Presentatie vragen Flashcards
Wat is het juiste kenmerk van lectines ?
Oligosaccharide-specifieke lectines worden ingedeeld in 5 groepen
Lectines zijn glycoproteïnen die binden aan monosaccharides op het celoppervlak
Lectines spelen alleen een rol bij de celontwikkeling
B
A –> 3 denk?
C –> insecticide werking, nematocide, fungotoxisch, anti-nutrient!
Welke stelling is juist?
Om nadelige gezondheidseffecten te voorkomen, kunnen lectines in de toekomst beter uit ons dieet geëlimineerd worden
Enkel verwerkte voeding zal hoge concentraties aan lectines bevatten, daarom is het belangrijk vooral verse voeding te consumeren om de hoeveelheid lectines te verminderen
Planten lectines hebben voor planten zelf juist een positieve functie
C
A –> juiste hoeveelheid
B –> ook vers
Welke stelling is juist ?
Lectines zitten meestal in gekookt voedsel
Er kunnen lectines gevonden worden in zowel bacteriën als virussen
Bij ongewervelde dieren zijn er twee verschillende klassen lectines : Integrale en oplosbare lectines
B
A –> juist in rauw
C –> bij gewervelde dieren
Wat is de precursor van fytaanzuur?
A) Fytol
B) Pristaninezuur
C) Fytaan
A –> chloroplasten van plantencellen
De ziekte van Refsum kent een progressief verloop, welke uitspraak is correct?
Het is een X-gebonden recessieve aandoening waarbij er een mutatie optreedt in fytaanzuuroxidase. Er ontstaat een opstapeling van fytaanzuur waardoor men neurologische problemen ontwikkelt. Problemen komen vooral voor in de perifere zenuwen.
Het is een autosomaal recessieve aandoening waarbij er een mutatie optreedt in fytaanzuurhydrolase. Er ontstaat een opstapeling van fytaanzuur waardoor men neurologische problemen ontwikkelt. Problemen komen vooral voor ter hoogte van het centraal zenuwstelsel.
Het is een autosomaal recessieve aandoening waarbij er een mutatie optreedt in fytaanzuuroxidase. Er ontstaat een opstapeling van fytaanzuur waardoor men neurologische problemen ontwikkelt. Problemen komen vooral voor in de perifere zenuwen.
C
A –> autosomaal
B –> mutatie in fytaanzuuroxidase
Welke vorm van kanker wordt geassocieerd met hoge plasma concentraties aan fytaanzuur?
Borstkanker
Non-Hodgekin Lymfoom
Colon-kanker
B
Welke van de volgende stellingen is correct?
Isothiocyanaat zorgt voor competitie met jodium waardoor hypothyroïdie ontstaat.
Nitril zorgt voor competitie met jodium waardoor hyperthyroïdie ontstaat.
Isothiocyanaat zorgt voor competitie met jodium waardoor hyperthyroïdie ontstaat.
A
Welke van de volgende stellingen is correct?
Opwarming van het voedingsmiddel zorgt voor een stijging van het myrosinase enzym.
Myrosinase zorgt voor een oxidatie van glucosinolaten, waardoor verschillende metabolieten ontstaan.
Myrosinase zorgt voor een hydrolyse van glucosinolaten, waardoor verschillende metabolieten ontstaan.
C
Welke van de volgende stellingen is correct?
De bodem voor kruisbloemigen heeft geen invloed op de hoeveelheid GSL in het gewas.
Het verhitten van diervoeder heeft geen enkele zin voor het reduceren van GSL in kruisbloemigen.
Tijd van oogsten bepaalt het gehalte aan GSL in kruisbloemigen omdat de GSL productie van deze planten afhangt van het circadiaans ritme.
C
Waar vinden we de meeste omega-6 vetzuren terug?
Lijnzaadolie
Vette vis
Zonnebloemolie
C
Welke vetzuren behoren tot de EFA’s?
