Regels meetkunde toetsweek 2 Flashcards

1
Q

De afstand van een punt tot een punt

A

√(Xb - Xa)^2 + (Yb - Ya)^2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

De afstand van een punt tot een lijn

A

|ax + by - c| : √a^2 + b^2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Normaal vector van lijn k: ax + by = c

A

nk = (a : b)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vectoren 90 graden draaien: linksom

A

(a : b) -> (-b : a)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Vectoren 90 graden draaien: rechtsom

A

(a : b) -> (b : -a)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe vorm je een vector tussen punt A en B

A

Vector AB = vector b - vector a

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Baansnelheid

A

√((x’(t))^2 + (y(‘t))^2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Snelheidsvector

A

( x’(t) : y’(t) )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Plaatsvector

A

( x(t) : y(t) )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Versnellingsvector

A

( x”(t) : y”(t) )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De hoek tussen twee lijnen

A

cos(k,l) = | vector rk x vector rl| : |rk| x |rl|

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • sin(a)
A

sin (a + π )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

sin(a) omschrijven naar cosinus

A

sin(a) = cos(a - 0,5π)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

-cos(a)

A

cos (a + π)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

cos(a) omschrijven naar sinus

A

cos(a) = sin(a + 0.5π)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

tan(a) = tan(b)

A

a = b + πk (1 oplossing)

16
Q

Wat is er aan de hand als de uitkomst bij goniometrische vergelijkingen -1,0, 1 is?

A

Slechts 1 oplossing
Bij 0 heb je te maken met + πk ipv +2πk

17
Q

Afgeleide van sin(a)

18
Q

Afgeleide van cos(a)

19
Q

Afgeleide van -sin(a)

20
Q

Afgeleide van -cos(a)

21
Q

De lengte van een vector

A

(p : q) = |(p : q)| = √p^2 + q^2

22
Q

Vectorvoorstelling van P door Q

A

k: (x : y) = vector p + t(vector q - vector p)

23
Q

Vectorvoorstelling van Q door P

A

k: (x : y) = vector q + t(vector p - vector q)

24
Q

Parametervoorstelling en hoe maak je hier een lijn van?

A

l: (x : y) = (3 : 4) + t(2 : 2)

Geeft x = 3 + 2t
y = 4 + 2t

Je kunt hier een lijn van maken door middel van een stelsel t te elimineren:
Bijvoorbeeld:

x = 3 + 2t
y = 4 + 2t

Doe dit min elkaar -> x - y = -1
De lijn wordt dan k: x - y = -1

25
Q

Wat geldt er als vectoren loodrecht op elkaar staan?

A

rk = nl

Dus je moet de richtingsvector van lijn k 90 graden linksom of rechtsom draaien om de normaal vector van l te krijgen. A.d.h.v. de normaal vector kun je lijn l opstellen

26
Q

Wat geldt er als lijnen/ vectoren evenwijdig aan elkaar zijn?

27
Q

De hoek tussen twee vectoren

A

cos(vector a, vector b) = vector a x vector b : |vector a| x |vector b|

28
Q

Loodrecht met
1. lijnen
2. vectoren

A
  1. Als twee lijnen loodrecht op elkaar staan geldt: rc1 x rc2 = -1
  2. Als twee vectoren loodrecht op elkaar staan geldt vector a x vector b = 0
29
Q

Hoek waaronder de baan zichzelf snijdt

A

Hoek tussen de raaklijnen

30
Q

Vectorvoorstelling opstellen door A evenwijdig met BC

A

k: ( x : y) = vector a + t(vector b - vector c)

31
Q

Vectorvoorstelling opstellen door B en midden lijnstuk AC

A

k: (x : y) = vector b + t(vector b - vector m)

32
Q

Vectorvoorstelling opstellen door midden AB en evenwijdig met AC

A

0,5(vector a + vector b) + t(vector a - vector c)

33
Q

Vectorvoorstelling door lijnstuk BC

A

K: (x : y) = vector b + t(vector b - vector c)