Paragraf 4 Flashcards
1
Q
basis, begin
A
foundation
2
Q
beginnen, starten
A
to launch
3
Q
beïnvloedbaar
A
impressionable
4
Q
bepalen, vaststellen
A
to assess
5
Q
beschrijven, afbeelden
A
to portray
6
Q
betrokkenheid
A
involvement
7
Q
betwisten, in twijfel trekken
A
dispute
8
Q
bijdrage, inbreng
A
contribution
9
Q
consument
A
consumer
10
Q
de mate waarin
A
the extent to which
11
Q
met de eer strijken
A
to take credit for
12
Q
erkennen
A
to acknowledge
13
Q
kwestie
A
issue
14
Q
marionet, speelpop
A
puppet
15
Q
steunen
A
to back
16
Q
op de mark brengen
A
to market
17
Q
onderbewustzijn
A
subconscious
18
Q
ontwikkeling
A
evolution
19
Q
ophouden, tot een eind komen
A
cease to
20
Q
prestatie
A
accomplishment
21
Q
schadelijk
A
harmful
22
Q
verdraagzaamheid
A
tolerance
23
Q
voorafgaand aan
A
prior to
24
Q
vormen, richting geven aan
A
to shape
25
vrijwel, praktisch
virtually
26
zinloos, onzinnig
senseless
27
to assimilate
opnemen
28
to cater for
zorgen voor
29
demographic
wat betreft de bevolkingsopbouw
30
to designate
aanwijzen
31
dismissal
iets als onbelangrijk beschouwen
32
to host
als gastheer/gastvrouw optreden
33
hypocrisy
schijnheiligheid
34
to implant
erin hameren
35
to impose on somebody
iemand opleggen
36
multiple
divers, veelsoortig
37
segment
deel
38
span
periode