Paragraaf 1.2 Flashcards

1
Q

noem de 3 stromingen

A

liberalen zoveel mogelijk vrijheid voor burgers en bedrijven

confessionelen
Baseerden hun politieke ideeën op hun geloof

socialisten dat geld eerlijk verdeeld moest worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

leg uit wat het censuskiesrecht betekent

A

aalleen mensen die een bepaald aantal bedrag aan belastingen betaalde mee mochten stemmen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

leg uit wat de industriële revolutie betekend

A

de grote verandering door de komst van fabrieken en machines

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

noem de gevolgen van de industriële revolutie

A

veel armen mensen trokken naar fabrieken voor werk. daardoor ontstonden van platteland steden, dat heet verstedelijking

de woningen waren klein en vochtig

Werkomstandigheden waren zwaar en onveilig voor een laag loon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

hoe wordt het probleem van de slechte woon- werk omstandigheden van de arbeiders als gevolg van industriële revolutie genoemd

A

sociale kwestie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke sociale wet had Nederland in 1860

A

armenwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat hield het bijzonder en openbaar onderwijs in

A

openbaar onderwijs
werd betaald door de overheid

bijzonder onderwijs
protestanten en katholieken scholen
niet betaald door de overheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welk begrip hoort er bij de politieke ruzie over de vraag wie bijzonder onderwijs moet betalen

A

schoolstrijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe noem je het wanneer groepen burgers streven naar gelijke rechten

A

emancipatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

noem de 4 zuilen in nederland

A

Protestanten
Katholieken
socialistische
liberalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

vanaf 1880 richten de verschillende zuilen eigen politieke partijen op. noem die partijen

A

protestanten
ARP anti revolutionaire partij
leider: ABRAHAM KUYPER

katholieken
RKSP rooms katholieke staatspartij
samenwerking met herman

liberalen
liberalen unie
rijke burgers
Thorbecke

socialistische
SDAP sociaaldemocratische arbeiderspartij
leider: Pieter jelles

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q
A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly