Opvoedondersteuning Flashcards

1
Q

Wat is opvoeden?

A

iedere invloed die mensen onbedoeld,of bedoeld uitoefenen op de ontwikkeling en het functioneren van een kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer ontstaat het opvoedingsproces?

A

Wanneer kinderen in verschillende fases in hun ontwikkeling, verschillende vragen stellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer ontstaat het ontwikkelingsproces

A

Wanneer mensen bereid zijn interacties met kinderen aan te gaan, zodat kinderen antwoorden kunnen vinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Begrip: Zelfregulatie

A

een proces dat zich zelf regelt, zichzelf in stand houdt en geen sturing van buitenaf nodig heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Het opvoedproces kenmerkt zich door:

A

Zelfregulatie, Coregulatie en Adaptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Begrip: Coregulatie

A

het proces word beheerst door zowel het kind als de ouder.
niet alleen de ouders bepalen hoe de opvoeding eruit ziet. kind heeft ook invloed op hoe de opvoeiding, bijv. door temperament.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Begrip: wederzijdse sturing

A

interacties tussen ouder en kind. opvoeders reageren op een bepaalde manier op kinderen. Kinderen reageren op een bepaalde manier op ouders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Begrip: Adaptatie

A

Aanpassen. Aanpassen aan de omgeving.

het opvoed proces past zich aan aan de omgeving waarin het plaatsvind

Het is een ingebouwd doel van de opvoeding om het gezin in staat te stellen te functioneren in de actuele en specifieke materiele en sociale context waarin ze leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

8 sociale systemen waarin het kind opgroeit, een actieve rol moet vervullen en zich staande moet houden.

A
  1. het gezin
  2. leeftijdsgenoten
  3. kinderopvang
  4. onderwijs
  5. publieke ruimte
  6. vrijetijdsclubs
  7. internet
  8. werk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de effecten van coregulatie en adaptatie op het kind

A

Door het proces van coregulatie binnen het gezin en de aanpassingen aan nieuwe contexten doet het kind ervaringen op die leerzaam zijn.

  1. kind leert vaardigheden
  2. ontwikkelt competenties
  3. doet kennis op
  4. ontwikkelt zich als individu
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Stelling: Opvoeden is tijd en cultuurgebonden

A

de juiste opvoeding bestaat niet.
Opvoeden moet kinderen in een bepaalde ontwikkelingsfase voorbereiden op de bestaande en specifieke context waarin het moet leven. wat de ene keer is goed is, kan de andere keer fout zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Begrip: Sensitiviteit

A

Correct herkennen van signalen van het kind.

vb: als een kind huilt inschatten waarom dat is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Begrip: Responsiiviteit

A

Adequaat reageren op de herkende signalen van her kind.

vb. kind eten geven als het huilt omdat het honger heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Begrip: Sensitieve Responsiviteit

A

om emotionele steun te kunnen bieden moet je de signalen van het kind zien en op de juiste manier interpreteren om er tijdig en adequaat op te kunnen reageren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Effecten Sensitieve responsiviteit

A

Er ontstaat een veilige hechting tussen ouder en kind. dit hangt samen met positieve ontwikkelingsuitkomsten.

het kind voelt zich begrepen, geborgen en geaccepteerd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Begrip: Hechting

A

een veilige hechting levert een belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van een kind.

vind niet alleen in moeder-kind relatie plaats, maar in alle relaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Begrip: Intern werkmodel

A

in dit werkmodel worden fundamenten gelegd voor menselijke waarden zoals “houden van”, zelfwaarde, zelfvertrouwen en respect voor anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Hoe werkt het interwerkmodel?

A

Kinderen leren vanaf hun geboorte hoe de wereld in elkaar zit door de manier waarop anderen met hen omgaan. Ze creeren een sociale contstructie

het kind is vanaf de geboorte gericht op het maken van sociale contacten en het uitlokken van sociale reacties hierop.

Als een kind opgroeit in een omgeving waar zijn signalen worden opgemerkt, begrepen en tot reacties leiden , leert het dat het de moeite waard is en dat andere een postieve betekenis voor hem hebben.

het kind leert zijn emoties aan te beheersen en zich aan te passen aan anderen. Wederkerigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Gevolgen positief intern werkmodel

A

Het creeert vertrouwen om nieuwsgierig te worden en de omgeving actief te verkennen, zich aan de wereld aan te passen, nieuwe uitdagingen aan te gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wanneer gebruikt een kind zijn intern werkmodel.

A

bij iedere situatie als eerste hypothese.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Is het intern werkmodel een vaststaand gegeven?

A

Nee. postieve en negatieve ervaringen kunen van invloed zijn. bv. echtscheiding, vriendschappen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is van invloed op de manier waarop kinderen in het leven participeren?

A

De manier waarop in het gezin de processen van Coregulatie en Adaptatie verlopen

en

Het intern werkmodel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Noem de maatschappelijke gevolgen van kindermishandeling

A

Hoge kosten in zorg en hulpverlening.

maatschappelijke schade in de vorm van criminaliteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem de 7 belangrijkste gevolgen van kindermishandeling.

A
  1. Schooluitval
  2. Criminaliteit
  3. Verslaving
  4. Geweld
  5. zwerfgedrag
  6. Psychisch lijden
  7. Risicofactor lichamelijke ziektes.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat zijn de definities van opvoedingsondersteuning.
1. Hermans: opvoeders helpen opvoeden 2. Brede: het ondersteunen van alle opvoeders 3. smalle: het ondersteunen van ouders 4. verzamelnaam voor preventieve interventies en activiteiten die tot doel hebben de opvoedingcompetenties van ouders te vergroten en de opvoedingssituatie te verbeteren.
26
Wat is het doel van opvoedondersteuning?
de ontwikkeling en het functioneren van kinderen te bevorderen door ouders vroegtijdig te helpen en te ondersteunen om escalatie van problemen te voorkomen.
27
Wat is de participatie visie van opvoedingsondersteuning?
Opvoeders helpen bij het laten opgroeien van kinderen tot burgers die meedoen in de samenleving.
28
Aan wie vragen ouders steun?
1. Familie en vrienden 2. internet 3. huisarts/professionals
29
Waar hebben ouders belangstelling voor als het gaat om opvoedingsondersteuning?
1. Themabijeenkomsten 2. opvoedcursussen 3. Persoonlijk advies
30
Waar hebben ouders behoeften aan, als het gaat om opvoedingsondersteuning?
1. Informatie en advies 2. Emotionele en praktische steun ouders ervaren vaak een gat tussen wat zij wensen aan steun en wat zij krijgen
31
Noem de 4 concrete functies/doelen van opvoedingsondersteuning. Inclusief voorbeelden van ondersteuning
1. informatie en voorlichting geven vb; folders, oudercursussen, themabijeenkomsten 2. bevorderen van sociale steun en zelfhulp rondom opvoeding en omgaan met kinderen. vb: opvoedwinkels, spel-o-theken, lotgenotengroep 3. vroegtijdig signaleren en verwijzen vb: vragen beantwoorden 4. pedagogische advisering. vb: spreekuur, hulp aan huis, videohomtraining
32
Noem voorbeelden van opvoedingsondersteuning in of dichtbij huis.
``` Partner vrienden familieleden opvoedtelefoon internet ```
33
Noem voorbeelden van opvoedingsondersteuning in de buurt.
``` Buren Kinderopvang Scholen buurtcentra opvoedsteunpunt ouder en kind centra ```
34
Wat zijn de 4 pedagogische basisdoelen?
1. het bieden van emotionele veiligheid 2. gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van persoonlijke competentie 3. gelegenheid bieden tot het ontwikkelen van sociale competentie 4. overdracht van waarden en normen.
35
wat zijn de interactievaardigheden die ouders nodig hebben om positief bij te dragen aan de opvoeding?
1. emotioneel ondersteunen 2. respect voor autonomie van het kind 3. structuur bieden en grenzen stellen 4. informatie en uitleg geven.
36
Noem 2 eigenschappen die een belangrijke rol spelen bij het bieden van emotionele veiligheid.
1. sensitiviteit | 2. responsiviteit
37
wat is informele opvoedingsondersteuning?
Vrienden, familie, buren en kennissen. ondersteuning dicht bij huis.
38
wat is formele opvoedingsondersteuning?
van uit de overheid of particulier gefinancierde officiële instanties alle plekken waar je heen kunt met opvoedingsvragen.
39
Bij wie ligt de verantwoordelijkheid voor opvoedingsondersteuning?
de gemeentes
40
Wat zijn de meest voorkomende opvoedingsvragen/zorgen?
1. ongehoorzaam gedrag 2. druk of agressief gedrag 3. grenzen stellen 4. ontwikkeling kind 5. gezondheid
41
Wat is pedagogische preventie?
medisch model waarbij specifieke oorzaken voor een probleem zijn aan te wijzen. de hulpverlener heeft een sturende functie en bied compenserende hulp
42
wat zijn de gradaties binnen pedagogische preventie?
Primaire preventie secundaire preventie tertiaire preventie
43
Wat is primaire preventie?
het voorkomen van problemen
44
Wat is secundaire preventie?
gericht op signaleren en onderkennen van problemen om zo te voorkomen dat er problemen ontstaan.
45
Wat is tertiaire preventie?
nadelige gevolgen van reeds geconstateerde problemen tot een minimum beperken.
46
Wat is preventie?
activiteiten die worden verricht om ernstige opgroei en opvoedingsproblemen te voorkomen
47
wat is het verschil tussen pedagogische preventie en opvoedingsondersteuning?
1. bij opvoedingsondersteuning worden problemen in een bredere context geplaatst. er hoeven niet altijd oorzaken voor problemen te zijn 2. opvoedingsondersteuning is activerend ipv. compenserend. ouders worden gestimuleerd in zelfstandigheid en het vergroten van hun vaardigheden als ouders.
48
Wat is de pedagogische visie voor opvoeden?
opvoeden moet tot adaptatie leiden
49
Wat zijn de opvoedingsdoelen?
assimilatie emancipatie participatie opvoeden is een samenspel tussen deze 3 doelen en een balans vinden.
50
Beschrijf assimilatie als opvoeddoel.
- Kerntaak opvoeders is: het inwijden van kinderen en jongeren in de bestaande en als stabiel beschouwde wereld van volwassenen. - de jeugd moet zich houden aan de algemeen geldende normen en waarden. - opvoeding is eenrichtingsverkeer - het leven heeft een voorspelbaar verloop - kinderen worden als onaffe volwassenen gezien
51
Nadelen van Assimilatie als opvoeddoel?
- afwijken van het gemiddelde is een probleem - problemen ontstaan als volwassenen denken te weten wat goed is voor kinderen terwijl tijden veranderen - creëert een generatiekloof
52
Voordelen van Assimilatie als opvoeddoel?
Geeft houvast en richting aan de ontwikkeling van de jeugd. kinderen weten waar ze aan toe zijn. duidelijkheid en zekerheid
53
