Persoonlijkheid (13) Flashcards

1
Q

Allport’s trait model

A

verdeelt persoonlijkheidskenmerken in drie niveaus: cardinale traits (dominante kenmerken die iemands leven sterk beïnvloeden), centrale traits (belangrijke algemene kenmerken), en secundaire traits (minder invloedrijke en situationele kenmerken).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Eysenck’s biologische trait model

A

stelt dat persoonlijkheid bestaat uit drie hoofddimensies: extraversie, neuroticisme en psychoticisme. Deze dimensies zijn gebaseerd op biologische en genetische factoren, en Eysenck geloofde dat ze invloed hebben op hoe mensen zich gedragen en reageren op de wereld om hen heen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Mischel’s person-situation

A

mensen in verschillende situaties verschillend kunnen reageren, afhankelijk van de contextuele cues en de specifieke situatie waarin ze zich bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Het behavioral approach system (BAS)

A

een psychologisch systeem dat betrokken is bij het motiveren van gedrag gericht op beloningen en positieve uitkomsten. Het is geassocieerd met kenmerken zoals extraversie, enthousiasme en de neiging om nieuwe en stimulerende ervaringen na te jagen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Projective personality measures

A

Tests die bestaan uit relatief ongestructureerde stimuli, waarbij de reacties worden gezien als een weerspiegeling van onbewuste behoefte, fantasieën, conflicten, gedachtepatronen en andere aspecten van de persoonlijkheid van een individu (er wordt bijv. gevraagd om een huis, persoon of boom te tekenen. Ander voorbeeld: het invullen van missende onderdelen va een foto of zin.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Nonprojective personality measures

A

Tests die duidelijke, specifieke vragen, uitspraken of concepten opsommen waaraan mensen worden gevraagd te reageren (zoals “Hou je ervan om naar feestjes te gaan?”).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Conditions of worth

A

Het laten zien van de ‘juiste’ houdingen, gedrag en waarden; omstandigheden waarin iemand zijn waardering van anderen ervaart alleen wanneer bepaalde gedragingen of houdingen worden vertoond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Big five

A
  1. Extraversie-Introversie
    (Extraversion)
  2. Hulpvaardigheid - Eigengerichtheid
    (Agreeableness)

Stabiliteit - Neuroticeisme
(Neuroticism)

  1. Zorgvuldigheid - Onzorgvuldigheid
    (Conscientiousness)
  2. Open voor ervaringen - Gesloten
    (Openness to experience)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rotter’s Expectancy Theory

A

stelt dat gedrag wordt bepaald door de verwachtingen die individuen hebben over de uitkomsten van hun acties en de waarde die ze aan die uitkomsten hechten. Het idee is dat mensen geneigd zijn om keuzes te maken op basis van hun verwachting van succes (of falen) in een bepaalde situatie, en de waarde die ze toekennen aan de verwachte resultaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Bandura’s Reciprocal Determinism

A

legt de nadruk op de interactie tussen drie factoren: gedrag, persoonlijke eigenschappen (zoals cognities en emoties), en omgevingsfactoren. Deze factoren beïnvloeden elkaar wederzijds, wat betekent dat je gedrag zowel door je omgeving als door je eigen gedachten en gevoelens wordt gevormd. Het idee is dat verandering in één van deze componenten ook de andere twee kan beïnvloeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Michael’s Cognitive Affective Theory

A

richt zich op de rol van cognitieve en affectieve processen in gedragsverandering. Deze theorie benadrukt dat zowel gedachten (cognities) als emoties (affect) belangrijk zijn voor hoe mensen situaties waarnemen en reageren. De interactie tussen deze processen kan gedrag beïnvloeden, en het begrijpen van deze dynamiek kan helpen bij het ontwikkelen van interventies om gedragsverandering te bevorderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly