Prépositions partie 1 Flashcards
1
Q
Naast
A
à côté de
2
Q
dichtbij
A
tout près de
3
Q
tegen
A
contre
4
Q
op de hoek van
A
au coin de
5
Q
onder
A
sous
6
Q
in het midden van
A
au milieu de
7
Q
tegenover
A
en face de
8
Q
achter
A
derrière
9
Q
op het eind van
A
au bout de
10
Q
tussen
A
entre
11
Q
rechts van
A
à droite de
12
Q
links van
A
à gauche de
13
Q
in
A
dans
14
Q
voor
A
devant
15
Q
ver van
A
loin de
16
Q
op
A
sur
17
Q
sterk zijn in
A
être fort en
18
Q
… jaar oud zijn
A
être âgé de … ans
19
Q
verliefd zijn op
A
être amoureux de
20
Q
fier zijn op
A
être fier de
21
Q
verantwoordelijk zijn voor
A
être responsable de
22
Q
open zijn voor publiek
A
être ouvert au public
23
Q
tevreden zijn met
A
être content de
24
Q
er alles aan doen
A
être prêt à tout pour
25
boos zijn op
être fâché contre
26
gekleed zijn in
être vêtu de
27
in staat zijn om
être capable de
28
ergens goed in zijn
être doué pour qqch
29
verboden zijn voor
être interdit à
30
beleefd zijn tegen iemand
être poli avec qqn
31
lief zijn voor iemand
être gentil avec qqn
32
goed zijn voor
être bon pour
33
rijk zijn aan
être riche en
34
vertaald zijn in een taal
être traduit en
35
vertaald zijn uit een taal
être traduit de
36
anders zijn
être différent de
37
realiseren
se rendre compte de qqch
38
naderen
s'approcher de qqch
39
meedoen aan
participer à qqch
40
aandacht schenken aan
faire attention à qqch
41
opgeven
renoncer à qqch
42
klagen
se plaindre de qqch
43
rekening houden met
tenir compte de qqch
44
moeien met
se mêler de qqch
45
doodgaan van de honger
mourir de faim
46
lijden aan
souffrir de qqch
47
zich herinneren
se souvenir de qqch
48
zich interesseren in
s'intéresser à qqch
49
verrast zijn
s'étonner de qqch
50
helpen
assister à qqch
51
zich abonneren
s'abonner à qqch
52
hulp nodig hebben
avoir besoin d'aide
53
wennen
s'habituer à qqch
54
nadenken over
avoir réfléchir à qqch
55
zich bezig houden met
s'occuper de qqch
56
zich vergissen
se tromper de qqch
57
zorgen voor iemand
s'occuper de qqn
58
houden van iemand
aimer qqn
59
iemand telefoneren
téléphoner à qqn
60
Luisteren naar iemand
écouter qqn
61
zorgen voor iemand
prendre soin de qqn
62
dromen van iemand
rêver de qqn
63
zich adresseren aan iemand
s'adresser à qqn
64
iemand helpen
assister qqn
65
iemand bekijken
regarder qqn
66
iemand gehoorzamen
obéir à qqn
67
iemand in verlegenheid brengen
se moquer de qqn
68
iemand opwachten
attendre qqn
69
op iemand letten
se méfier de qqn
70
iemand is geslaagd
on succède à qqn
71
iemand haten
détester qqn
72
teken doen naar iemand
faire signe à qqn
73
lachen naar iemand
sourir à qqn
74
iemand ontmoeten
Faire la connaissance de qqn
75
aan iemand denken
se souvenir de qqn
76
medelijden hebben met iemand
se pitier de qqn
77
iemand terugbellen
rappeler qqn
78
iemand iets beloven
promettre qqch à qqn
79
nodig hebben
avoir besoin de qqch
80
leuk gevonden worden
tu plais à qqn
81
twijfelen over iemand
douter de qqn
82
lijken op iemand
ressembler à qqn