Beschrijf emancipatie als opvoeddoel.
- individualisering, diversiteit en informalisering zijn de geldende waarden. - ontplooiing van ieders eigen individuele mogelijkheden staan voorop. - weinig grenzen. de jeugd heeft veel vrijheid en maakt eigen keuzes - grote tolerantie voor afwijken van het gemiddelde.
54
noem de voordelen van emancipatie als opvoeddoel.
grote tolerantie van afwijken van het gemiddelde - potenties en individuele talenten van de jeugd worden beter benut. - achtergrond, sekse en afkomst zijn minder bepalend. - hulp is gericht aan individuele problemen.
55
Wat zijn de opvoedtaken van ouders binnen het emancipatie opvoeddoel?
Zelfvertrouwen creëren omgaan met eigen gevoelens ontwikkelen van de persoonlijkheid, geven van mogelijkheden om eigen potentieel te realiseren.
56
noem de nadelen van emancipatie als opvoeddoel.
de sociale cohesie word aangetast door het individualisme - kinderen worden stuurloos de wereld ingezonden - ouders zetten zichzelf buitenspel
57
beschrijf het opvoeddoel participatie
- een opvoeddoel van het NU - creëren van sociale cohesie en bindingen - kinderen worden gezien als gelijkwaardige medeburgers - ontwikkelen is een proces van toenemend dialoog en meedoen - iedereen moet de kans krijgen om mee te doen en invloed te hebben op bestaande sociale systemen. - gezin is een onderhandelingshuishouding
58
Nadelen van participatie als opvoeddoel.
- het is een probleem als er geen productieve binding is tussen de sociale systemen en de jeugd. - het bijzondere aanbod word ondergebracht in het reguliere aanbod - als ouder en kind de vaardigheden, tijd en energie om te communiceren niet hebben, heeft het kind niks. - in een minder stabiele samenleving moeten kinderen in sterk verschillende contexten leren participeren.
59
wanneer is een opvoeding gericht op participatie erg belangrijk?
in een samenleving waarin de ontwikkelingen snel en schoksgewijs plaatsvinden.
60
Hoe zag de opvoeding in de jaren 50 eruit?
- 3 R's. rust, reinheid en regelmaat - grote sociale controle - de regels waren helder en werden door iedereen nageleefd - goede maneren.
61
Welk opvoedingsdoel gelde na WOII?
Assimilatie
62
Welk opvoedingsdoel gelden na '60?
Emancipatie
63
welk opvoedingsdoel geld er in de 21ste eeuw?
Participatie
64
Wat zijn de 4 opvoedingsdoelen op het niveau van de samenleving?
1 kinderen leren actief en productief deel te nemen aan de sociale verbanden binnen de samenleving 2. ze moeten binding met de samenleving ontwikkelen 3. verantwoordelijkheid willen en kunnen nemen voor de samenleving 4. kinderen moeten bereid zijn de regels van het spel te leren. samenleving moet bereid zijn kinderen deze te leren. (tweerichtingsverkeer)
65
Voordelen van participatie als opvoeddoel?
kinderen moeten als volwassenen leren functioneren in een samenleving die onbekend is. het leren meedoen, vaardigheden en competenties leren om actief te kunnen bijdragen aan nieuwe contexten of oude contexten in nieuwe situatues, is de beste voorbereiding op zo een toekomst.
66
Wat betekend het hebben van een onbekende toekomst voor de opvoeding?
- gedeelde normen en waarden moeten op de maatschappelijke agenda blijven bestaan. - individuele competenties, vaardigheden en het maken van eigen keuzes zijn erg belangrijk - opvoedingsdoelen die betrokkenheid bij de samenleving bevorderen zijn belangrijk.
67
Wat is objectief omschrijven?
- alleen dat opschrijven wat je hebt geobserveerd - geen subjectieve woorden gebruiken - gebaseerd op feiten.
68
Waarom is objectief omschrijven belangrijk?
- opvoedingsondersteuning is het meest werkzaam als het goed aansluit bij de situatie - om onterechte oordeelvorming te voorkomen - om verwarring tussen verschillende professionals te voorkomen
69
wat zijn opvoedingsoriëntaties?
ideeën en opvattingen over opvoeding
70
wat zijn opvoedingsdoelen?
Handelen ten opzichte van het kind aan de hand van de belangrijkste ideeën en opvattingen (opvoedingsoriëntaties)
71
Noem de 4 opvoedingsoriëntaties.
1. Autonomie 2. Sociaal gevoel 3. Conformiteit 4. Prestatiegerichtheid
72
Wat houdt de opvoedingsoriëntatie Autonomie in? en voorbeelden
Deze is gericht op persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. ontwikkelen van zelfvertrouwen, dragen van verantwoordelijkheid, kritisch denken, vormen van eigen oordeel, rechtvaardig zijn, omgaan met gevoelens en emoties.
73
Wat houdt de opvoedingsoriëntatie Sociaal gevoel in? en voorbeelden
gericht op sociale persoonlijkheidsontwikkeling. als het sociaal gevoel niet voldoende word gestimuleerd kan dit leiden tot egoïsme, individualisme. leren van verdraagzaam zijn, rekening houden met anderen, respect hebben voor anderen, niet discrimineren.
74
Wat houdt de opvoedingsoriëntatie conformiteit in? en voorbeelden
gericht op aanpassen aan de sociale omgeving. gehoorzaam zijn, leren luisteren naar volwassenen , goede manieren hebben
75
Wat houdt de opvoedingsoriëntatie Prestatiegerichtheid in?
gericht op prestaties op het gebied van Status. opleiding, werk, sociale relaties.
76
Wat zijn de 4 opvoedingsstijlen?
Permissief, autotarief autoritair verwaarlozend
77
Wat zijn de kenmerken van een permissieve opvoedingsstijl?
``` Empathisch, genegenheid, aandacht, contact betrokkenheid toegevend ```
78
Begrip: Empatisch
inlevingsvermogen
79
Wat is het opvoedgedrag dat past bij een permissieve opvoedingstijl?
``` veel genegenheid, gelijkwaardigheid verwennen gemakkelijk toegeven weinig regels of leiding niet consequent conflict vermijdend ```
80
Wat is de relatie tussen ouder en kind bij een permissieve opvoedingstijl?
Warm, gezellig, vriendjes-relatie
81
Wat is de gezinsstructuur bij een permissieve opvoedingstijl?
``` regels veranderen, instabiel, inconsistent, gezag problemen, rommelig ```
82
Wat zijn de effecten op het kind bij een permissieve opvoedingstijl?
``` dwingend, tiran, onzeker, egocentrisch, impulsief ```
83
Hoe kan je een permissieve opvoedingstijl het beste omschrijven?
Er is warmte en steun, maar geen controle
84
Hoe kan je een Autoritatieve opvoedingstijl het beste omschrijven?
Er is warmte en steun en controle
85
Wat zijn de kenmerken bij een Autoritatieve opvoedingsstijl?
``` empathisch, betrokkenheid, contact, overleggen, begrenzen. ```
86
Wat is het opvoedgedrag dat past bij een Autoratieve opvoedingstijl?
- emotioneel betrokken ouders, - genegenheid, - positieve bekrachtiging van gedrag, - tijd en aandacht voor de kinderen, - gezag en leiding. - Grenzen afgestemd op de leeftijd van het kind. - Communicatie met het kind, - uitleg geven, - wijzen op gevolgen. - Overleggen met het kind.
87
Wat is de relatie tussen ouder en kind bij een Autoratieve opvoedingstijl?
veilige hechting, openheid, uitwisseling van affectie
88
Wat is de gezinsstructuur bij een Autoratieve opvoedingstijl?
voorspelbaarheid, | veilige omgeving
89
Wat zijn de effecten op het kind bij een Autoratieve opvoedingstijl?
``` zelfvertrouwen, zelfstandigheid, zelfregulatie, goede aanpassing op school, sociaal vaardig ```
90
Hoe kan je een Autoritaire opvoedingstijl het beste omschrijven?
Veel controle, en ook veel koelheid en afstandelijkheid
91
Wat zijn de kenmerken van een Autoritaire opvoedingstijl?
ontbreken empathie, toezicht, controle, streng, rigide(strakheid)
92
Wat is het opvoedingsgedrag bij een Autoritaire opvoedingstijl?
``` veel regels en controle, ouders bepalen de regels, gehoorzaamheid, toezicht houden, weinig empathisch, straffen, macht aanwenden, Streng, intolerant, geen complimenten, geen genegenheid tonen. ```
93
Wat is de relatie tussen ouder en kind bij een Autoritaire opvoedingstijl?
``` afstand, respect, eenrichtingsverkeer, niet empathisch, schuld en schaamte ```
94
Wat zijn de effecten op het kind bij een Autoritaire opvoedingstijl?
``` gehoorzaam, slaafs, opstandigheid en verzet, stiekem, bang, weinig initiatief, afhankelijk van extreme controle. ```
95
Wat is de gezinsstructuur bij een Autoritaire opvoedingstijl?
``` Duidelijke regels, toezicht, controle, traditioneel, nadruk op wat hoort ```
96
Hoe kan je een verwaarlozende opvoedingstijl het beste omschrijven?
Koelheid en afstandelijkheid en geen controle
97
Wat zijn de kenmerken van een verwaarlozende opvoedingstijl?
ontbreken empathie, geen toezicht, geen controle, verwaarlozing.
98
Wat is het opvoedgedrag bij een verwaarlozende opvoedingstijl?
``` gebrek aan aandacht en zorg, geen emotionele band, geen structuur, geen toezicht, geen regels en grenzen. Ontbreken vaardigheden, willekeur in reacties, kinderen niet stimuleren, geen energie ```
99
Wat is de relatie tussen ouder en kind bij een verwaarlozende opvoedingstijl?
geen band, geen contact, ongevoeligheid voor signalen
100
Wat is de gezinsstructuur bij een verwaarlozende opvoedingstijl?
geen gezinsleven, geen toezicht, tv constant aan, anarchie (niemand heeft de leiding)
101
Wat zijn de effecten op het kind bij een verwaarlozende opvoedingstijl?
vertraagde ontwikkeling vroegwijs, onzeker of gehaaid, emotionele gedragsproblemen.
102
Welke opvoedingsstijl leidt vaker tot een optimale ontwikkeling?
Autoratieve opvoedingsstijl
103
Begrip: Waarden
Positieve oriëntaties die richting geven aan het handelen.
104
Begrip: Normen
zijn beperkend en stellen grenzen aan handelen.
105
Waaraan kan je merken dat er in onze samenleving onzekerheid is over waarden en normen?
- er word veel gesproken over gedrag van anderen dat ergernis oproept - er is pluriformiteit in waarden en normen
106
Wat is een model?
Schematische weergave van de werkelijkheid Kernelementen worden weergegeven, details niet.
107
Wat zijn factoren?
Onderdelen van een model
108
Wat zijn determinanten?
De factoren in een model die bepalend zijn.
109
Wat is een Theorie?
De zienswijze waarmee je een vraagstuk of werkwijze bekijkt. Samenhangende beweringen, opvattingen en begrippen die zo zijn geformuleerd dat er een toetsbare hypothese uit afgeleid kan worden
110
Wat is een Hypothese?
Een idee over een verband tussen kenmerken en onderzoekseenheden.
111
Wat kan je met een wetenschappelijke theorie?
Verschijnselen of gedrag van mensen beschrijven, verklaren en uitkomsten voorspellen
112
Waarom gebruiken we theorieën in de opvoedingsondersteuning?
Om een probleem en alle factoren/determinanten die daarbij een rol kunnen spelen goed in beeld . theorieën vormen de basis voor methoden en activiteiten
113
Noem de 4 theorieën in de opvoedingsondersteuning.
1. Transactionele en ecologische ontwikkelingstheorie 2. Het balansmodel 3. Sociale steuntheorie 4. Levenslooptheorie
114
Wat is de transactionele en ecologische ontwikkelingstheorie
