PD.1 en 5 Flashcards

Epilepsie

1
Q

Waaruit bestaat het classificatiesysteem voor epilepsie?

A
  • aanvalsbeschrijving
  • aanvalsclassificatie
  • epilepsie syndroom classificatie
  • etiologie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is epilepsie?

A
  • > 2 ongeprovoceerde aanvallen met interval van > 24 uur
  • 1 ongeprovoceerde aanval met een herhalingskans van minimaal 60% in 10 jaar
  • er is sprake van een epilepsiesyndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is een epileptische aanval?

A

tijdelijk optreden van symptomen door abnormale excessieve of synchrone neurale activiteit in de hersenen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe beschrijf je een epileptische aanval?

A
  • bewustzijn/ gewaarwording
  • motorische verschijnselen
  • autonome verschijnselen
  • postictale verschijnselen
  • sensorische verschijnselen
  • emotionele verschijnselen
  • cognitieve verschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarmee beschrijf je het bewustzijn/ de gewaarwording?

A

ogen open/dicht
oogcontact
interactie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarmee beschrijf je de motorische verschijnselen?

A

trekkingen, schokken, verstijven, knipperen, smakken, nystagmus

automatische handelingen en hypermotoor gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarmee beschrijf je de autonome verschijnselen?

A

verkleuren
hartslag
ademhaling
zweten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waarmee beschrijf je de postictale verschijnselen?

A

vermoeidheid
uitvalsverschijnselen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waarmee beschrijf je de sensorische verschijnselen?

A

geluiden
beelden
smaak
geur
tintelingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waarmee beschrijf je de emotionele verschijnselen?

A

angst
woede
verdriet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waarmee beschrijf je de cognitieve verschijnselen?

A

deja vu
geheugenverlies
afasie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de algemene DD bij een epileptische aanval?

A
  • syncope: cardiaal, vasovagaal en POTS
  • kataplexie
  • metabool/intoxicatie
  • acuut symptomatisch
  • psychogeen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de DD voor kinderen bij een epileptische aanval?

A
  • slaapmyoclonieën
  • breath holding spell
  • tics
  • motorstereotypieën
  • zelfstimulatie
  • tonic upgaze of childhood
  • migraine varianten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Bij welke omstandigheden kan er een epileptische aanval ontstaan?

A

zowel liggend als staand
lichtflitsen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Bij welke omstandigheden kan een orthostatische syncope ontstaan?

A

staan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Bij welke omstandigheden kan een reflex syncope ontstaan?

A

staand
mictie/hoesten/pijn/angst
na maaltijd
na inspanning

17
Q

Bij welke omstandigheden kan een cardiale syncope ontstaan?

A

liggend, soms ook staan
tijdens inspanning, soms na
plotse schrik
cardiale klachten

18
Q

Welke verschijnselen heb je bij een epileptische aanval?

A
  • bleek, misselijk, zweten
  • aura: geur, smaak, deja vu
  • verstijven
  • > 20 schokken, minuten
  • hoofddraai
  • ogen open
  • laterale tongbeet
  • cyanose
  • postictaal
19
Q

Welke verschijnselen heb je bij een reflex syncope?

A
  • bleek, misselijk, zweten
  • verstijven
  • slap vallen
  • < 10 schokken, < 15 sec
  • ogen open
  • punt tongbeet
20
Q

Welke verschijnselen heb je bij een orthostatische syncope?

A
  • pijn in nek/schouders
  • slap vallen
  • < 10 schokken, < 15 sec
  • ogen open
  • punt tongbeet
21
Q

Welke verschijnselen heb je bij een cardiale syncope?

A
  • slap vallen
  • < 10 schokken, < 15 sec
  • ogen open
  • punt tongbeet
  • cyanose
22
Q

Wat is het verschil tussen focaal en gegeneraliseerd?

A

focaal heeft intacte of verminderde gewaarwording, bij gegeneraliseerd is dit altijd aangetast

23
Q

Wat is het syndroom van Dravet?

A
  • pathogene mutatie SCN1A gen
  • multifocaal epileptische afwijkingen
24
Q

Wat is een abcence?

A
  • korte wegrakingen zonder postictale fase
  • kan door hyperventilatie worden uitgelokt
  • gegeneraliseerde uitval zonder motorische verschijnselen
25
Wat geeft mutatie in SCN1A gen?
loss of function resulteert in Dravet syndroom
26
Wat geeft mutatie in SCN2A gen?
zowel een gain als loss of function resulteert in epilepsie
27
Wat gebeurt er bij activatiecurve naar links?
gain of function --> de inactivatie gaat trager
28
Wat gebeurt er bij de activatiecurve naar rechts?
loss of function
29
Wat is het gevolg voor therapie bij een gain of loss of function?
- bij een gain zorgen natriumblokkers voor een normaliseren van status - bij een loss werken blokker niet goed