Pijnbanen Flashcards
1
Q
paleo
A
wat?
waarschuwing
Geen precieze locatie
2
Q
neo
A
wat en waar?
3
Q
spinothalamisch
A
romp en ledematen
4
Q
trigeminothalamisch
A
gezicht
5
Q
vrijkomen chemische stoffen
A
- prostaglandines: pijn en temperatuur
- histamine: jeuk
6
Q
c-vezels
A
- zeurende pijn
- niet gemyeliniseerd
7
Q
Adelta-vezels
A
- korte mechanische noxe
- dun gemyeliniseerd
8
Q
lissauers tract
A
de centrale tak heeft collateralen naar 1/2 segmenten hoger en lager
9
Q
lamina I/II
A
paleothalamisch, c-vezels
10
Q
lamina V
A
neothalamisch, A-delta-vezels
11
Q
spinothalamische baan
A
- chemische stoffen –> vrije zenuwuiteinden –> spinaal ganglion –> lissauers tract
- synaps in lamina I/II/V –> kruist in ventrale commisuur –> ascendeert contralateraal in traxtus spinothalamicus –> thalamus
- synaps in thalamus:
- paleo: mediale thalamus
- neo: VPL
- -> insulaire en cingulaire cortex –> primair sensibele cortex
12
Q
spinoreticulaire baan
A
arousal –> alleen nog maar focus op pijn
13
Q
spinomesencephale baan
A
- cellen in PAG worden gestimuleerd
- via een inhiberend interneuron gaat er een signaal naar de dorsale hoorn –> remt overgang van cel 1 naar 2 van pijnbanen mbv substance P of noradrenaline –> pijninhibitie
- cel projecteert op N. raphe magnus –> exciterende reactie op interneuron (serotonine) –> inhiberende reactie op cellen in dorsale hoorn (enkepahline)
er is veel divergentie –> pijn onderdrukking op alle niveaus
14
Q
invloed tast op pijn
A
druk –> + interneuron –> - synaps van 1 naar 2