Prépositions partie 2 Flashcards
Misbruik maken van
Abuser de
Uitlopen op
Aboutir à
Houden van
Aimer
Toegaan naar
S’approcher de
Bijwonen
Assiter à
Verwachten
S’attendre à
Te maken hebben met
Avoir affaire à
Nodig hebben
Avoir besoin de
Medelijden hebben met
Avoir pitié de
Kletsen over
Bavarder de
Praten over
Causer de
Op zich nemen
se charger de
Beginnen met
Commencer par
Vergelijken met
Comparer à/avec
Bestaan in
Consister en/dans
Zich tevreden stellen met
Se contenter de
Bedekken met
Couvrir de
Niet in de smaak vallen bij
Déplaire à
zich niet meer interesseren voor
se désintéresser de
verschillen van
différer de
beschikken over
disposer de
twijfelen aan
douter de
vermoeden
se douter de
luisteren naar
écouter
iets lenen van iemand
emprunter qqch à qqn
omringen met
entourer de
zich verontschuldigen voor
s’excuser de
vertrouwen
se fier à