Radiografisch onderzoek Flashcards

1
Q

Wat is het principe van radiografisch onderzoek?

A

Een bron zendt straling uit en wordt op een film ontvangen en omgezet in een beeld. Het object tussen de bron en film zal straling absorberen en het beeld vervormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zorgt voor film zwarting?

A

Dikkere gebieden zullen meer straling absorberen. Hier is dan minder zwarting. Zwarting ontstaat door het reageren van de film met radiografische straling. Dus “massa is wit”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer wordt het doordringend vermogen van straling groter?

A

Hoe hoger de frequentie, hoe kleiner de golflengte. Hierdoor krijgt de golf meer energie en wordt gevaarlijker voor de mens. Het doordringend vermogen in materie wordt groter.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is ioniseren en welke straling kan dit veroorzaken? Waar maakt radiografie gebruik van?

A

HEt gedeelte van het spectrum na het zichtbare licht kan atomen ioniseren. Dit is het uit de baan slaan van een elektron van een atoom, waardoor het chemische reacties kan veroorzaken. Radiografiemaakt gebruik van ioniserende straling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe wordt het doordringend vermogen van de straling ook aangeduid?

A

Hardheid van de straling. Dit heeft een kleinere golflengte en daardoor een groter doordringend vermogen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Welke drie kunstmatige isotopen zijn er>

A

1 Ir-192, Se-75, Co-60

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg het principe uit van een rontgenbuis en verklaar de relatie met de hardheid van de straling

A

Rontgenstraling wordt opgewekt in een elektronen buis. Vrije elektronen worden dmv een elektrisch veld versneld. Door afremmen gaan deze straling uitzenden. Dit heeft verschillende frequenties. De hardheid van de straling wordt uitgedrukt in keV en wordt bepaald door de gebruikte buisspanning. Een hogere kV geeft meer straling met een kleinere golflengte, dus hardere straling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een eigenschap vwb de specifieke energie? Hoe verandert de energie van de straling naar mate de tijd verandert?

A

Elk isotoop heeft zijn eigen specifieke energie in eV, dus geen spectrum van straling. Dus elk isotoop heeft een specifieke energie-frequentie. Een zwakkere bron produceert minder straling, maar de energie van de straling blijft hetzelfde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn de drie redenen dat niet alle straling zullen worden geabsorbeerd?

A

1 Hardheid van de straling 2 Dikte van het matgeriaal 3 Dichtheid van het materiaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Vertel wat over de gevoelige emulsie laag van de film?

A

Beide zijden voor snellere belichting De laag bestaat uit zilverbromide kristallen (korrels) De grootte van de korrels bepaalt hoe snel een film belicht is, maar ook de scherpte van het beeld Is ook gevoelig voor gewoon licht De ioniserende straling zorgt ervoor dat de zilverbromide uiteenvalt in zilver en bromide, de zilver wordt dan zwart: des te meer zilver, des te minder straling is doorgelaten, dus des te meer straling is geabsorbeerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekent een zwarting 2?

A

Dat er 1/100 van het licht van de lichtbak wordt doorgelaten. Zwarting 4 betekent 1/10000 van het licht van de lichtbak wordt doorgelaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat kan men uit een HD-curve halen?

A

Het effect van verschil in hoeveelheid straling (belichting) op het verschil in zwarting (contrast)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van de loodfolie?

A

Film zit in een lichtdichte loodfolie. Zorgt voor het zachter maken van de doorgelaten straling, zodat deze voldoende ionisaties maakt in de emulsie Ook absorbeert de loodfolie de verstrooide straling uit het object en zorgt voor meer scherpte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt bedoeld met de radiografisch gevoleigheid? Waar is dit afhankelijk van?

A

HEt % wanddikte vermindering dat nog kan worden waargenomen op de film

1 Radiografisch contrast 1.1 Film contrast 1.2 Werkstukcontrast

2 Radiografische scherpte 2.1 Geometrische onscherpte 2.2 Film onscherpte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat wordt bedoeld met radiografisch contrast van de film?

A

De detailwaarneembaarheid, wordt bepaald door: -type film (HD curve) -Bereikte zwarting -Het ontwikkelproces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat wordt bedoeld met het radiografisch contrast van het werkstuk?

Waar is dit van afhankelijk?

A

Het verschil in zwarting gerelateerd aan de massa

Hardheid van de straling en verschil in dikte

17
Q

Geeft harde straling een hoog of laag contrast bij dikte verschillen?

A

Harde straling geeft laag contrast bij dikte verschillen

Bij grote dikte heeft harde straling een grote doordringend vermogen, dus wordt minder geabsorbeerd

18
Q

Wat wordt bedoeld met de geometrische onscherpte?

A

Een puntbron projecteert een 3D beeldop een plat vlak, dit veroorzaakt

1) geomettrische onscherpte (bron heeft een diameter en opstaand randje zorgt dus voor een vager beeld

Belangrijke parameters: groote van de bron, afstand object bron, afstand object film

2) Vertekening en beeldvervorming

19
Q

Welke andere bronnen van onscherpte zijn er?

A

1) Bewegingsonscherpte: door beweging van bron, object of film tijdens de opname
2) Inwendige verstrooing: door compton effect zal er secundaire straling vanuit het object op de film terechtkomen (compton-effect is straling gaat verder als EM-golf met grotere golflengte, oftewel gaat verder als zachtere straling)
3) Strooinstraling: straling die reflecteert tegen wanden en object, ook wel back-scatter genoemd. Dit kan worden bepaald door een b te plakkenop de achterkant van de film, dus witte b is reshoot, zwarte b is geen reden voor afkeur

20
Q

Waar is de scherpte van de film van afhankelijk?

