Rotavirus - enterische ziekte bij jonge dieren Flashcards
1
Q
Kenmerken
A
- Rotavirussen veroorzaken diarree bij intensief gefokte jonge landbouwhuisdieren
- isolaten worden verdeeld in zeven antigeen verschillende serogroepen (A tot G)
- gastheerbereik varieert afhankelijk van de virale soort
- Veldinfecties met rotavirussen worden als soortspecifiek beschouwd
2
Q
Epidemiologie
A
- Hoge titers van het virus (10^9 virusdeeltjes per gram feces) worden uitgescheiden uit de klinisch aangetaste dieren
- Omdat het virus stabiel is in de omgeving, kunnen gebouwen zwaar gecontamineerd zijn en intensief gefokte dieren kunnen vaak getroffen worden
- Meeste dieren worden besmet met het virus
3
Q
Pathogenese
A
De ernst van de infectie wordt grotendeels bepaald door
o virulentie van de infecterende virale stam
o hoeveelheid ingenomen virus
o niveau van maternale immuniteit
• Andere factoren die de uitkomst van een infectie beïnvloeden, zijn onder andere
o leeftijd van het dier op het moment van blootstelling
o Overbevolking
o aanwezigheid van andere enterische pathogenen
1) vermeerdering darmvilii
2) villi gaan kapot –> verkorte villi en osm diarree
4
Q
Klinische symptomen
A
- De incubatietijd is kort, meestal minder dan 24 uur
- In ongecompliceerde gevallen herstellen dieren vaak binnen 4 dagen zonder behandeling
- Gelijktijdige infectie met andere enterische pathogenen zoals Escherichia coli, Salmonella-soorten kunnen de ernst van de diarree vergroten en sterfgevallen optreden.
5
Q
Diagnose
A
- Specimens geschikt voor laboratoriumonderzoek omvatten feces en darm inhoud
- negatief-contrast elektronenmicroscopie is snel, groot aantal virusdeeltjes (106 per gram ontlasting) moeten aanwezig zijn voor betrouwbare bevestiging
- Viraal antigeen kan worden aangetoond in feces door ELISA en latexagglutinatie
- Immunofluorescentie kan worden gebruikt om virale antigeen in uitstrijkjes of in te detecteren cryostaatsecties van aangetaste dunne darm.
- Rotavirussen zijn moeilijk te isoleren in weefselkweek uit klinische monsters. De toevoeging van lage concentraties trypsine aan het groeimedium vergemakkelijkt het virale uncoating en verbetert virale replicatie
6
Q
Behandeling
A
- orale elektrolytenoplossing
- intraveneuze vloeistoffen
- ab
7
Q
Controle
A
- verminderen virusuitdaging
- minimalisatie stressvolle condities
- voldoende colostrum
- lokale immuniteit : lactogene immuniteit
- vaccinatie moeders
- orale vaccinatie –> lokale bescherming gemodificieerd levend vaccin??