Pedagogische wetenschappen hoorcollege 2 Flashcards

(40 cards)

1
Q

18e eeuw (1762) Rousseau: kindbeelden

A

Kind is van nature goed
- Opvoedingsdoel:
- beschermen/zuiver houden
- Opvoeding: weinig gezag, veel
vrijheid, afschermen/isoleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

19e en begin 20e eeuw: van Hulst (1915)

A

van Hulst (1915):
- Kind is geneigd tot egoïsme
- zedelijke vorming als opvoedingsdoel
- opvoedingsdoel: gehoorzaamheid
en zelfbeheersing aanleren
- opvoeding: niet teveel verwennen;
Rust, Reinheid, Regelmaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bowbly (1952) na de 2e wereldoorlog

A

Bowlby (1952):
- Kind heeft warmte/veiligheid nodig
- Opvoedingsdoel: emotionele
veiligheid bieden
- Opvoeding: sensitief en responsief
reageren op signalen kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Repressief kindbeeld

A

Strenger optreden tegen ontspoorde jeugd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Idealistisch kindbeeld

A

Kind moet eigen ontwikkeling volgen en komt zo tot bloei.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Neurashenie, ze dacht dat dat met zwakke zenuwen te maken had nu adhd

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat was de Code Pénal (1811)

A

Code pénal bevat de bepalingen over hoe kinderen onder de 16 jaar behandeld moesten worden bij strafbare feiten, 1. oordeel des onderscheids: eerst werd bepaald of ze het onderscheid konden maken tussen goed & kwaad.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat was de klassieke richting (nachtwakerstaat)

A

In de context van de nachtwakersstaat (een staat die zich vooral richtte op orde en handhaving van de wet), lag de nadruk op het straffen van misdaden, ongeacht de leeftijd van de dader.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rijksopvoedingsgestichten

A

waren instellingen die in de 19e en vroege 20e eeuw in Nederland werden opgericht voor de heropvoeding van jeugdige delinquenten of kinderen die vanwege problematische omstandigheden niet thuis konden blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

De erkenning van ‘‘het kind’’

A

Een apart ontwikkelingsstadium en een individu met eigen rechten en behoeften begon in de loop van de 19e eeuw vorm te krijgen. In deze tijd werden veranderingen aangebracht in het straf- en opvoedingssysteem om beter rekening te houden met de specifieke behoeften van kinderen. Toch verliep deze ontwikkeling geleidelijk en waren er lange tijd tegenstrijdige praktijken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

1857: Huis van Verbetering en Opvoeding in Alkmaar

A

en van de eerste instellingen die expliciet gericht waren op de heropvoeding van kinderen, in plaats van louter straf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rijksopvoedingsgestichten

A

Deze gestichten bouwden voort op het idee van heropvoeding, maar met een striktere militaire discipline. Ze waren bedoeld om jeugdige delinquenten te heropvoeden door middel van onderwijs, arbeid en strenge regels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Nog steeds 3000 kinderen in gewone gevangenissen (1891)

A

het idee van speciale zorg voor jeugdige delinquenten opkwam, zaten in 1891 nog steeds ongeveer 3000 kinderen onder de 16 jaar in gewone gevangenissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Erkenning van het kind: Keuze van de rechter

A

De behandeling van een kind dat in aanraking kwam met de wet hing grotendeels af van de rechterlijke beoordeling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat waren de kenmerken van een rijksopvoedingsgesticht?

A

Je kreeg 1 uur vrije tijd per dag, bewakers waren vaak ex-militairen - militaire tucht, strenge diciplinaire straffen, de Rijksopvoedingsgestichten waren formeel niet als gevangenissen beschouwd, maar voor kinderen voelde het wel zo. - Het contact met de ouders werd zo veel mogelijk vermeden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat hoort bij de moderne tijd, de erkenning van ‘‘het kind’, beschreven door Weijers?

A

Dit weerspiegelt een sterk veranderende kijk op jeugd en opvoeding. De kernpunten: verwaarlozing als degeneratie als oorzaak criminaliteit, maakbaarheid van individu en maatschappij (de overheid greep actief in om toekomstig crimineel gedrag te voorkomen), quarantaine gedachte.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Formalisering en institutionalisering (1900)

A

Er ontstond een steeds duidelijker onderscheid tussen jeugdige delinquenten en verwaarloosde kinderen, en de aanpak werd meer systematisch en juridisch onderbouwd.

18
Q

Wat waren de problemen die rond 1900 in het jeugdrecht werden erkend?

