axonen van somatisch efferente motorneuronen terug waarvan de kern is gelegen in de medulla oblongata.

107
Q

Wat doet de n. hypoglossus?

A

Met zijn motorneuronen gaat die de tongspieren innerveren, zowel de intrinsieke als extrinsieke tongspieren. Draagt dus bij aan de n. lingualis.

108
Q

Waar loopt de n. hypoglossus?

A

In de luchtzak wand.

109
Q

Hoe kunnen we de n. hypoglossus evalueren?

A

Door middel van een onderzoek aan de tong. Bij eenzijdige aandoeningen van die zenuw zien we dat de symmetrie verloren gegaan is. Bij beiderzijdse problemen zal de tonus van de tong minder zijn en is de bewegelijkheid afgenomen.

110
Q

Wat is een 2e functie van de n. hypoglossus?

A

Speekselproductie stimuleren ter hoogte van de tong en de larynx.