Random Flashcards
To demand to step down
Het aftreden eisen
To be injured
Raken (raak, raakte) (zwar) gewond
To be involved
Betrokken zijn
To raise the question
Werpt de vraag op
To throw
Werpen, wierp, geworpen
The story
Het verhaal
De regering
De overheid
Barely
Amper
Miserable, pathetic
Erbarmelijk
Unbearable
Ondragelijk
Suddenly
Plotseling
To establish
Vestigen, vestigde, gevestigd
To fit, to try on,
To behoove
Passen, paste, gepast
To dance / jump arm in arm
Hossen, hoste, gehost
Tremendous, enormous
Horrific, appaling
Ontzettend
Manager, driver, pilot, administrator
Bestuurder
Unprecedented, unknown
Immense, enormous
Ongekend
Motto, watchword
De leuze, leuze (f)
To fill up
Vollopen, liep vol, volgeopen
To spend
Besteden, besteedde, besteed
To place, hold in place
Steden, steedde, gesteed
Branch, division
De tak, takken (m)
Courage
De durf (m)
To dare
Durven, durfde, gedurfd
Retaliation
De vergelding (f.)
The spokesperson
De woordvoerder, woordvoerders
Because of, due to
Vanwege, wegens
For a short time, briefly
Even
To fortifiy (themselves)
Verschansen, verschanste, verschanst (zich)
To affect, attack
Aantasten, tastte aan, aangetast
A lot, quite a lot of
Heleboel
To proclaim
Uitroepen, riep uit, uitgeroepen
To see
Zien, zag, gezien
Actually, in reality
Daadwerkelijk
Dissappointment, setback
De tegenvaller, s (m)
To introduce, input, import
Invoeren, voerde in, ingevoerd
To cause, inflict, wreak
Aanrichten, richtte aan, aangericht
To intervene
Ingrijpen, greep in, ingegrepen
Nogmals, opnieuw
Weer eens
Revenge
De wraak