Phrases-cles Flashcards
1
Q
Naar mijn mening, zou men moeten…
A
À mon avis, il faudrait…
2
Q
Ik vind het belachelijk om te…
A
Je trouve ça ridicule de…
3
Q
Het is belangrijk/ noodzakelijk om te…
A
Il est important/ nécessaire de…
4
Q
Dit voorwerp is gemaakt van…
A
Cet objet est en…
5
Q
Het bestaat uit…
A
Il Est compose de…
6
Q
Ik gebruik het wanneer/om te…
A
Je l’utilise quand/ pour…
7
Q
Het is een gereedschap waarmee je kunt…
A
C’est un outil qui permet de/ sert à…
8
Q
Het is een ding dat iedereen gebruikt.
A
C’est une chose que tout le monde utilise.
9
Q
Dit voorwerp/ dit apparaat bevindt zich in…
A
Cet objet/ cet appareil se trouve dans…
10
Q
Ze telt… leden en is actief in… landen.
A
Elle compte… members et est actieve dans… pays.