PD.1 Flashcards
MS en hersenzenuwen
1
Q
Wat is peracuut?
A
ontstaan in uren
2
Q
Wat is acuut?
A
ontstaan in dagen
3
Q
Wat is subacuut?
A
ontstaan in maanden
4
Q
Welke diagnostiek bij MS?
A
- MRI
- bloedbeeld
- lumbaalpunctie
- Uitgebreid lichamelijk onderzoek
5
Q
Wat zie je op een MRI bij MS?
A
witte afwijkingen tegen de ventrikels aan
6
Q
Wat zie je bij de lumbaalpunctie bij MS?
A
oligoklonale banden in liquor
7
Q
Hoe kan een aanval van MS eruit zien?
A
- eenzijdige verlamming gezicht, arm en beide benen
- slikklachten
- bijna niet kunnen praten
8
Q
Wat zijn de kenmerken van MS?
A
op jonge leeftijd
progressief
9
Q
Welke therapie bij een aanval van MS?
A
prednison stootkuur
10
Q
Wat is de profylaxe bij MS?
A
cladribine
11
Q
Welke restverschijnselen kun je na een MS aanval overhouden?
A
- vermoeidheid
- cognitief: verkeerd woordgebruik
- verminderde motoriek: vooral de fijne motoriek
- verminderd evenwicht
12
Q
Wat is hersenzenuw 1?
A
n. olfactorius
13
Q
Wat is de functie van de n. olfactorius?
A
reuk
14
Q
Wat is hersenzenuw 2?
A
n. opticus
15
Q
Wat is de functie van de n. opticus?
A
zicht