Psychologie Flashcards

1
Q

Wat is Psychologie?

A

Psychologie is de wetenschap van het gedrag en mentale processen.

Letterlijk: de studie van de geest

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar is de wetenschap van psychologie op gebaseerd?

A

Objectieve en Verifieerbare gebeurtenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn interne geestelijke processen?

A

Processen die we alleen indirect waarnemen.

zoals: denken, voelen, begeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Noem voorbeelden van waarneembare gedragingen.

A

Praten, glimlachen en lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

In welke 3 groepen vallen psychologen uiteen?

A
  1. Expirimenteel psychologen
  2. Docent Psychologen
  3. Toegepast Psychologen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een experimenteel psycholoog?

A

Psycholoog die de meeste onderzoeken uitvoert om nieuwe psychologische kennis te creëren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is een docent psychologie?

A

Psycholoog met als primaire taak het geven van onderwijs op HBO of universiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is een toegepast psycholoog?

A

Psycholoog die de resultaten van de experimentele psychologen gebruiken om problemen van mensen op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe proberen toegepaste psychologen problemen van mensen op te lossen?

A

Door:

  1. trainingen
  2. psychologische behandelingen
  3. ontwerpen van speciale gereedschappen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is psychiatrie?

A

Een medisch specialisme dat zich richt op de diagnose en behandeling van mentale stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de verschillen tussen Psychologie en Psychiatrie?

A
  1. Psychiaterie is een medisch specialisme
  2. Pyschiaters hebben een Medische opleidin gedaan (geneeskunde)
  3. Psychiaters zien mensen als patiënten met een geestelijke ziekte.
  4. Psychiatrie is een kleiner vakgebied.
  5. Psychologen mogen geen medicijnen voorschrijven.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn de 6 belangrijkste perspectieven van de psychologie?

A
  1. Biologisch perspectief
  2. Cognitief perspectief
  3. Behavioristisch perspectief
  4. Perspectief van de gehele persoon (Whole person)
  5. Ontwikkelingsperspectief
  6. Sociocultureel perspectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het idee van het Biologisch perspectief?

A

het lichaam kan apart van de geest worden bestuurd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat bepaalt volgens het biologisch perspectief het gedrag?

A
  1. de hersenen
  2. het zenuwstelsel
  3. het endocriene stelsel
  4. de genen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wie heeft het biologisch perspectief bedacht?

A

Rene Descartes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

In welke twee richtingen heeft het biologisch perspectief zich ontwikkeld?

A
  1. Neurowetenschap

2. Evolutionaire psychologie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is introspectie?

A

Beschrijving van je eigen innerlijke, bewuste ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het idee van het cognitief perspectief?

A

de wetenschappelijke methode kan worden gebruikt om de geest te bestuderen.

een van de belangrijkste psychologische perspectieven, waarbij de nadruk ligt op mentale processen, zoals leren, geheugen, perceptie en denken als vormen van informatieverwerking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat bepaalt volgens het cognitief perspectief gedrag?

A

De manier waarop informatie verwerkt word.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is cognitie?

A

Geestelijke activiteiten zoals waarnemingen, interpretaties, verwachtingen, overtuigingen en herinneringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wie heeft het cognitief perspectief bedacht?

A

Wundt en James

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is het idee van het behavioristisch perspectief?

A

Psychologie moet de wetenschap van observeerbaar gedrag zijn, niet van mentale processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat bepaald volgens het behavioristisch perspectief het gedrag?

A

De prikkels (stimuli) in onze omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wie heeft het behavioristisch perspectief bedacht?

A

Watson en Skinner

25
Q

Wat is het perspectief van de gehele persoon?

A

3 psychologische perspectieven die gedrag bekijken op basis van hoe die persoon is.

26
Q

Uit welke perspectieven bestaat het perspectief van de gehele persoon?

A
  1. Psychodynamisch perspectief
  2. Humanistisch perspectief
  3. Perspectief van karaktertrekken en temperament.
27
Q

Wat is het idee van het psychodynamisch perspectief?

A

Persoonlijkheid en psychische stoornissen komen voort uit processen in het onderbewuste.

28
Q

Wat bepaalt gedrag volgens het psychodynamisch perspectief?

A

Onbewuste processen zoals:

  1. behoefte
  2. verlangen
  3. herinneringen
  4. conflicten
29
Q

Wie heeft het psychodynamisch perspectief bedacht?

A

Freud

30
Q

Wat is het idee van het humanistisch perspectief?

A

Psychologie moet de nadruk leggen op menselijke groei en potentieel in plaats van psychische stoornissen.

31
Q

Wat bepaalt het gedrag volgens het humanistisch perspectief?

A

Onze aangeboren behoefte om te groeien en ons potentieel zo goed mogelijk te verwezenlijken

32
Q

Wie heeft het humanistisch perspectief bedacht?

