Problem 3 Flashcards

You may prefer our related Brainscape-certified flashcards:
1
Q

Welke theorieën zijn er over hechting?

A

psychoanalytische theorie
leertheorie
cognitieve-ontwikkelingstheorie
evolutietheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat is de definitie van hechting?

A

De sterke ontwikkeling van een emotionele band tussen een kind en zijn/haar verzorger(s)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zegt de psychoanalytische theorie over hechting?

A

Baby’s willen genot direct bevredigen. Wordt niet ondersteund met empirisch bewijs. Focust op moeder-kind interactie en innerlijke behoeftes en gevoelens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat zegt de leer theorie over hechting?

A

stelt dat een kind zich hecht aan de persoon die hem beloont en voorziet in behoeften. Eten lijkt een belangrijke rol te hebben vanwege 2 redenen :
1. Lokt positieve reacties uit bij de baby wat zorgt voor affectie van de baby voor de verzorger
2. Eten krijgen gaat vaak gepaard met het krijgen van verzorgen (warmte, luier verschonen, aanraking, knuffelen etc). De baby gaat de moeder met plezierige activiteiten associeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat is kritiek op de leertheorie?

A

jonge aapjes gescheiden van echte moeder → twee neppe moeders → zacht en van harde draden → zonder fles vastklampen aan de zachte moeder, dus eten is niet het belangrijkste voor hechting
primaire reinforcement → eten
secondary reinforcement → moeder
Contact comfort is dus ook een belangrijke factor voor hechting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zegt de cognitieve ontwikkelingstheorie over hechting?

A

Voordat hechting kan ontstaan moet eerst:
- dingen onderscheiden (moeder vs andere mensen)
- objectpermanentie → kennis dat als een object verdwijnt, het niet permanent verdwijnt
Deze twee dingen zijn nodig voordat hechting kan ontstaan. Echte hechting begint daardoor pas bij 7 maanden (onderscheiden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zegt de evolutietheorie over hechting?

A

John Bowlby stelt dat hechting begint bij aantal aangeboren reacties van het kind. Hechting werkt twee kanten op → moeder - kind. Hechting heeft functie bescherming en overleving. Deze theorie verklaart waarom we reflexen hebben. Reflexen van kind zorgen dat moeder kind beschermt.
Imprinting: aangeboren neiging ontdekt bij ganzen. Eerste die je ziet volgen → zorgt voor overleving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat is de Brazelton Neonatal Assessment Scale?

A

Een schaal met meerdere testen die een kind zijn sensorische en perceptuele capaciteiten meet. Ook motorische ontwikkeling, reeks van staten en de vaardigheid om deze staten te reguleren. Ook of het brein en het CZS fatsoenlijk onvrijwillige reacties (reflexen) reguleren
goede indicatie voor later

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat het Kewpie doll effect?

A

Baby’s zien er schattig uit en dit vergroot de kans dat ze verzorgt worden. Speelt een rol bij de overleving van een baby.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat zijn de ontwikkelingsfasen van Schaffer en Emerson ?

A
  • asociale fase (0-6 weken)
  • Fase van willekeurige hechting (6 weken tot 6 maanden)
  • Specifieke hechtingsfase (7 - 9 maanden)
  • Fase van meerdere hechtingen ( 9 - 18 maanden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn de ontwikkelingsfase van John Bowlby: geef tijden en leg uit?

A
  • pre-attachment (0-2 maanden): Kind maakt geen onderscheid in sociale stimuli. Reageert op alle stimuli.
  • attachment in the making (2-7 maanden): Kind gaat bekende gezichten herkennen
  • clear-cut attachment (7-24 maanden): ontstaan van ‘‘seperation protest, intentional communication en weariness of strangers’’. In deze fase begint de echte hechting.
  • goal-corrected attachment (24 maanden en verder): relatie tussen kind en verzorger wordt meer 2-zijdig. Kind leert de behoeftes en gevoelens van anderen te begrijpen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een reflex?

A

Een reflex is een aangeboren, onvrijwillige en automatische reactie op een stimuli.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is stranger anxiety en wanneer ontstaat dit ?

A

Onrustige/angstige reactie van het kind wanneer een onbekend persoon naar ze toekomt. Ontstaat vanaf +- 7 maanden en neemt af na 10e maand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is Seperation anxiety en wanneer ontstaat dit ?

A

Angst om van de verzorger gescheiden te worden. Begint rond de 6-8 maanden. Grootste piek tussen de 14-18 maanden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is de ‘‘strange-situation procedure’’?

A

Experiment dat hechting meet aan de hand van reactie van het kind op verschillende situaties:
1. Natuurlijke omgang tussen kind en verzorger in een ruimte met speelgoed.
2. Korte scheiding met verzorger en het ontmoeten van een onbekende.
3. De hereniging tussen moeder en kind na de korte scheiding.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke 4 hechtingsstijlen zijn er ?

A
  1. Secure
  2. insecure-resistant
  3. Insecure-avoidant
  4. Disorganized/disorientated
17
Q

Wat zijn kenmerken van een ‘‘secure attachment’’?

A

+- 65 procent van de kinderen heeft deze hechtingsstijl.
- Gaat op ontdekking als moeder aanwezig is en zichtbaar bedroefd als mama weg gaat (Seperation anxiety)
- Kind begroet de moeder bij terugkomst en als het kind erg ‘‘disstressed’’ is zoekt het kind ook fysiek contact.
- Kind gaat goed met vreemden om wanneer de moeder aanwezig is.

18
Q

Wat zijn kenmerken van een ‘‘insecure resistant attachemnt’’?

