Romantik (1798-1835) Flashcards
1
Q
Maatschappij
A
Herinrichting europa, geen verbetering, controle uni’s, industrialisering
Reactie: gebrek politieke vrijheid + maatschappelijke ongelijkheid
2
Q
Wat staat er centraal in deze periode?
A
Verlangen en fantasie, gevoel en intuitie belangrijk
3
Q
Kenmerken
A
- natuur is belangrijk, verheerlijkt en gedetailleerd beschreven
- verlangen naar verre reizen
- middeleeuwen als ideaal
- aandacht voor het abnormale, de droom en de dood
- geen dichterlijke beperking, geen starre regels
4
Q
Thema’s
A
- het verleden, vluchten uit de realiteit > fantasie
- liefde, hartstocht en verlangen
- humor, met een lach en een traan
- geloof (nadruk op persoonlijke beleving)
- noodloot (ziekte, vroege dood, alcohol verslaving)
- griezel en gruwel elementen (Schwarze Romantik)
5
Q
Schwarze romantik
A
Aantrekkingskracht naar griezelig, nachtmerries, misdaden etc.
(E.T.A. Hoffman)
6
Q
Gebroeders Grimm
A
Sprookjes (hoogtepunt Romantik)
- vaak magisch getal (3 of 7)
- karakters geen naam
7
Q
Blauwe bloem
A
Symbool romantik
8
Q
Altere romantik
A
- filosofisch en theoretisch
- sprookje
(Ludwig, Novalis, Grimm, Schegel)
9
Q
Jungere romantik
A
- literair
- natuurlyrik
- griezelverhalen
(Eichendorff, Brentano, Arnim)