A

Ouderlijke macht als obstakel voor heropvoeding, straf versus opvoeding (oordeel des onderscheids), stijging van jeugdcriminaliteit

19
Q

Formalisering en institutionalisering: 1901: Strafrechtelijke kinderwet (vanaf 1905 actief)

A
  • de oordeel des onderscheids werd afgeschaft.
  • geen minimumleeftijd voor strafrechtelijke vervolging.
  • mogelijke straffen (teruggave aan ouders met berisping, geldboete, ROGs, tuchtschool (nieuw)
20
Q

Humanisering van jeugdrecht

A

De nadruk op heropvoeding en maatwerk weerspiegelde een veranderende kijk op jeugdcriminaliteit: kinderen werden gezien als vatbaar voor verbetering in plaats van als volwaardige criminelen.

21
Q

De Strafrechtelijke Kinderwet van 1901

A

Deze wet legde de basis voor het moderne jeugdrecht, waarin opvoeding en strafrecht samenkwamen in een systeem gericht op preventie, rehabilitatie en bescherming van het kind.

22
Q

Tuchtschool

A

Voor kinderen jonger dan 14 jaar: maximaal 6 maanden.
Voor jongeren vanaf 14 jaar: maximaal 1 jaar. Praktijk: Hoewel de wet maximumtermijnen voorschreef, was er in de praktijk sprake van levenslange plaatsingen. Sommige jongeren bleven feitelijk opgesloten tot hun volwassenheid of zelfs langer, omdat heropvoeding als mislukt werd beschouwd.

23
Q

Wat gebeurt er als je bij de tuchtschool terecht komt?

A

De eerste maand wordt je in je eentje opgesloten, daarna meedoen groepsonderwijs ook kregen ze handvaardigheid.

24
Q

Burgerlijke kinderwet

A

Deze wet versterkte de rol van de staat in het gezin, met als doel het welzijn van kinderen te waarborgen. Deze ontwikkeling betekende een fundamentele verschuiving in het denken over de opvoeding en zorg van kinderen, waarin niet langer uitsluitend de ouders, maar ook de samenleving verantwoordelijkheid droeg.

25
Wat zijn kenmerken van de burgerlijke kinderwet?
- Inperking van wettelijk gezag ouders - Ontheffing van het ouderlijk gezag (onmacht, geen straf) -
26
Wat viel er onder ontheffing van het ouderlijk gezag:
Gebaseerd op onmacht van de ouders (bijvoorbeeld door armoede, ziekte of onvermogen om voor het kind te zorgen).
27
Wat viel er onder ontzetting uit het ouderlijk gezag?
Gebaseerd op onwil van de ouders (bijvoorbeeld als ouders opzettelijk nalatig waren of het welzijn van het kind ernstig schaadden).
28
Kinderbeginselenwet
Deze wet diende als een overkoepelende wet die de praktische uitvoering van zowel de Burgerlijke Kinderwet als de Strafrechtelijke Kinderwet regelde. Het bood richtlijnen voor de behandeling van minderjarigen die onder toezicht of in instellingen geplaatst werden en legde de nadruk op bescherming en heropvoeding.
29
Waar werden voogdij kinderen geplaatst?
Ze werden in particuliere instellingen gezet: in weeshuizen of pleeggezinnen.
30
Waar werden criminele jeugdigen geplaatst?
Ze werden ondergebracht in rijksinstellingen, zoals Rijksopvoedingsgestichten (ROGs) of tuchtscholen.
31
Wat waren de gevolgen van de kinderwetten?
- Strenge straffen zelfs voor jonge kinderen. - Tuchtscholen waren geen succes - Behoefte aan een pedagogische aanpak
32
Hervormingen in 1921
Meer focus op pedagogiek
33
Ondertoezichtstelling (OTS)
Een lichtere maatregel dan ontheffing of ontzetting uit het ouderlijk gezag. Waarom? Er was behoefte aan een maatregel die minder ingrijpend was, maar die wel zorgde voor toezicht en begeleiding bij gezinnen die niet volledig faalden, maar wel ondersteuning nodig hadden.
34
Was er een tijd van van verharding van het jeugdstrafrecht nadat de pedagogische maatregelen werden genomen?
Ja, aan het eind van de 20e eeuw (1990)
35
Belangrijke kenmerken van de verharding van het jeugdstrafrecht eind van de 20e eeuw
Verhoging van de maximumstraffen - voor jongeren van 12-15 jaar, de maximale straf werd verhoogd naar een jaar. Voor jongeren van 16-17 jaar- de maximale straf werd verhoogd naar 2 jaar.
36
Stopreactie
Een snelle interventie om beginnende delinquentie te stoppen zonder direct een strafblad te geven.
37
HALT (Het Alternatief)
Jongeren konden lichte overtredingen "afkopen" door middel van leerprojecten, schadevergoeding of excuses maken.
38
Adolescentenrecht (2014)
In 2014 werd er een nieuw juridisch kader geïntroduceerd, het adolescentenrecht, voor jongeren tussen de 16 en 23 jaar. De belangrijkste punten van deze hervorming waren: keuze tussen jeugdstrafrecht of volwassenenstrafrecht,
39
Herinvoering diciplinaire straffen in jeugdinrichtingen (2001)
.
40