Ped HC 4-6 Flashcards

1
Q

Definitie van migrant:

A

Iemand die op vrijwillige basis een veilig land verlaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van ‘Acculturatie’:

A

het proces waarbij een individu zich aanpast aan contact met nieuwe cultuur. Het begrijpen en eigen maken van nieuwe cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q
Benoem bij de volgende groepen migranten de reden van migratie:
Marokkaanse migrant:
Surinaamse migrant:
Poolse migrant:
Chinese migrant:
A
  1. Marokkaanse Migranten> Redenen: arbeidsmigratie.
  2. Surinaamse migranten> Redenen: arbeidsmigratie; politieke redenen
  3. Poolse migranten> Redenen: arbeidsmigratie.
  4. Chinese migranten> Redenen: arbeidsmigratie; studie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke acculturatie strategie vindt plaats als een individu zich niet met eigen of andere cultuur identificeer?

A

Marginalisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Over welke acculturatie strategie hebben we het als een individu eigen culturele identiteit bewaart en deelnemer wordt van nieuwe cultuur.

A

integratie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

over welk acculturatie strategie hebben we het als een individu eigen culturele identiteit opgeeft en de andere cultuur absorbeert?

A

Assimilatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat wordt bedoeld met niche

A

Het gezin als klein systeem, met kleine patronen en eigen cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

benoem de kenmerken van individualistisch cultuur.

A

Relatief onafhankelijke positie ten opzichte van familieleden en generaties.

Onafhankelijk en zelfstandigheid is van belang.

Eigen keuzes en persoonlijke identiteit speelt een belangrijke rol.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Tot welke soort cultuur behoren de volgende kenmerken? Relatief onafhankelijke positie ten opzichte van familieleden en generaties.

Onafhankelijk en zelfstandigheid is van belang.

Eigen keuzes en persoonlijke identiteit speelt een belangrijke rol.

A

Individualistische cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Tot welke soort cultuur behoren de volgende kenmerken?
Sterke wederzijdse afhankelijkheid tussen familieleden en generaties.

Sociale cohesie en loyaliteit is van belang.

Gemeenschapszin en schaamte speelt een belangrijke rol.

A

Collectivistische cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wordt bedoelt met de biculturaliteit van kinderen?

A

Opgroeien tussen twee culturen (bicultureel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat wordt bedoeld met sociabiliteit bij de opvoeding?

A

Sociabiliteit: kind houdt rekening met anderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

welke groep migranten ouders hecht meer waarde aan school prestatie?

A

Turkse, Marokkaans, Surinaamse of Antilliaanse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

welke groep migranten ouders hecht minder waarde aan autonomie?

A

Marokkaanse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

welke groep migranten ouders hecht meer waarde aan religie?

A

Marokkaanse

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

welke groep migranten ouders hecht meer waarde aan Sociabiliteit?

A

Autochtone Nederlandse

17
Q

welke groep migrantenouders vindt opvoeding minder moeilijk dan ouder met een autochtoon NL-achtergrond?

A

Ouders met een Surinaamse of Antilliaanse achtergrond

18
Q

Welke groep migrantenouders vindt opvoeding moeilijker?

A

Ouders met een Turkse achtergrond.

19
Q

Welke groep migrantenouders maken relatief vaker gebruik van fysiek straffen?

A

Marokkaanse en Antilliaanse ouders

20
Q

Welke groep migrantenouders maken relatief vaker gebruik van toezicht?

A

Turkse, Marokkaanse en Antilliaanse achtergrond

21
Q

wat is belangrijk om te onthouden als professional bij het ondersteunen van ouders met een migranten achtergrond?

A
  1. Bewust zijn van eigen referentiekader.
  2. Probeer je te verdiepen in het referentiekader van de ouder en kind.
  3. Betrek collega’s hierbij en bevraag elkaar kritisch.
22
Q

waar spreken we van in de volgende stelling: “een tekort aan middelen om adequaat aan de samenleving te kunnen participeren”

A

Armoede

23
Q

benoem 3 kenmerken van armoede.

A
  1. Normatief (subjectief) en cultuurhistorische bepaald context;
  2. Langdurige tekort aan middelen; (cumulatief en opstapelt, impact op gezondheid, huisvestiging; inkomen.)
  3. Sociale uitsluiting. (Schaamte, langduriger blootstelling aan stres.)
24
Q

welke groepering binnen Nederland lopen risico tot armoede?