A

Maslow en Rogers

33
Q

Wat is het idee van het perspectief van karaktertrekken en temperament?

A

Individuen kunnen worden begrepen aan de hand van hun temperament en blijvende karaktertrekken.

34
Q

Wat bepaalt het gedrag volgens het perspectief van karaktertrekken en temperament

A

Unieke persoonlijkheidskenmerken die consistent zijn.

35
Q

Wie heeft het perspectief van karaktertrekken en temperament bedacht?

A

De oude grieken

36
Q

Wat is het idee van het ontwikkelingsperspectief?

A

Mensen veranderen als gevolg van een interactie tussen erfelijke eigenschappen en de omgeving

37
Q

Wat bepaalt het gedrag volgens het ontwikkelingsperspectief?

A

Nature en Nurture

De interactie tussen erfelijkheid en omgeving

38
Q

Wat is het idee van het socioculturele perspectief?

A

Sociale en culturele invloeden kunnen de invloed van alle andere factoren overstemmen die gedrag beïnvloeden.

39
Q

Wat bepaalt het gedrag volgens het socioculturele perspectief?

A

De kracht van de situatie.

40
Q

Wat is Biopsychologie?

A

Specialisme in de psychologie dat zich richt op een combinatie van biologie, gedrag en psychologische processen.

41
Q

Wat is evolutie?

A

Het proces waarbij soorten organismen geleidelijk veranderen doordat ze zich aanpassen aan een veranderde omgeving.

42
Q

Wat is natuurlijke selectie?

A

Het proces van uitwieden. De omgeving selecteert de best aangepaste organismen

43
Q

Wat is een evolutionaire verklaring voor psychologische processen?

A

Natuurlijke selectie

44
Q

Wat is DNA?

A

Een molecuul dat informatie bevat over alle genetische eigenschappen

45
Q

Wat zijn Genen?

A

stukjes van een chromosoom waarin de codes voor erfelijke lichamelijke en psychische eigenschappen van een organisme zijn opgeslagen. Fenotype

46
Q

Wat zijn Chromosomen?

A
  • Dragers van het erfelijke materiaal DNA
  • Elke cel bestaat uit 23 chromosomen
  • Elk paar chromosomen bestaat uit Genen.
47
Q

Wat is het Genotype?

A

Kenmerken van een organisme zoals die genetisch zijn vastgelegd.

48
Q

Wat is het Fenotype?

A

Waarneembare fysieke kenmerken van een organisme.

49
Q

Wat is Plasticiteit?

A

Het vermogen van het zenuwstelsel om zich aan te passen of te veranderen door ervaring.

50
Q

Wat zijn de twee communicatiesystemen van het lichaam?

A
  1. Het zenuwstelsel

2. Het hormonenstelsel/Endocriene stelsel

51
Q

Wat is het snel reagerende communicatiesysteem? En wat is het trager reagerende communicatiesysteem van het lichaam?

A

Snel: Het zenuwstelcel
Traag: Het endocriene stelsel

52
Q

Wat is het zenuwstelsel?

A

alle zenuwcellen in het lichaam. Netwerk van neuron.

53
Q

Hoe werkt het zenuwstelsel?

A

Het zenuwstelsel transporteert berichten in prikkels van elektrische energie en chemische stoffen door het lichaam.

in noodsituaties is dit het eerste reactienetwerk. Het geleid impulsen waardoor je hartslag wordt versneld

54
Q

Wat is het Endocriene stelsel?

A

Stelsel dat hormonen gebruikt om boodschappen door te sturen

55
Q

Hoe werkt het Endocriene stelsel?

A

Stuurt via de bloedbanen vervolgsignalen waardoor de reactie die door het zenuwstelsel in gang was gezet, wordt ondersteund en in stand gehouden wordt.

56
Q

Waar zorgen de twee lichamelijke stelsels voor?

A

dat de vitale lichaamsfuncties goed gecoördineerd samenwerken.

57
Q

Wat stuurt de samenwerking tussen de twee communicatiesystemen aan?

A

de hersenen.

58
Q

Waar is de kennis over de interne communicatie van het lichaam belangrijk voor je inzicht in de psychologie?

A
  1. De twee signaalsystemen zijn de biologische basis voor al onze gedachten, emoties en gedragingen.
  2. met behulp van deze systemen kunnen we begrijpen hoe (verdovende) middelen de geest kunnen wijzigen.
  3. Het geeft inzicht in veelvoorkomende aandoeningen zoals depressie.
59
Q

Wat zijn Neuronen?

A

Een cel/Zenuwcel die gespecialiseerd is in het ontvangen en doorsturen van informatie naar andere cellen.

een bundeling van neuronen word een zenuw genoemd.