Ontwikkeling van het kind is altijd een uitkomst van de wisselwerking tussen factoren : o De inbreng van het kind (genen en temperament) o De ouder/opvoeder o De omgeving/sociale context (land, woonsituatie, gezinssamenstelling) • Kind is medebepalende factor in de opvoeding. Opvoeding en ontwikkeling zijn wederzijds
115
Wat was de basis voor het nieuwe denken in de opvoedingsondersteuning en waarom?
het transactionele ontwikkelingstheorie. | het gedrag van kinderen word niet meer los bekeken maar aan de hand van factoren.
116
Wat is de sociale steun theorie?
Steun is een zeer belangrijke beschermende factor en eenvoudig te beïnvloeden.
117
Hoe werkt de sociale steun theorie?
Sociale steun -> welzijn en gezondheid ouder -> functioneren van gezin -> interactie ouder en kind -> gedrag en ontwikkeling kind.
118
Wat zijn de 2 manieren van steun bieden?
Persoonsgericht en situatiegericht
119
Wat zijn de effecten van sociale steun?
* Geeft je het gevoel dat je niet alleen staat en dat je begrepen wordt * Over iets praten vergroot je inzicht * Samen kun je meer oplossingen bedenken * Je voelt je beter als iemand je geeft wat je nodig hebt * Je voelt je beter als iemand je helpt * Steun verlaagt stressniveau
120
wat zijn de soorten persoonsgerichte sociale steun?
- Cognitieve steun - Emotionele steun - Psychologische steun - Waarderingsteun
121
Hoe geef je Cognitieve steun?
informatie, advies en feedback
122
Hoe geef je Emotionele steun?
meevoelen, troosten, luisteren
123
Hoe geef je Psychologische steun?
ander laten voelen erbij te horen
124
Hoe geef je waarderingssteun?
waardering en respect tonen. empowerment.
125
Wat zijn de soorten situatie gerichte steun?
Materiele steun Praktische steun sociale en maatschappelijke steun
126
Hoe geef je Materiële steun?
Goederen
127
hoe geef je praktische steun?
meehelpen met het leven van alle dag
128
Wat is het balansmodel?
Theoretisch model waarmee de draagkracht en de draaglast van een gezin geanalyseerd kunnen worden door te kijken welke risico en beschermende factoren er op en bepaald moment in een gezin aanwezig zijn. Op micro, meso en macro niveau.
129
Wat is de kern van het balansmodel?
er moet een balans zijn tussen draagkracht en draaglast
130
Wat is het nut van het balans model bij opvoedondersteuning?
Opvoedondersteuning kan zodoende. Risicofactoren wegnemen (draaglast verkleinen), competenties ouders/kinderen vergroten, beschermende factoren vergroten (draagkracht vergroten)
131
Wat is draaglast?
Alle ontwikkelings-, opvoedings- en levenstaken en risicofactoren waarmee ouders en kind worden geconfronteerd.
132
Wat is draagkracht?
Alle vaardigheden en beschermende factoren die er voor zorgen dat ouders en kind, taken en bedreigende factoren aan kunnen.
133
Welke 8 factoren heb je in een balansmodel?
1. Kindfactoren 2. Ouderfactoren 3. Gezinsfactoren 4. Sociale gezinsfactoren 5. Sociale buurtfactoren 6. Sociaal-economische gezinsfactoren 7. Culturele factoren 8. Maatschappelijke factoren
134
Wat zijn beschermende factoren?
Factoren die een positief effect hebben op de opvoeding/ontwikkeling. Bieden bescherming tegen risicofactoren. Bufferend effect.
135
Wat zijn risicofactoren?
Kenmerken van ouder, kind of omstandigheid waarvan er een verband staat met ongunstige ontwikkelingsuitkomsten. Factoren die die opvoeding/ontwikkeling bedreigen.
136
Waarom is het belangrijk om risicofactoren te bestuderen?
risicofactoren gaan vooraf aan een later probleem en hebben voorspellende waarde voor dat probleem
137
wat zijn de 3 niveaus van het balansmodel?
Micro Meso Macro
138
Welke factoren horen bij het Microniveau in het balansmodel?
* Kindfactoren * Ouderfactoren * Gezinsfactoren
139
Welke factoren horen bij het mesoniveau in het balansmodel?
* Sociale (gezins-)factoren zeggen iets over het gezin | * Sociale (buurt-) factoren zeggen iets over de buurt waar het gezin woont
140
Welke factoren horen bij het macroniveau in het balansmodel?
* Sociaal-economische gezinsfactoren * Culturele factoren * Maatschappelijke factoren
141
Wat is de betekenis van risicofactoren voor ouders en opvoeding?
Iedere risicofactor vraagt van de ouder extra aandacht en inzet. De meeste ouders brengen dit gemakkelijk op, maar wanneer de risicofactoren zich opstapelen word dit moeilijker.
142
Wat is Risicocumulatie?
opstapeling van risicofactoren.
143
Wat is het effect van Risicocumulatie?
Als het aantal risicofactoren toeneemt, neemt ook de kans op een negatieve ontwikkelingsuitkomst van een kind toe.
144
Wanneer word de kans op een probleem bij de opvoeding substantieel?
Bij een cumulatie (opstapeling) van vier of meer risicofactoren.
145
Noem voorbeelden van problematische ontwikkelingsuitkomsten door risicocumulatie
* Intelligentieontwikkeling * Psychische- en gedragsproblemen * Kindermishandeling * Delinquentie
146
Waar is de richting die een probleemontwikkeling opgaat van afhankelijk?
de aanleg van een kind en de actuele context waarin het kind zich bevind.
147
Wat is een situatie waarin risicocumulatie vaak voorkomt?
Armoede
148
Tot welke risicofactoren leidt armoede?
* gezinsstress, * minder responsief en meer autoritair opvoedingsgedrag van ouders, * meer conflicten binnen gezinnen, * meer een-ouderschap
149
wat zijn de gevolgen van armoede voor een gezin?
Er ontstaat een leefomgeving waarin allerlei negatieve psychologische, pedagogische en somatische processen een rijke voedingsbodem hebben. Sociale steun word minder. armoede heeft invloed op zelfregulatie.