Linolzuur en linoleenzuur
Alfa-linolzuur en linoleenzuur
Alfa-linoleenzuur en linolzuur
C
Welke stelling klopt?
Linolzuur is anti-inflammatoir
De omega-3/omega-6 ratio is in westerse landen vaak te hoog in de voeding
DHA is een bouwsteen voor hersenweefsel
linolzuur = omega 6
A –> juist pro-inflammatoir
B –>
C –> GOED
Wat is de maximale limiet, die opgesteld is door de Europese commissie, voor transvetzuren in de voeding, met uitzondering van vetten van dierlijke oorsprong?
0.2 g / 100 g
2 g / 100 g
20 g / 100 g
B
Welke optie geeft de correcte volgorde van dalend naar stijgend transvetzuurgehalte weer?
Vloeibare margarines < zachte margarines < harde margarines
Zachte margarines < harde margarines < vloeibare margarines
Harde margarines < vloeibare margarines < zachte margarines
A
Wat is een gezondheidseffect van transvetzuren?
Type 1 diabetes
Verhogen van LDL, de ‘goede’ cholesterol en het verlagen van HDL, de ‘slechte’ cholesterol
Vruchtafdrijving
C
A –> TYPE 2
LDL = slecht HDL = goed
Wat is de volgorde van processen bij het verhitten van frituurolie/-vet waarbij gepolymeriseerde vetten ontstaan?
1.polymerisatie,oxidatie,hydrolyse
2.oxidatie,hydrolyse, polymerisatie
3.hydrolyse, oxidatie, polymerisatie
C
Wat is de eerste stap bij de controle op gepolymeriseerde vetten in frituurolie/-vet?
1.semi-kwantitatieve analyse van totale polaire fractie in frituurolie
2.kwantitatieve analyse van gepolymeriseerde triglyceriden in geaccrediteerd labo
3. op basis van uitzicht frituurolie/-vet
A
Welke kenmerken bij vetten/oliën maken deze gezonder om te verhitten?
- lange onverzadigde vetzuren, laag rookpunt
2.lange verzadigde vetzuren, hoog rookpunt - korte verzadigde vetzuren, hoog rookpunt
B
Vormt erucazuur in cosmetica een risico voor de consument?
a. ja, in deze producten worden namelijk ‘high erucic acid rapeseeds’(hear) gebruikt, die toxiciteit kunnen veroorzaken
b. Nee, erucazuur wordt namelijk niet via de huis opgenomen
c.Nee, in deze producten worden enkel ‘low erucic acid rapeseeds’(LEAR) gebruikt, deze veroorzaken geen toxiciteit.
B
Wat is het meest uitgesproken gezondheidsrisico bij overmatige inname van erucazuur?
a. myocardiale fibrose/necrose
b. hartlaesies
c. myocardiale lipidose
C
Welke stelling is juist?
a. de toelaatbare dagelijkse dosis voor erucazuur is 7 mg/Kg per dag
b. Erucazuurgehaltes in mosterzaadolie kan verminderd worden door goede praktijken
c. Van producten met hoge erucazuurgehaltes zoals mosterd hoeven geen maximale gehaltes bepaald te worden
A
- Wat is niet correct over dioxines?
a. Er zijn ook natuurlijke bronnen van dioxines, zoals bosbranden en vulkanen.
b. Blootstelling aan dioxines kan resulteren in chlooracne en verstoorde leverfunctie.
c. Dioxines werden gedurende decennia gebruikt in verschillende industriële toepassingen.
C
- Welke uitspraak is correct?
a. Sinds 2020 geldt er een verbod op de productie van PCB’s.
b. Wegens hun gevaarlijke aard is er een nultolerantie voor dioxines en dioxine-achtige PCB’s in voedsel. Dit is nationaal bepaald.
c. Recyclage van dierlijk vet in diervoeder is verboden.