A
  • Type film en dus korrelgrootte
  • Hardheid van de straling: hardere straling ioniseert een groter gebied

Dus je hebt een trade-off: je kunt een hogere scherpte verkrijgen door een film met kleinere korrels te nemen, maar als je harde straling hebt, dan is je beeld toch slecht definieerd, omdat de hardere straling een groter gebied ioniseert

21
Q

Wat zijn de functies van beeld kwaliteit indicatoren?

Waar plaatsen?

A

Aantonen van de gevoeligheid en kwaliteit van de opnamen, NDO-er heeft werk goed uitgevoerd, en om minimale zwarting aan te tonen

Aan bron-zijde, behalve als niet mogelijk, dan aan film zijde, met toeveoging F

22
Q

Welke gevoelogheid is geeist?

A

Minstens 2% van de wanddikte

23
Q

Wat heeft de orientatie van de fout voor effect op de zichtbaarheid?

A

Bij schuin aanstralen is het verschil in absorptie veel kleiner, dus de fout wordt dan minder zichtbaar. Oplssing: onder meerdere hoeken aanstralen.

24
Q

Noem de drie opnametechnieken

A
  1. Enkel wand, enkel beeld: BKI en markeringen aan bronzijde
  2. Dubbel wand, enkel beeld: doorstalen van twee wanden bij pijp, of contactopname waarbij bron tegen het object aan wordt gezet
  3. Dubbel wand, dubbel beeld: doorstralen van twee wanden bij kleine diameter pijp kleiner en gelijk aan 3”
25
Q

Wat wordt bedoeld met densiteit van de film? Wat zijn de randvoorwaarden?

A

De zwarting van de film. Dit is de logaritmische verhouding tussen het opvallende licht en het doorgelaten licht

Densiteit tussen de 2 en 4

26
Q

Leg uit wat de vertekening doet, en hoe dit zwartingsverschillen oplevert voor een plaat met dezelfde wanddikte, en wat de eisen zijn om dit te minimaliseren

A

De bundelspreiding zorgt voor onscherpte. Om dit tgen te gaan, bron verder weg plaatsen, maar dit verhoogt de stralingstijd. Dan dus de regel om ten opzichte van de loodrechte doorgang, niet meer dan 10% extra materiaal doorlopen

27
Q

Wat wordt bedoeld met de radiografische gevoeligheid? In welke richting?

A

Het precentage vermindering van wanddikte dat op de foto nog juist goed waarneembaar is

28
Q

Wat zikjn de verschillende kV waarden voor deisotopen?

A
  1. Ir: 300 kV, 470 kV 600 kV
  2. Co: 1,33 en 1,17 MeV
29
Q

Hoe worden films ingedeeld op grond van hun belichtingssnelheid?

A
  1. Langzame films: films met een hele fijne korrel en hoge definitie (hoge scherpte). Deze hebben een lange belichtingstijd: Agfa D4
  2. Middelmatige snelle films: redelijk fijne korrel en redelijke scherpte: Agfa D5
  3. Snelle films: grotere korrel en een matige scherpte, belichtingstijd relatief kort: Agfa D7
30
Q

Wat is de reden dat loodfolies worden toegepast?

A

Straling is eigenlijk te hard, dwz geen ionisatgies. De loodfolie verzacht de straling, hierdoor wordt straling makkelijker geabsorbeerd. Hierdoor verbetering beeldkwaliteit en verkorting van belichtingstijd

31
Q

Welke normen vanuit EN en ASME zijn bekend om de draadindicators te beschrijven?

A

EN 462 en ASME 5(?)

32
Q

Leg uit hoe het stralingsbeeld wordt verkregen

A
  • Straling plant zich in het materiaal voort in rechte lijnen
  • De stralingsintensiteit wordt door het materiaal verminderd
  • Vermindering wordt veroorzaakt door absorptie en verstrooiing
  • Het gevolg hiervan is dat fouten in het materiaal intensiteitsverschillen veroorzaken.
  • Deze intensiteitsverschillen leveren dan het stralingsbeeld
33
Q

Hoe moet een afwijking zichtbaar worden gemaakt?

A

De afwijking van de wanddikte moet een bepaald grootte hebben, om zichtbaar te worden gemaakt met radiografie

34
Q

Waar is de radiografische gevoeligheid van afhankelijk?

A
  1. De radiografische scherpte
    1. Geometrische factoren
      1. Geometrische onscherpte
      2. Vertekening
      3. Abrupte dikteverschillen
      4. Bewegingsonscherpte
      5. Inwendige verstrooing
      6. Loodfolie-film-contact
      7. Strooistraling
    2. Filmfactoren
      1. Inwendige onscherpte
      2. Type film
      3. Soort straling
      4. Ontwikkelproces
  2. De radiografische contrast
    1. Object contrast
      1. Dikte-verschillen
      2. Dichtheidsverschillen
      3. Soort straling
      4. Hoeveelheid straling
    2. Film contrast
      1. Type film
      2. Zwarting
      3. Ontwikkelaar en temperatuur
      4. Activiteit van de ontwikkelaar
35
Q

Teken de geometrische onscherpte

A

Afhankelijk van afstand bron-object

Grootte van bron

Afstand werkstuk film

Plaats van fout in werkstuk

36
Q

Wat is de vertekening? En teken.

Maximale waarde>

A

De vertekening is het verschil in zwarting op de film agv spreiding van de bundel

10%

37
Q

Hoeveel draadjes met verschillende diameters zijn er? En welke getallen op welke volgorde worden ze vertegenwoordigd?

A

21 daardjes, grote D, laag getal