150
Wat zijn wijkkenmerken die invloed hebben op de opvoeding en ontwikkeling van kinderen.
* De sociaal-economische positie van de wijkgenoten | * De mate van doorstroming van bewoners in de wijk
151
Wat heeft een wijk als risicofactor voor invloed op kinderen?
* Schoolprestatie worden minder * Gedragsproblemen * Jeugddelinquentie.
152
Noem risico Kind factoren
* Onveilige gehechtheidsrelatie * Handicap / stoornis * Negatief zelfbeeld * Laag geboortegewicht * Vroeggeboorte (prematuriteit) * Roken/drinken of drugsgebruik tijdens de zwangerschap * Ongewenste zwangerschap * Geboortecomplicaties * Moeilijk temperament * Oorlogservaringen hebben meegemaakt * Meemaken van natuurrampen * Hyperactiviteit en impulsiviteit * Lage intelligentie * Slechte schoolprestaties * Weinig sociale kennis en vaardigheden * Weinig normbesef * Taalontwikkeling verloopt traag of stagneert
153
Noem beschermende kind factoren.
* Veilige gehechtheidsrelatie * Hoge intelligentie * Positief zelfbeeld * Gemakkelijk temperament * Persoonlijke veerkracht * Goede schoolprestaties * Goede taalontwikkeling * Normbesef * Sociale kennis en vaardigheden
154
Noem risico ouder factoren
* Ziekte / (psychische) stoornis * Verslaving * Negatief zelfbeeld * Jeugdtrauma’s * Oorlogservaringen hebben meegemaakt * Meemaken van natuurrampen
155
Noem beschermende ouder factoren
* Stabiele persoonlijkheid * Goede gezondheid * Positieve jeugdervaringen * Humor * Ouders staan open voor hulp * Gevoel van geslaagd te zijn in het leven
156
Noem risco gezinsfactoren
* Autoritaire opvoedingsstijl * Gebrek aan opvoedingsvaardigheden * Huiselijk geweld * Verwaarlozing en/of mishandeling * Echtscheiding * Conflicten * Dood van een ouder * Te klein behuisd zijn * Eenoudergezin * Extreem verschillende opvoedstijlen ouders
157
Noem beschermende gezinsfactoren
* Opvoedingscompetentie * Autoritatieve opvoedingsstijl * Affectieve gezinsrelaties * Stabiele partnerrelatie ouders
158
Noem risico sociale gezinsfactoren
* Ernstige conflicten met familie/ buren * Gebrekkige sociale bindingen * Isolement * Onveilig leefklimaat op school * Gepest worden
159
Noem beschermende sociale gezinsfactoren
* Sociale steun * Familie/vrienden * Goede sociale bindingen * Veilig leefklimaat op school * Een prettige werkomgeving (collega’s)
160
Noem risico sociale buurtfactoren?
* Onveilige buurt (geweld en criminaliteit) * Verpaupering * Sociale desintegratie * Slechte sociale (buurt)-voorzieningen * Geen speelmogelijkheden (kindonvriendelijk) * Geen controle op gedrag in de buurt * Geen duidelijke normen in de buurt * Grote (sociaaleconomische) verschillen tussen bevolkingsgroepen * Lage sociaaleconomische status (SES) groot deel buurt (armoede)
161
Noem beschermende sociale buurtfactoren
* Goede en toegankelijke sociale en pedagogische infrastructuur: onderwijs, zorg en welzijn * Sociale cohesie * Veilige buurt (weinig of geen geweld en criminaliteit) * Speelmogelijkheden (kindvriendelijk) * Controle op gedrag in de buurt * Duidelijkheid van normen in de buurt * Kleine of geen (sociaaleconomische) verschillen tussen bevolkingsgroepen * Hoge sociaaleconomische status (SES) groot deel buurt omgeving
162
Noem risico sociaal economische gezinsfactoren
* Lage Sociaal Economische Status (SES), armoede * Schulden hebben * Gebrekkige opleiding of geen opleiding * Werkeloosheid
163
Noem beschermende sociaal economische gezinsfactoren
* Hoge Sociaal Economische Status (SES), goed inkomen | * Opleiding
164
Noem risico culturele factoren
* Culturele minderheidsgroep | * Afwijkende subculturele normen en waarden
165
Noem beschermende culturele factoren
* Horen bij culturele meerderheidsgroep | * Normen en waarden in overeenstemming met dominante cultuur
166
Noem risico maatschappelijke factoren
* Economische crisis * Werkloosheid (landelijk) * Discriminatie
167
Noem beschermende maatschappelijke factoren
* Open tolerante samenleving | * Stabiel sociaal en politiek klimaat
168
wat zijn factoren in de samenleving die opvoedingsondersteuning beinvloeden?
* Ouders van nu kiezen bewuster voor kinderen. Ze hebben hoge verwachtingen van hun kinderen en van zichzelf en voeden bewuster op. * Traditionele waarden en normen voldoen niet meer. Het vertrouwde netwerk van familie is weggevallen. * Het aanbod van ondersteuning en hulpverlening is nog niet optimaal. Weinig afstemming tussen de vraag en aanbod. Aanbod is versnipperd, hulp is onoverzichtelijk en weinig toegankelijk. * Toenemen aantal jeugdigen raakt in de problemen. * De samenstelling van de bevolking is veranderd. Diversiteit is toegenomen. Integratie vraagt veel van allochtonen en autochtonen.
169
Wanneer is ondersteuning en hulp effectief?
als de ontvangers/vragers gemotiveerd zijn om de hulp te ontvangen en er iets mee te doen.
170
Wat is belangrijk bij het signaleren en analyseren van opvoedingsvragen of problemen?
het balansmodel in kaart te brengen. zo word duidelijk welke onderdelen ondersteuning kunnen gebruiken.
171
Wat bepaald wanneer problemen/vragen zorgwekkend zijn?
Veel problemen zijn gebonden aan ontwikkelingsfases waarin kinderen zich bevinden. het Moment, de duur en intensiteit bepalen of iets zorgwekkend is.
172
Wat houdt de levenslooptheorie in?