C
a–> 1985
b –> europees niveau
- Via welke route worden mensen het meest blootgesteld aan PCB’s en dioxine?
a. Eieren, vlees en melk.
b. Groenten, fruit en granen.
c. Regelmatig werken in fabrieken.
a
- Welke stelling over acrylamide is correct?
a. Acrylamide wordt gevormd uit de chemische stof polyacrylamide.
b. Acrylamide ontstaat door de Maillard reactie tussen suikers en het aminozuur arginine.
c. Acrylamide wordt niet alleen gevormd tijdens droge bereidingswijze van koolhydraatrijke voeding, ook bij het roosteren van koffiebonen en cacao.
c
- Welke stelling over acrylamide is correct?
a. De acrylamidegehaltes worden regelmatig gecheckt door de Europese Commissie.
b. De verordening heeft als doel dat consumenten geen acrylamide meer binnen krijgen.
c. Referentiewaarden zijn maximumgehaltes, waarmee de doeltreffendheid van risicobeperkende maatregelen geverifieerd kan worden.
a
- Welke stelling over acrylamide is correct?
a. Acrylamide ontstaat wanneer men koolhydraatarme producten verhit boven 120 graden Celcius.
b. Acrylamide kan zorgen voor een carcinogeen effect, neurotoxiciteit en reproductieve toxiciteit.
c. Om de vorming van acrylamide tijdens het frituren van aardappelen te beperken, moeten aardappelen in de koelkast bewaard worden.
b
Zetmeelrijke producten
Bewaarmethode
▪ Aardappelen: T > 6°C
➢ Verwerking
▪ Aardappelen: frituren bij max 175°C
- Hoe komen farmaceutica vanuit de veehouderij in het oppervlaktewater terecht?
a. Urine/feces -> riolering -> RWZI -> oppervlaktewater
b. Urine/feces -> wei -> bodem -> grondwater + oppervlaktewater EN/OF urine/feces -> mestopslag -> mestverwerking -> oppervlaktewater
c. Door topicale behandelingen -> medicatie op de huid via wassen/zwemmen in water
b
- Welke van onderstaande beweringen is onjuist?
a. Als het oppervlaktewater en grondwater farmacologische residuen bevat, bestaat er een kans dat gewassen gecontamineerd kunnen worden met deze residuen.
b. Antibiotica met een hoge wateroplosbaarheid worden minder snel opgenomen in de wortels van een plant dan antibiotica met een lage wateroplosbaarheid.
c. Een directe manier waarop farmacologische residuen in humane voeding terecht kunnen komen is via honing.
b
- Welke aanbeveling wordt niet door de EU gedaan?
a. Op de verpakkingen van medicijnen moet in een tekst staan hoe het afgevoerd moet worden, want dit is voor alle gebruikers de meest overzichtelijke manier.
b. Producenten van farmaceutica moeten hun afvalwater voorbehandelen.
c. Het gebruik van farmaceutica, inclusief antibiotica, moet verminderd worden.
a
- Musk verbindingen worden gebruikt in PCP’s…:
a. Wegens hun UV-filterende werking.
b. Als geurstof.
c. Wegens hun antimicrobiële werking.
b
- Monsters voor chemische parameters in water worden genomen…:
a. Aan de kraan nadat er voorafgaand water uit is gestroomd.
b. Aan de afvoer.
c. Aan de kraan zonder dat er voorafgaand water uit is gestroomd.
c
- Welk iso-enzyme gaan de musk ketonen voornamelijk induceren?
a. CYP1A
b. CYP2A
c. CYP3A
a
- Welke stelling over PAK’s is incorrect?
a. Het grootste risico voor niet-rokers is gecontamineerd voedsel.
b. Houtkachels spelen een belangrijke rol bij het verspreiden van PAK’s in de omgeving.
c. Wassen van groenten of fruit geeft geen invloed op de contaminatiegraad.
