Patiëntendemonstraties Flashcards

1
Q

bloedbeeld bij AML

A

blastaire cellen met auerse staven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

auerse staven

A

staafvormige afwijkingen in het cytoplasma door ophopingen van granulae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

behandeling AML in eerste instantie

A

2 chemokuren die beide 4-5 weken duren waarbij de patiënt opgenomen is en weinig contact met anderen om infecties te vermijden (daarom ook antibiotica erbij)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hand- en voetsyndroom

A

bijwerking van chemo; door schade in bloedvaatjes in de huid waardoor daar een ontstekingsreactie ontstaat en daardoor huidveranderingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

afwegingen voor een allogene stamceltransplantatie

A
  • recidief risico bij chemotherapie (obv ziektegerelateerde factoren)
  • mortaliteitsrisico (obv patiënt-gerelateerde factoren)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

ziektevrije overleving indicatie bepalen obv:

A

recidief en sterfte samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

stamceldonor vinden

A

moet een HLA-match zijn; broer of zus heeft 25% kans hierop; anders zoeken in de database

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

complicaties allogene sct

A
  • toxiciteit van de conditionering/medicatie
  • afstotingsreacties (host-vs-graft) of omgekeerde afstoting (graft-vs-host)
  • opportunistische infecties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

m-protein

A

monoclonaal immunoglobuline waaruit een tumor ontstaat; normaal bestaan B-cellen uit allemaal verschillende immunoglobulinen, maar als er 1 B-cel muteert en prolifereert, bestaan er opeeens veel cellen uit dat ene immunoglobuline, de m-protein

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

ontwikkeling voorstadia naar multipel myeloom

A
  • monoclonal gammopathy of unknown significance (MGUS) (geen myeloma defining events, minder dan 10% plasmacellen in beenmerg en minder dan 30 g/L m-protein
  • smouldering myeloma (nog zonder myeloma defining events, meer dan 10% plasmacellen in beenmerg en onder 60% m-protein)
  • multiple myeloom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

kenmerkende orgaanschade voor multiple myeloom

A
  • botlaesies doordat antistoffen de osteoclasten stimuleren en de osteoblasten remmen
  • nierfunctiestoornissen doordat de light chains van de MM vastlopen in de tubuli en door hypercalciëmie en medicatie
  • anemie doordat erytrocyten worden onderdrukt door te veel plasmacellen en toename van EPO
  • verhoogd risico infecties doordat er te veel van 1 soort immunoglobuline wordt geproduceerd (m-protein) waardoor er geen goede polyclonale immuunreactie meer kan plaatsvinden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

welk onderzoek voor diagnostiek multipel myeloom

A
  • bloedbeeld + BSE, nierfunctie, calcium en totaal eiwit
  • eiwitspectrum en vrije lichte ketens (met elektroforese onderzocht, bij mm is 1 type antistof sterk verhoogd)
  • positieve eiwitspectrum test? dan serum immunofixatie (m-proteine blootstellen aan antilichamen van light en heavy chains -> met welke gaat het een reactie aan -> achterhalen om welke antistoffen het gaat)
  • beenmergonderzoek: essentieel!
  • flowcytometrie
  • FISH
  • beeldvorming: CT, MRI, PET/CT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

beenmerg beeld bij multipel myeloom

A
  • morfologie: plasmacellen met excentrische kernen met veel cytoplasma
  • hoog percentage plasmacellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

flowcytometrie bij multipel myeloom

A

positief voor CD138, CD38, CD56
negatief voor CD19 en Cd20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

FISH bij multipel myeloom

A

mogelijke translocaties:
(t(4;14) en t(14;16))
mogelijke deletie 17p
mogelijk hyperdiploïde chromosomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

diagnostische criteria multipel myeloom

A
  • klonale plasmacellen in het beenmerg meer dan 10% OF PA bewezen bot- of extramedullair plasmacytoom én 1 of meer myeloma defining event, welke zijn:
  • myeloom gerelateerde orgaanschade (hypercalciemie, nierfunctiestoornis, anemie, botlaesies)

OF

  • aanwezigheid van 1 van de volgende biomarkers:
  • meer dan 60% plasmacellen in beenmerg
  • vrije lichte keten ratio boven 100
  • een ossale laesie op de mri van meer dan 5 mm
17
Q

prognose multipel myeloom

A

obv ziektelast; ziektekarakteristieken (cytogenetisch, genprofiel); patiëntgerelateerde factoren;

18
Q

ISS stageringssysteem

A

om de ziektelast bij multipel myeloom te bepalen, obv:
- beta-2 microglobuline en albumine

dit voorspelt in welke risicogroep een patiënt zit

19
Q

wanneer multipel myeloom behandelen?

A

enkel als het symptomatisch is, dus als het aan de volgende kenmerken voldoet:
- monoklonale plasmacellen in het beenmerg
- M-proteïne in bloed en/of urine
- orgaanschade veroorzaakt door het mm (CRAB)

20
Q

behandelingsdoel multiple myeloom

A

kan niet meer genezen worden, daarom zo veel mogelijk terugdringen maligne cellen

21
Q

in eerste instantie behandeling multiple myeloom

A

combinatie van chemotherapie middelen en corticosteroiden; icm supportive care

22
Q

respons behandeling meten bij multiple myeloom

A

obv hoeveelheid m-proteïne; als dit afwezig is, zijn de kwaadaardige plasmacellen ook weg; dit kan vervolgens bevestigd worden met beenmergonderzoek; wel is het zeker dat er altijd weer recidief zal zijn want je kan niet genezen waarbij er een steeds resistentere kloon overleeft, dus op een gegeven moment zal het niet meer terug te dringen zijn

23
Q

response criteria behandeling multiple myeloom

A
  • stringente complete respons: complete respons met afwezigheid klonale plasmacellen in het beenmerg en een normale kappa:lambda
  • complete respons: afwezigheid van m-proteine en minder dan 5% klonale plasmacellen in het beenmerg
  • heel goede partiële respons: meer dan 90% afname M-proteine
  • partiële respons: meer dan 50% afname van m-proteine
24
Q

immunotherapie medicatie bij multiple myeloom

A
  • proteasoom remmers (bortezomib, carfilzomib)
  • immuunmodulerende middelen (thalidomide, lenalidomide, pomalidomide)
  • monoclonale antistoffen (-mab)
25
Q

mogelijke bijwerkingen van immunotherapie

A
  • diepere cytopenie
  • maag-darmklachten
  • huidreacties
  • vermoeidheid, malaise
  • polyneuropathie (uit zich als autonome symptomen zoals te lage bloeddruk, etc.)
26
Q

supportive care bij multipel myeloom

A
  • griepvaccinatie voor patiënt en omgeving
  • pneumokokken vaccinatie
  • haemophilus influenza vaccinatie
  • evt lokale radiotherapie bij inzakkingsfracturen, als dit niet genoeg is vertebroplastiek
  • bij persisterende anemie EPO injecties
27
Q
A