Ontwikkeling is een proces van opeenvolgende taken die volbracht moeten worden. Voor een baby, peuter , kleuter, schoolgaand kind en adolescenten bestaan er verschillende ontwikkelingstaken. Ontwikkeling als interactief proces tussen kind en de omgeving.
173
Wat zijn 4 factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van de opvoeding
1. De opvatting die de ouder over zichzelf heeft 2. De sociale ondersteuning van de ouder door een partner of eigen sociale netwerk 3. De spanningen waaraan een ouder blootstaat (drukke werkzaamheden, slechte financiële situatie 4. De kernmerken van kind
174
Wat zijn ontwikkelingstaken?
``` zijn het gevolg van nieuwe gedragsmogelijkheden en beperkingen die zich gedurende de levensloop steeds voordoen. Zoals: • Biologische veranderingen: • Sociale verwachtingen: • Persoonlijk gedrag of keuzes. ```
175
Wat gebeurt er wanneer een ontwikkelingstaak niet is opgelost?
Heeft gevolgen voor latere ontwikkelingstaken. | Er zit een hiërarchie in.
176
Waar voldoet een goede omgeving voor een kind aan?
de 4 pedagogische basisdoelen.
177
Wat houdt het pedagogische basisdoel "Bieden van emotionele veiligheid" in
Kinderen een veilige thuis basis bieden. Waar ze zich kunnen ontspannen en zichzelf kunnen zijn. Een veilig klimaat is een voorwaarde voor het realiseren van andere pedagogische doelen
178
Wat houdt het pedagogische basisdoel "Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van persoonlijke competentie." in?
Competenties als: veerkracht, impulscontrole, zelfstandigheid, zelfvertrouwen, flexibiliteit, motivatie, volharding, creativiteit en cognitieve en taalvaardigheden. Hierdoor zijn kinderen in staat om allerlei problemen goed aan te pakken en zich goed aan te passen aan veranderende situaties.
179
Wat houdt het pedagogische basisdoel "Gelegenheid bieden voor het ontwikkelen van sociale competentie." in?
Zoals: inleven in een ander, communiceren, samenwerken, andere helpen, conflicten voorkomen en oplossen, sociale verantwoordelijkheid.
180
Wat houdt het pedagogische basisdoel "Overdragen van waarden en normen." in?
Hierdoor kan het kind zich de cultuur eigen maken van de samenleving waarin het opgroeit.
181
Wat voor vaardigheden hebben opvoeders nodig zodat kinderen zich goed kunnen ontwikkelen?
Interactievaardigheden | Vaardigheden in het creëren van voorwaarden.
182
Wat word verstaan onder interactievaardigheden?
1. Het bieden van emotionele steun (sensitieve responsiviteit of sensitiviteit) 2. Het respecteren van de autonomie van kinderen 3. Structuur bieden en grenzen stellen 4. Informatie en uitleg geven.
183
Hoe bied een opvoeder emotionele steun?
Gevoel van geborgenheid geven aan het kind, zodat het zich veilig voelt Op een positieve manier duidelijk betrokkenheid tonen aan het kind en wat het doet en ervaart. Bijv. troosten, complimentjes geven, aanmoedigen, interesse tonen.
184
Hoe respecteert een opvoeder de autonomie van kinderen?
Zoveel mogelijk de ruimte geven en zelfstandigheid bevorderen. De eigenheid van het kind respecteren. Wanneer een kind zich emotioneel ondersteund voelt gaat het op verkenning uit.
185
Wat is het voordeel van het bieden van structuur?
Het bieden van structuur geeft het kind houvast om zelfstandig activiteiten te ondernemen.
186
Wat is het voordeel van informatie en uitleg geven?
Wanneer deze aansluit bij de behoefte, belevingswereld, de aandacht en het ontwikkelingsniveau van het kind, kan deze met de informatie zelfstandig verder waarmee hij bezig was. kind krijgt het gevoel serieus genomen te worden.
187
Wat houdt "vaardigheden in het creëren van voorwaarden" in?
``` Kiezen voor: • bepaalde activiteiten, • bepaald speelgoed, • een bepaalde binnen en buiteninrichting, • een bepaalde kinderdagverblijf, • een bepaalde school, • een bepaalde sportclub, • bepaalde vriendschappen wel of niet stimuleren. ```
188
Wat zijn ontwikkelingstaken/opgave
Psychologische opdrachten waarmee elk mens in de loop van zijn ontwikkeling mee geconfronteerd wordt. Door die opdrachten goed te vervullen doet een mens kennis en vaardigheden op en ontwikkelt zich.
189
Wat zijn Opvoedingsopgave?
Ondersteunende en opvoedkundige taken die horen bij de ontwikkelingstaken van het kind. Vallen onder de verantwoordelijkheid van de opvoeder.
190
Wat zijn ontwikkelingstaken bij kinderen van 0-2 jaar?
De Basis word gelegd voor het vertrouwen in anderen en eigen competentie. • opbouwen van een veilige gehechtheidsrelatie met een of meer volwassenen veilig gehechte kinderen kunnen hun opvoeder gebruiken als veilige basis. • Autonomie en individuatie Het kind gaat steeds meer initiatief nemen en kan onafhankelijk van de opvoeder succes en bevrediging bereiken
191
Wat zijn opvoedingsopgaven bij kinderen van 0-2 jaar
• Sensitief en responsief reageren op de behoeftenen signalen van het kind Emotionele ondersteuning •. Beschikbaar zijn • Situaties structureren en duidelijke grenzen stellen. • Veel praten met het kind
192
Wat zijn normale problemen die zich voordoen bij kinderen van 0-2 jaar?
* slapen * eten * huilen * scheidingsangst * angst voor vreemden en onbekende situaties
193
Wat zijn ontwikkelingstaken bij kinderen van 2-4 jaar
Begin van het alsof-spel, oog voor verhaaltjes en dagelijkse routine. • Vermogen om zich iets voor te stellen dat er niet meer is • Vermogen tot imitatie • Taalontwikkeling komt op gang • Leeftijdsgenootjes spelen een rol (samenspelen) Niet voortdurend in conflict gaan of zich afzonderen • Aan passen aan eisen die opvoeders stellen (socialisatie) Externe regulatie en Zelfcontrole : Zindelijkheid, impulscontrole, afblijven van dingen • Identificatie met de sekse-rol
