psychologie H5 Flashcards
conformisme: wat zijn de 2 mogelijke processen?
- juist willen zijn, maar niet zeker zijn van eigen mening en zich dan richten op anderen
- bij groep willen horen door zich te conformeren
de-individuatie: wat zijn de voorwaarden?
-anonimiteit
-verhoogde opwinding
verminderde individuele verantwoordelijkheid
wat is het begrip overkoepelende begrip voor hoe we mensen inschatten/ interpreteren
persoonsperceptie
persoons perceptie:
de stem is er 1tje van, maar wat zijn de 3 andere dingen die zorgen voor een positieve eerste indruk?
- er mooi uitzien (cultureel gebonden)
- gelaat
- gelijkenissen/ verschillen met onszelf
theorie over: jouw kennis over hoe mensen zijn
impliciete persoonlijkheidstheorie
de impliciete persoonlijkheidstheorie is samengesteld uit 2 hoofdzaken:
- directe eigen ervaringen
- observatie: observerend leren vanuit groepen waartoe je behoort
de impliciete persoonlijkheidstheorie bevat ook enkele valkuilen: noem er 5
- persoonlijke leergeschiedenis
- niet-gefundeerde functionele associaties (= foute redenering)
- kenmerk 1ste ontmoeting veralgemenen tot stabiele trek
- veralgemenen groep
- impliciete kennis is dynamisch (= beïnvloed door gebeurtenissen, emotie..)
1ste indruk:
wat houd een conformatieneiging in
meer waarde hechten aan wat onze overtuiging bevestigd dan aan wat ze kan corrigeren
1ste indruk:
wat houd zichzelf vervullende voorspelling in?
wat we verwachten heeft een grote invloed hoe we ons gaan gedragen (naar iemand)
welke 2 attributiefouten zijn tegengestelde van elkaar?
actor-observator discrepantie en zelf dienende attributies
eigen falen= situatie, andere falen= persoonskenmerk) en (eigen successen= persoonskenmerk
welke attributiefout herken je hierin: “is je nieuwe vriendje van Holland? hij stelde zeker voor om de rekening te splitsen op de 1ste date?”
representativiteits-heuristiek: want hier wordt het nieuwe lief gezien als typische gierige Hollander
wie gaat het examen knallen?
JIJ!!!! succes gewenst en merci om mijn kaartjes te gebruiken :)))
vul aan: de mens heeft een grote drang naar……: hierdoor zien we mensen als deel van een groep i.p.v. een individu
eenvoud
vul aan: stereotypen zijn…. indien deel van de groep en ….. indien buiten de groep
warm, koud
geef een voorbeeld: hoe kunnen stereotypen misbruikt worden (door mensen)?
voorbeeld: Vlaams belang: scheren alle allochtonen over dezelfde kam en gebruiken dit om hun kiezers voor zich te winnen