Problem 4 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Wat zijn de 4 processen die volgens piaget een rol spelen bij cognitieve ontwikkeling?

A

Schemas
Adaptie
organisatie
equilibratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn schemas

A

Schemas zijn acties of mentale representaties die kennis organiseren in je breid. Iemand gebruikt schemas om zijn omgeving te bregrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke 2 soorten schemas zijn er ?

A

Gedragschemas
mentale schema’s

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe ontstaan mentale schemas?

A

door middel van 2 aangeboren intellectuele processen: Organisatie en adaptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg adaptie uit

A

Adaptie is het bouwen van schemas door directe interactie met de omgeving. Het is het proces van aanpassen aan de eisen van de omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

van welke 2 activiteiten maakt adaptie gebruik en leg uit

A

Assimilatie → info die je binnenkrijgt in bestaande schema’s verwerken
Accommodatie → schema’s aanpassen of creëren een nieuw schema

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat is categorisatie/organisatie

A

de neiging om verschillende schema’s te combineren tot complexere schema’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is cognitief Equilibrium ?

A

wipwap: gedachtes ene kant, omgeving andere kant
De stand van zaken waar er een gebalanceerde of geharmieusde relatie is tussen iemands denkprocessen en de omgeving.
Stabiele comfortabele staat waarbij kinderen meer assimileren dan accommoderen. Kind probeert nieuwe info in bestaande schema’s te proppen.
harmonie → alles wat vliegt noemen we vogel (assimileren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat is cognitief ongemak/ disequilibrium ?

A

Oncomfortabele en instabiele staat
Cognitieve discomfort
Geen harmonie → alles wat vliegt is geen vogel, dus we leren dat het een ander schema is. Valt onder vliegtuig. Dit proces is continu.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is Desiquilibration

A

heen en weer beweging tussen (dis)equilibrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

noem de 4 stages van piaget zijn ontwikkelingstheorie

A
  1. Sensomotorisch - 0-2 jaar.
  2. Pre operationele fase - 2 tot 7 jaar
  3. Concrete operationele periode 7-11 jaar
  4. Formele operationele fase 11+
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is de 1e fase van het sensomotisch niveau + leg uit

A

simple reflexes - 1e maand
alles gaat dmv reflexen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is de 2e fase van het sensomotisch niveau + leg uit

A

First habit and primary circular reaction - 1e tot 4e maand.
Habit: gewoonte hebben (zuigen), niet alleen zuigen aan een fles maar ook andere objecten.
Primary circular reaction: toevallig nadoen wat je ziet in de omgeving. Stapt af van reflex. Iemand zien lachen of een geluid maken en dan als baby nadoen. VB. tong uitsteken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat is de 3e fase van het sensomotisch niveau + leg uit

A

secundair circular reaction: 4e tot 8e maand.
Kinderen worden object georiënteerd, gedrag van anderen imiteren. Meer op omgeving letten en dat gedrag overnemen. VB: ding boven baby hangend wat geluid maakt is leuk, dus vaker doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat is de 4e fase van het sensomotisch niveau + leg uit

A

Coordination circulair reactions: 8e tot 12e maand.
Acties bewuster (meer vrijwillig) structureren en combineren handelingen. In deze sprake is A niet B fout - speelgoed onder deken verstoppen (plek A), terwijl kind kijkt pak je speelgoed onder tafel (plek B). Snap niet dat speelgoed op B ligt, maar zal nog steeds naar plek A gaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat is de 5e fase van het sensomotisch niveau + leg uit

A

Tertiaire circulaire reacties: 12 - 18 maanden.
Kinderen gaan op objecten focussen, nieuwe dingen proberen. alles in mond stoppen. Objectpermanentie is verder ontwikkeld, maar nog niet compleet. Met dingen gooien om te kijken wat er gebeurt → meer experimenteren. Means end ontwikkelt verder

17
Q

wat is de 6e fase van het sensomotisch niveau + leg uit

A

(symbolic problem solving): 18 tot 24 maanden.
Kind gaat schema’s gebruiken om schema’s op te lossen. Meer naar buiten toe imiteren → vriendjes en leeftijdsgenoten. Objectpermanentie is volledig ontwikkelt.
Kind onthoud gedrag van anderen - deferred imitation.
Piaget stelt dat kind het kan vanwege de mentale symbolen, afbeeldingen en rolgedrag. Anderen stellen dat dit later is. Bv oom die vaak tong uitsteekt → dan weet kind de volgende keer dat oom dat zal doen. Imaginative play, fantasierijk spelen.
Objectpermanentie is compleet

18
Q

Wat is kritiek op de ontwikkelingstheorie van piaget?