194
Wat zijn opvoedingsopgaven bij kinderen van 2-4 jaar?
* Emotionele steun * Autonomie erkennen * Structureren en grenzen stellen * Informatie en uitleg geven over wat hoort, moet, mag en hoe dingen in elkaar zitten * Soepel omgaan met de ambiguïteit (dubbelzinnigheid) van het kind
195
Wat zijn normale problemen bij kinderen van 2-4 jaar?
* Angst voor vreemden en onbekende situaties * Koppigheid * Driftbuien * Ongehoorzaam * Druk gedrag * Niet zindelijk zijn
196
Wat zijn ontwikkelingstaken bij kinderen van 4-12 jaar
• Voor zich zelf kunnen zorgen Wassen, aan- en uitkleden • Vermogen tot decentratie ontwikkelen Andermans perspectief leren zien • Maatschappelijke eisen zoals lezen, schrijven en rekenen. • Concentreren op schoolse taken • Leerling rol aannemen • Wederkerige relaties op te bouwen met vriendjes/vriendinnetjes • Geaccepteerd worden door een groep Egocentrische houding steeds meer laten varen
197
Wat zijn opvoedingsopgaven bij kinderen van 4-12 jaar
• Gelegenheid geven tot omgang met leeftijdgenoten • Stimulerende omgeving aanbieden • Autonomie bevorderen • Structuur en duidelijke grenzen bieden • Aanwezigheid basisdoelen Acceptatie door leeftijdgenoten wordt bevorderd wanneer het kind een gezinssituatie kent waarin warmte, begrip en wederkerigheid in de relaties een belangrijke rol spelen. • Concentratie en doorzettingsvermogen ten aanzien van schoolse taken word bevorderd door een gezinssituatie waarin deze taken positief worden gewaardeerd.
198
Wat zijn normale problemen bij kinderen van 4-12 jaar?
* Ruzie maken * Gepest worden * Concentratieproblemen * Lage schoolprestaties * Niet naar school willen * Incidenteel stelen of vandalisme
199
Wat zijn ontwikkelingstaken bij kinderen van 12-18 jaar?
Veel veranderingen ten opzichte van het eigen lichaam, leeftijdsgenoten en de ouder. Puberteit * Emotionele zelfstandigheid * Nieuwe eigen positie innemen * Nieuw waardensysteem ontwikkelen * Persoonlijke identiteit * Positieve houding ten opzichte van opleiding, beroepskeuze en samenleving
200
Wat zijn opvoedingsopgaven bij kinderen van 12-18 jaar?
* emotioneel ondersteunen • Gegenheid geven te experimenteren * Symmetrische relatie opbouwen met het kind * Positieve voorbeeldfunctie zijn
201
Wat zijn normale problemen bij kinderen van 12 - 18 jaar?
* Incidenteel gebruik van alcohol en drugs * Twijfels over identiteit of toekomst * Problemen met uiterlijk * Problemen met autoriteit * Incidenteel spijbelen
202
Wat is het continuum van kousemaker en timmers?
Een praktisch model om de beleefde ernst van ouders over een opvoedingsprobleem te kunnen inschatten. Het continuüm drukt de zwaarte van een probleem uit zoals deze door ouders ervaren wordt
203
Wat zijn de zwaartes in het continuum van kousemaker en timmers?
er is sprake van opvoedingsvragen, van opvoedingsspanning, van opvoedingscrises of opvoedingsnood.
204
Uit welke categorieën bestaan het model van kousemaker
1. Vragen of problemen? 2. Mate van competitie van ouders? 3. Behoefte van ouders? 4. Netwerk van ouders
205
Wat is de beleving van ouders bij gewone opvoedingsituaties/vragen
* Ouders kunnen opvoeding aan, * Gewone opvoedingsvragen * Sociale steun door partner, familie, vrienden en buren is voldoende en toereikend * Ouders voelen zich competent, zelfredzaam, zijn geruste en tevreden met de alledaagse opvoedingssituatie.
206
Wat is de beleving van ouders bij opvoedingsspanning?
 Opvoedingsvragen worden dringend, zijn niet meer soepel op te lossen.  Ouders zijn wel tevreden, maar langduriger ongerust, toenemende onzekerheid, er blijven vragen over, competentiegevoelens verzwakken  Kinderen vertonen negatief gedrag  Er word meer overlegd met sociaal netwerk. Sociale steun door partner, familie, vrienden en buren is ontoereikend; behoefte aan advies  Soms lichte ondersteuning, er word geprobeerd de zelfredzaamheid te herstellen
207
Wat is de beleving van ouders bij opvoedingscrisis en -nood
 Opvoedingsvragen worden problemen: ouders zijn ongerust en ontevreden, gevoelens van irritatie, boosheid, teleurstelling nemen toe, zoals ook onzekerheid en gevoel van incompetentie  Netwerk van familie, vrienden en buren is niet in staat de problematiek op te lossen.  Er is behoefte aan professionele advisering en begeleiding en hulp
208
Waar is de mate waarin ouders problemen ervaren mede van afhankelijk?
Het intern werkmodel. | kan een self-fulfilling prophecy worden.
209
Begrip: Selffulfilling prophecy
een foute definitie van de situatie die gedrag oproept waardoor de foute definitie waar wordt” Je denkt iets wat niet (helemaal) klopt, maar door jouw gedachten en gedrag wordt het realiteit. Anders gezegd: waar je in gelooft (bang voor bent) komt uit, doordat je bewust en onbewust handelt op een manier waardoor datgene uitkomt.
210
welke vorm van ondersteuning zet je in bij opvoedingsvragen?
Opvoedingsvoorlichting
211
Welke vorm van ondersteuning zet je in bij opvoedingsspanning?
opvoedingsondersteuning
212
welke vorm van ondersteuning zet je in bij opvoedingscrisis of nood?
Jeugdzorg of directieve hulp
213
Wat is ontwikkelen?
een stap voor stap proces waarin het kind steeds meer mogelijkheden ontplooit.