A

alleenstaand tot AOW-leeftijd; een oudergezinnen uitsluitend minderjarige kinderen.

25
Q

Welke (etnische) groepen lopen grootste armoederisico?

A

Niet westerse landen

Irak

Afghanistan

Somalië

Eritrea

Syrië

Suriname, Antillen, Marokko

Polen, Roemenië en Hongarije

26
Q

Wat zijn de gevolgen van langdurige armoede?

A

Steeds minder hebben.

Het gevoel van minderwaardigheid en schaamte. (Minder zijn)

Vicieuze cirkel waar nauwelijks aan te ontsnappen is.

27
Q

benoem 3 voorbeelden van financiële beperkingen bij langdurige armoede.

A

Onvoldoende geld om warme maaltijd op tafel te zetten

Verwarming van het huis.

Bezoek, sociaal contact

Het aanschaffen van nieuwe kleren

Jaarlijks een week op vakantie te gaan

Het doen van onverwachte noodzakelijke uitgave

28
Q

benoem 5 overlevingstrategiëen.

A

Beperken van vaste lasten: bezuinigen aan gezond eten, naar het doktersbezoek (eigen risico), vieren geen verjaardag, doen niet aan recreatieve uitstapjes, kopen vaak tweedehands spullen.

Maken van schulden: het niet betalen van rekeningen, leningen aansluiten.

Beroep op netwerk doen: hulp vragen bij familie en vrienden. Leidt tot schaamte om dingen niet zelf te kunnen doen

Buiten de lijntjes kleuren: zwartwerken, stelen, het criminele pad op gaan.

Prioriteiten stellen: goedkope en vaak ongezonde woningen.

29
Q

Leg uit hoe armoede een cirkel is. (teken de cirkel)

A

Armoede leidt tot schaarste in het bewust zijn. omdat mensen constant bezig zijn met financieel overleven en korte termijn behoeften. mensen ervaren verminderde zelfcontrole en verminderde gezondheid en schaamte. waar door ze ook een beperkte toekomst oriëntatie hebben.

30
Q

Tot welke kapitaal behoort de volgende stelling: ‘Toegang hebben tot geld of vermogen, zowel jouw eigen vermogen, of netwerken. Je hebt geld nodig om geld te maken’.

A

Economische kapitaal

31
Q

Tot welke kapitaal behoort de volgende stelling: ‘culturele kennis, het vertonen van ‘juiste’ gedrag (etiquette) en goede smaak (film, muziek, boeken, kunst, smaak). Juiste omgangsvormen kennen’.

A

Cultureel Kapitaal

32
Q

Tot welke kapitaal behoort de volgende stelling: ‘hulpbronnen die je hebt uit je netwerk en sociale relatie.’

A

Sociaal Kapitaal

33
Q

Tot welke kapitaal behoort de volgende stelling: ‘Het winnen van prijzen nobelprijs. ‘

A

Symbolisch kapitaal

34
Q

Tot welke kapitaal behoort de volgende stelling: ‘taal, hoe goed is jouw taal vermogen. Het uitdrukken en wensen en verlangen’.

A

Linguïstisch kapitaal

35
Q

Wat zijn impliciete regels?

A

duidelijke regels

36
Q

Wat zijn Expliciet regels:

A

niet uitgesproken.

37
Q

Wat wordt bedoelt met de habitus?

A

de regels die behoren tot maatschappelijke speelvelden. De normen en waarden, gebruiken en codes. Verwachtingen van manier van gedragen.

38
Q

Wat wordt bedoelt met de Doxa?

A

De geminteraliseerde regels die behoren bij de habitus.

39
Q

Leg uit aan de hand van het Kapitaal perspectief uit waarom het moeilijk is om aan armoede te ontsnappen.

A

Mensen hebben bepaalde kapitalen tot hun beschikking om doelen te behalen:( Het economisch-, het cultureel-, het sociaal-, het symbolisch- en het linguïstisch kapitaal). welk kapitaal je tot je beschikking hebt en in hoe verre je deze hebt ontwikkeld bepaald uit eindelijk hoe hoog je op de sociale ladder komt.

Binnen elke maatschappelijk domein vindt een constante machtsstrijd plaats voor de schaarse middelen die op het spel staan. de mensen met de beste kapitaal en die beschikken over ‘de doxa’ winnen deze strijd.