Probleemoplossing en Programmeren Flashcards

1
Q

Wat zijn de 6 fases in het programmeren?

A
  • De probleemomschrijving
  • De probleemanalyse
  • Het maken van een PSD
  • Het schrijven van het programma
  • Het testen van het programma
  • Het documenteren van het programma
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Kan de oplossing van een automatiseringsprobleem worden weergegeven in een pseudocode?

A

Ja, de oplossing van een automatiseringsprobleem kan worden weergegeven in een pseudocode.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Kan de oplossing van een automatiseringsprobleem worden weergegeven in een PSD?

A

Ja, de oplossing van een automatiseringsprobleem kan worden weergegeven in een PSD.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat kan voldoende zijn om een probleemoplossing te schrijven?

a. Opeenvolging
b. Herhaling
c. Keuze
d. Keuze en herhaling

A

a. Opeenvolging

De overige kunnen ook, maar in principe kan opeenvolging al voldoende zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De bepaling van de benodigde gegevens vind plaatst tijdens:

a. de probleemomschrijving
b. de probleemanalyse
c. het maken van een PSD
d. het coderen van een programma.

A

b. de probleemanalyse

In de probleemanalyse wordt bepaald welke gegevens nodig zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Een herhaling met een test aan het begin wordt 0, 1 of meerdere keren uitgevoerd?

A

Deze bewering is juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Een herhaling met een test aan het eind wordt 0, 1 of meerdere keren uitgevoerd?

A

Deze bewering is onjuist. De test moet minimaal 1x doorlopen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q
  • Een oplossingsmethode voor een programmadeel wordt een programmalus genoemd.
  • Herhalingen kunnen zich binnen herhalingen nesten.
A

Alleen de tweede bewering is juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Een vertaalprogramma voor een hogere programmeertaal noemt men een:

  • Compiler
  • Interpreter
A

Allebei zijn juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Een vertaalprogramma zet:

a. een hogere programmeertaal om naar een assembleertaal.
b. een assembleertaal om naar een hogere programmeertaal.
c. alleen een hogere programmeertaal om naar een binaire code.
d. een assembleertaal en een hogere programmeertaal om naar een binaire code.

A

d. Een vertaalprogramma zet een assembleertaal en een hogere programmeertaal om naar een binaire code.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q
  • Het verschil tussen een assembleertaal en een hogere programmeertaal is dat de assembleertaal machinegericht is en de hogere programmeertaal gericht is op het oplossen van problemen.
  • De codering van elke instructie in binaire code is hetzelfde bij elke type computer.
A

Alleen de eerste bewering is juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
  • Logica fouten worden door het vertaalprogramma gesignaleerd.
  • Coderingsfouten worden door het vertaalprogramma gesignaleerd.
A

Alleen de tweede bewering is juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q
  • Elk type computer heeft zijn eigen assembleertaal.

- In het algemeen zijn hogere programmeertalen gestandaardiseerd en onafhankelijk van het type computer.

A

Beide beweringen zijn juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q
  • Een programma kan in principe in elke programmeertaal worden gecodeerd.
  • Hoger programmeertalen werden ontwikkeld voordat er assembleertalen waren.
A

Alleen de eerste bewering is juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q
  • Computerprogramma’s geschreven in een programmeertaal kunnen zonder meer door de machine worden gebruikt.
  • Procedures hebben betrekking op een beschrijving van werkzaamheden, met daarbij behorende regels en voorschriften.
A

Alleen de tweede bewering is juist

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hogere programmeertalen …..

a. worden tevens gebruikt om programma’s te documenteren.
b. zijn machinegericht.
c. zijn bij uitstek geschikt om problemen te beschrijven.
d. zijn niet gebonden aan computerinstructies.

A

d. is juist

17
Q

Wat zijn de drie basisstructuren voor het programmeren?

A
  1. Sequentie (Opeenvolging)
  2. Iteratie (Herhaling)
  3. Selectie (Keuze)
18
Q

Hoe worden vertaalprogramma’s voor assembleertalen genoemd?

A

Assemblers

19
Q

Hoe worden vertaalprogramma’s voor hogere programmeertalen genoemd?

A

Compilers en Interpreters

20
Q

Welke soort gegevens zijn er?

A

Vaste gegevens

Variabele gegevens

21
Q

Wat is een algoritme?

A

Een gedetailleerde beschrijving van een routinewerkzaamheid.

22
Q

Welke 3 soorten bewerkingsopdrachten zijn er?

A

Rekenkundige bewerking
Logische bewerking
Besturingsopdracht

23
Q

Wat is een subroutine of een module?

A

Een zelfstandig programmadeel met een eigen naam.