Prépositions partie 1 Flashcards
Naast
à côté de
dichtbij
tout près de
tegen
contre
op de hoek van
au coin de
onder
sous
in het midden van
au milieu de
tegenover
en face de
achter
derrière
op het eind van
au bout de
tussen
entre
rechts van
à droite de
links van
à gauche de
in
dans
voor
devant
ver van
loin de
op
sur
sterk zijn in
être fort en
… jaar oud zijn
être âgé de … ans
verliefd zijn op
être amoureux de
fier zijn op
être fier de
verantwoordelijk zijn voor
être responsable de
open zijn voor publiek
être ouvert au public
tevreden zijn met
être content de
er alles aan doen
être prêt à tout pour
boos zijn op
être fâché contre
gekleed zijn in
être vêtu de
in staat zijn om
être capable de
ergens goed in zijn
être doué pour qqch
verboden zijn voor
être interdit à
beleefd zijn tegen iemand
être poli avec qqn
lief zijn voor iemand
être gentil avec qqn
goed zijn voor
être bon pour