Functies en geheugenklassen Flashcards

1
Q

Hoe is een functie opgebouwd?

A

Functiekop: Functienaam & parameterlijst (input/output)
Functiebody: de implementatie; tussen { en }

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe wordt een functieprototype gedeclareerd?

A

Gelijk aan de functiekop, maar dan afgesloten met ; (punt komma)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe wordt een functienaam gedeclareerd?

A

functienaam ( [lijst met argumenten] )

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat onderscheidt parameters en argumenten van functies?

A

Parameters dienen als plaatsreservering voor gegevens.

Argumenten zijn gegevens, die aan functies worden doorgegeven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het voordeel van functieprototypen?

A

Dit maakt het voor de compiler mogelijk om te controleren of het aantal en type van de argumenten overeenkomen met de functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een module?

A

Een module is een programma dat afzonderlijk kan worden gecompileerd maar niet zelf kan functioneren. Pas door linken kan het functioneren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly