Planning Flashcards

1
Q

Geef een omschrijving van het begrip planning

A

Planning is een proces waarbij mensen, middelen en activisten systematisch en gecoördineerd in de richting van een doel gestuurd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Benoem een aantal algemene principes van planning

A
  1. Planningstermijnen= kort (week-maand), middellang (1-3 jr) en lange termijn (> 3jr)
  2. Planningsniveaus= macro (strategisch), meso (tactisch) en micro (operationeel)
  3. Procesbeheersing
  4. Planningsmomenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke stappen moeten doorlopen worden bij het werken met projecten?

A
  1. Initiatiefase= verkrijgen gemeenschappelijkbeeld bij alle betrokkenen
  2. Definitiefase=verkrijgen duidelijke en compleet eisenpakket van het projectresultaat
  3. Ontwerpfase= verkrijgen gedetailleerd ontwerp
  4. Voorbereidingsfase= verkrijgen exacte beschrijving projectresultaat
  5. Realisatiefase= realisatie van het project
  6. Nazorg=regelen beheer van projectresultaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Benoem de verschillende planningsmomenten

A
  1. Cyclischeplanning= per periode een nieuwe planning maken

2. Reactieve planning= maken van of bijstellen planning indien de omgeving daar aanleiding toe geeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke gegevens heb je nodig om een planning op te stellen?

A
  • stuurgetallen =doel of wenselijke situatie vertaald naar concrete cijfers (absolute = concreet getal, relatieve= verhoudingsgetal %)
  • kengetallen= werkelijk situatie in cijfers
  • planningstermijn= in concrete getallen termijn van planning weergeven
  • capaciteiten= beschikbare versus noodzakelijke capaciteit (personeel, middelen)
  • overige gegevens= verschillen per periode en/of verwachte ontwikkelingen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Benoem verschillende planningstechnieken

A
  1. Timemanagent=systeem van principes en gewoonten om meer gedaan te krijgen in beperkte tijd
  2. Eisenhouwer-kwadrant= wijze om de volgorde te bepalen van uit te voeren taken. Onderscheid tussen urgent, niet urgent, belangrijk en minder belangrijk
  3. Dashboardplanning=planningssoftware
  4. Doorloopschema of Gannt chart=planning van activiteiten, activiteitenlijst in chronologische volgorde
  5. Netwerkplanning= complexe planning voor projecten en productie. - mijlpaal methode= gebaseerd op te verwachten gebeurtenissen. Gebruikt als nog niet alle activiteiten precies bekend zijn.
    - activiteitenmethode=uitgangspunt activiteiten. CPM methode (critica’s path)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Benoem de 4 stappen voor het opstellen van een planning

A
  1. Gegevens verzamelen
  2. Gegevens verwerken
  3. Planning beoordelen en aanpassen= haalbaarheid en knelpunten overzicht
  4. Planning vaststellen= leiddraad voor betrokkenen, tijdige bijsturing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Benoem enkele problemen en weerstanden bij planning

A
  • subjectiviteit= pessimisten, optimisten, impulsieve planners en rationalisten
  • algemene weerstanden= tijdsdruk, verouderd, niet serieus genomen
  • weerstanden van management
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly