regelmatige werkwoorden eerste conjugatie met spellingveranderingen Flashcards
1
Q
aankondigen
A
annoncer
2
Q
vooruitgaan
A
avancer
3
Q
scheiden
A
divorcer
4
Q
verwijderen
A
effacer
5
Q
gooien, lanceren
A
lancer
6
Q
bedreigen
A
menacer
7
Q
plaatsen
A
placer
8
Q
uitspreken
A
prononcer
9
Q
vervangen
A
remplacer
10
Q
verzaken, afstand doen
A
renoncer
11
Q
maken, ontwikkelen
A
aménager
12
Q
regelen
A
arranger
13
Q
veranderen
A
changer
14
Q
verbeteren
A
corriger
15
Q
ontmoedigen
A
décourager
16
Q
verplaatsen
A
déménager
17
Q
storen
A
déranger
18
Q
leiden
A
diriger
19
Q
aanmoedigen
A
encourager
20
Q
zwemmen
A
nager
21
Q
delen
A
partager
22
Q
duiken
A
plonger
23
Q
wegdoen
A
ranger
24
Q
schrijven
A
rédiger
25
reizen
voyager
26
vegen
balayer
27
verschrikken
effrayer
28
gebruiken
employer
29
vervelen
ennuyer
30
sturen
envoyer
31
proberen
essayer
32
afvegen
essuyer
33
betalen
payer
34
terugsturen
renvoyer
35
"tu" gebruiken
tutoyer
36
"vous" gebruiken
vouvoyer