c
- Vanaf hoeveel benzeenringen spreken we van ‘zware PAK’s’?
a. 2
b. 4
c. 5
c
- Welke acute symptomen treden op bij blootstelling aan PAK’s?
a. Oogirritatie, duizeligheid, diarree
b. Braken, verstoring bloedvorming, allergie nakijken!!!
c. Hoofdpijn, immunosuppresie, astma
a
- Welke stelling is juist?
a. PFOS residuen in het milieu zijn gevoelig aan biologische en chemische afbraak.
b. Blootstelling aan PFOS veroorzaakt acute symptomen.
c. In Vlaanderen is er een onderzoeksplicht voor bodem en grondwater indien PFAS op het terrein gebruikt worden/werden.
c
- Wat is de voornaamste intredeplaats van geperfluoreerde componenten?
a. Via het drinkwater.
b. Door inhalatie.
c. Via de huid.
a
- Welke stelling is fout met betrekking tot PFOS?
a. Verspreiding in het milieu gebeurt o.a. door PFOS producerende industrie.
b. PFOS kennen veel industriële toepassingen door hun water-, vet- en vuilafstotende eigenschappen.
c. Geperfluoreerde componenten zijn niet detecteerbaar met conventionele analyses.
c
- Welke stelling is correct?
a. Zware metalen zijn altijd het gevolg van menselijke activiteit.
b. Zware metalen kunnen zowel essentieel als niet-essentieel zijn.
c. Zware metalen hebben een atoomnummer >5 en een soortelijk gewicht >20g/cm³
b
- Welk zwaar metaal wordt geassocieerd met rijst, waardoor het spoelen met water en essentiële preventiemaatregel is?
a. Nikkel
b. Lood
c. Arseen
c
- Welk ziektebeeld kan je toeschrijven aan koperintoxicatie?
a. Long- en huidkanker
b. Hepatotoxiciteit en nierfalen
c. Neurologische symptomen
b
- Waarin lost BPA het slechtst op?
a. Water
b. Ethanol
c. Olie
c
- Welke stelling is correct?
a. Plastics kunnen degraderen tot microplastics door zonlicht.
b. Microplastics komen enkel voor bij wilde vissoorten.
c. Microplastics vormen een gevaar voor kinderen, maar niet voor de zwangere vrouw of foetus.
a
- Hoe groot is de maximale globale migratielimiet van kunststoffen?
a. 30 mg/kg
b. 40 mg/kg
c. 60 mg/kg
c
- Welke 3 grondstoffen worden gebruikt in het cumeenproces?
a. Benzeen, propeen, alcohol.
b. Benzeen, propeen, zuurstofgas.
c. Benzeen, buteen, alcohol.
b
- Welke stelling is fout?
a. Verhoogd risico op tumoren van het voortplantingsstelsel na blootstelling aan ftalaten wordt het ftalaat syndroom genoemd.
b. Bisfenol-A is een xeno-oestrogeen en bootst de activiteit van 17-ß-oestradiol na.
c. Er is een associatie tussen blootstelling aan endocriene disruptoren en infertiliteit.
a
- Wat is geen gevolg van het REACH?
a. Registratie en classificatie van chemische producten.
b. Restricties op producten die in de EU ingevoerd worden.
c. Beperkingen op hoeveel er geproduceerd mag worden.
c
- Waarvan is de toxiciteit van pesticides afhankelijk?
a. Doel van gebruik, manier ne hoeveelheid van de blootstelling.
b. Manier van blootstelling, soort pesticide en individu-afhankelijke factoren.
c. Individu-afhankelijke factoren, manier en hoeveelheid van blootstelling.
a
- Waaruit bestaat een pesticide?
a. Een toxische actieve stof en een niet-toxische inerte stof.
b. Een niet-toxische actieve stof en een toxische inerte stof.
c. Zowel een toxische actieve stof als toxische inerte stof.
c