A

+- 10% van de kinderen
- Kind blijft vlak bij de moeder en gaat niet ontdekken
- Kind is heel erg verdrietig als mama weg gaat (seperation anxiety) maar laat tegenstrijdige reacties zien als mama terug komt. Kind blijft dicht bij mama maar ze lijkt bijvoorbeeld boos of verdrietig te zijn. Vaak vermijden ze fysiek contact, ook als mama dat vraagt/uitlokt.
- Ze zijn erg terughoudend naar onbekende

19
Q

Wat zijn kenmerken van een ‘‘insecure avoidant attachment’’?

A

+- 20% van de kinderen
- Vertonen weinig seperation anxiety
- wilt niet spelen als de moeder in de buurt is
- Als mama terug komt is het kind niet enthousiast en kan hij haar negeren. Zelfs wanneer mama de aandacht probeert te krijgen.
- Zijn vaak sociaal naar onbekenden maar kunnen deze net zo goed negeren (net zoals ze de moeder negeren).

20
Q

Wat zijn de kenmerken van een ‘‘disorganized/disoriented attachtment’’?

A

+- 5% van de kindere
- Lijkt op een combinatie tussen avoidant en resistant
- kind weet niet goed of hij de verzorger moet benaderen of moet vermijden
- als mama terug komt kan het verschillende reacties laten zien :
* ene keer versuft/bevriezen (niks doen)
* Andere keer komen ze dichterbij maar gaan ze weer weg als mama ook dichterbij komt
–> De reactie is verschillend per ‘‘hereniging’’

21
Q

wat zijn latere gevolgen voor kinderen met een veilige hechting?

A

Kinderen zijn positiever, enthousiaster en nieuwsgieriger. Ze hebben meer doorzettingsvermogen, werken beter samen, lossen problemen beter op, minder gefrustreerd, minder negatief, minder agressief. Hebben een betere cognitieve ontwikkeling, betere sociale ontwikkeling en zijn onafhankelijker.

22
Q

Hoe kan een kind een ‘‘avoidant attachment style’’ ontwikkelen.

A

Bij ouders die vaak ongeduldig zijn met het kind. Ze reageren vaak te weinig op de signalen van het kind. Ouders uiten vaak negatieve gevoelens over hun kind en halen weinig geluk uit contact met het kind.
OF
Ouders zijn veels te ijverig met het kind, geven het kind te veel steun en stimulatie, zelfs wanneer het kind dit niet wilt. Zo leren kinderen hun ouders( of anderen) te vermijden.

23
Q

Hoe kan een kind een ‘‘resistant attachment style’’ ontwikkelen?

A

Vaak reageren de ouders erg verschillend op het kind ( ene keer blij, andere keer boos). Ouders zijn niet responsief naar het kind. Of de ouders uberhaupt reageren hangt af van de stemming van de verzorger(ster).

24
Q

wat is een internal working model ?

A

Cognitieve representatie van zichzelf en anderen. Deze representaties worden gebruikt om situaties te interpreteren en verwachtingen te vormen over relaties. Internal working models komen voort uit de hechtingsstijl van het kind.

25
Q

welke factoren hebben invloed op de hechtingsstijl ?

A
  • gevoeligheid voor signalen van het kind en snelle reactie hier op.
  • Positieve houding
  • Synchronie (wederkerige interactie)
  • stimulatie
  • steun
  • Gezamenlijkheid( ervoor zorgen dat moeder en kind met hetzelfde bezig zijn. Bijvoorbeeld moeder is met kind aan het spelen maar zit ook op haar telefoon –> geen gezamenlijkheid).
26
Q

wat is goodness of fit?

A

De mate waarin een kind zijn persoonlijkheid/karakter in de omgeving/cultuur past.

27
Q

welke rol spelen vaders in hechting en ontwikkeling?

A

vaders spelen meer met kinderen, maar moeders worden meer als comfort gezien.
vader kan als buffer werken als hechting met moeder slecht is.
kinderen doen het beter op school als vader betrokken is
vaders kunnen net zo sensitief en responsief zijn als moeders
minder angst en moeilijkheden op school als ze een hechte band met vader hebben
betere zelfregulatie wanneer je een goede band met papa hebt
veilige binding kan al ontstaan bij papa als hij gewoon regelmatig langskomt

28
Q

iemand is positief over zichzelf en positief over anderen. Welke IWM en hechtingsstijl horen hierbij ?

A

Secure (IWM) - Veilige hechting (hechting)

29
Q

Iemand is positief over zichzelf en negatief over anderen Welke IWM en hechtingsstijl horen hierbij ?

A

Dismissing (IWM) - Vermijdende hechting

30
Q

iemand is negatief over zichzelf en positief over anderen. Welke IWM en hechtingsstijl horen hierbij ?

A

Preoccupied (IWM) - Resistente hechting

31
Q

Iemand is negatief over zichzelf en negatief over anderen. Welke IWM en hechtingsstijl horen hierbij ?

A

Fearful (IWM) - Disorganized/disoriented attachment

32
Q

Welke 2 manieren zijn er om hechting te meten en leg deze 2 manieren uit:

A
  1. Strange Situation (belangrijk)
    observatie maatstaf voor hechting kind en verzorger. aarbij kind wordt blootgesteld aan reeks kenningsmakingen, scheidingen en herrenigingen met de verzorger en een volwassen vreemdeling
    1 tot 2 jaar
  2. Attachment Q-set (AQS)
    (1 tot 5 jaar)
    90 kaartjes met gedragingen kind. Verzorgers kaartjes op volgorde leggen van meest voorkomend. Daarna kun je er een label op plakken. Dezelfde labels als bij de strange situation.