A

Onderschat baby’s
Imitatie begon eerder
Stappen zijn niet in fases, is een continue proces van ontwikkeling
Alleen op eigen kinderen getest - subjectief

19
Q

wat is het 2e niveau van piaget zijn theorie +kenmerk

A

Peroperationele fase - 2 tot 7 jaar.
Fase is gekenmerkt door ‘‘dual representation’’. Dit is het besef dat object een dubbele betekenis heeft. Een object kan zowel een symbolische betekenis hebben als een op zichzelf staan voorwerp.

20
Q

wat zijn de 2 subfases van de pre operationele fase (2-7) en benoem per fase belangrijke begrippen/kenmerken/beperkingen

A

(1) Symbolische functie ongv 2 tot 4
Ontstaat het symbolisch functioneren. Dit is de vaardigheid om een object mentaal te representeren dat niet aanwezig is. Fase heeft 3 beperkingen:
1. Egocentrisme
2. Animisme : levenloze objecten toeschrijven met levendige functies ( bijv: Denken dat een pop kan praten)
3. Artificialisme

(2) De intuitive gedachte subfase - 4 tot 7 jaar
De ‘‘waarom fase’’..
aantal beperkingen:
- Conservatie: vermogen dat je beseft dat verhouding van objecten en substanties geen andere vorm aanneemt. Kind kan het nog niet.
- Decentratie: het vermogen om je te focusen op meerdere aspecten van het probleem
- Reversibility: mentaal omdraaien van een bepaalde actie of handeling. Wat als ik dat niet had gedaan?
- Hiërarchische classificatie: de organisatie van objecten binnen klassen niet kunnen begrijpen.BV. bloemen, rode en blauwe bloemen. Vraag was waren er meer rode bloemen of bloemen. Kind begrijpt niet.

21
Q

Omschrijf het 3e niveau van piaget zijn theorie en geef bijbehorende begrippen/kenmerken

A

logisch redeneren, concrete voorbeelden geven.
cognitieve mappen complexer maken en verder ontwikkelen.
Horizontal declage: gelijksoortige vaardigheden komen niet gelijk samen. VB. kan wel 11-5. Maar niet 20-5. Zelfde oplossing voor zelfde probleem, maar niet kunnen oplossen.
Meer classificatie uitvoeren. Sarietation: blokjes van klein naar groot.
Transitivity: combineren van denken. A = B, C = B, conclusie dat A=C is.
Reversibility is mogelijk in deze fase.

22
Q

Beschrijf het 4e niveau van piaget zijn theorie en geef bijbehorende begrippen/kernmerken

A

Formele operationele fase 11+
Abstract denken, logisch redeneren, hypothetisch denken en houden zich niet lang vast aan observeerbare/feitelijke situaties
Idealisme: kinderen denken aan wat mogelijk is.

  • Hypothetisch deductief redeneren: vb. als ik nu moe ben, denken/redeneren wat kan ik doen om hieruit te komen. Van algemeen denken naar specifieker.
  • Inductive reasoning: hypotheses opstellen en daarna systematisch testen. Van specifieke situatie breder en algemener denken. Mijn moeder is nu aan het koken → alle moeders koken.
  • adolescent egocentrisme: denkt dat andere mensen even veel over je gedrag denken dan dat je zelf doet - Imaginair publiek → denken middelpunt te zijn.
    Kinderen krijgen idee dat ze onverwoestbaar zijn en uniek zijn. Onbegrepen kind - persoonlijke fabel.
23
Q

Kritiek op Piaget:

A
  • Neo Nativisme - idee dat cognitieve kennis aangeboren is. Piaget ging minder in op aangeboren/biologische aspecten.
  • Neo Piaget aanpak: theorie is ontstaan vanuit Piaget. Piaget laat cultuur en opvoeding achterwege, maar heeft toch meer invloed.
  • Meer continu proces van ontwikkeling, niet zwart-wit
  • Kleine steekproef, voornamelijk op eigen kinderen –> niet objectief
  • piaget zijn Testen waren te moeilijk
24
Q

Hoe verklaart vygotsky de cognitieve ontwikkeling?

A

Cognitieve ontwikkeling is het resultaat van de interactie van kinderen met meer ervaren of deskundige leden van hun cultuur, zoals ouders, leraren en (ouderen) kinderen.