prepositions + extra vocab Flashcards
1
Q
aan
A
on/at
ex: het schilderij hangt AAN de muur
2
Q
het aanrecht
A
counter
3
Q
de gootsteen
A
sink
4
Q
de kraan
A
tap
5
Q
de oven
A
oven
6
Q
de koelkast
A
refrigerator
7
Q
de vaatwasser
A
dishwasher
8
Q
de magnetron
A
microwave
9
Q
de afzuigkap
A
extractor hood
10
Q
de douche
A
shower
11
Q
de wastafel
A
sink
12
Q
de handdoek
A
towel
13
Q
de wasmachine
A
washing machine
14
Q
de spiegel
A
mirror
15
Q
de vloer
A
floor