Paragraaf 1.1 Flashcards

1
Q

Leg uit wat een monarchie is?

A

Een land met koning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wanneer werd Nederland een monarchie?

A

In 1813

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer kwam er in Nederland een grondwet?

A

1815

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn grondrechten?

A

Basisrechten van alle burgers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Leg uit at een constitutionele monarchie is

A

Macht van de koning die is vastgelegd in de grondwet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Hoe werd de macht van Koning Willem I in de grondwet vastgelegd?

A

Dat de koning alle belangrijke beslissingen nam

dat de koning en minsters de regering vormde

Een parlement dat bestond uit eerste en tweede kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Leg uit wie de regering vormde

A

de koning en ministers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het parlement

A

een volksvertegenwoordiging dat bestond uit het eerste en tweede kamer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoezo wilden Nederlanders de grondwet veranderen

A

Omdat de koning hoge schulden had door het voeren van dure oorlogen en investeringen in kanalen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wie kreeg de kans om de grondwet te veranderen

A

johan rudolf Thorbecke

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wanner werd Willem II koning?

A

1848

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom gaf Willem II, Thorbecke de kans om de grondwet te veranderen?

A

omdat er verschillende revoluties uit braken in Europese landen en zelfs koningen werden afgezet. Willem II wou dat voorkomen en gaf Thorbecke de opdracht om een democratische grondwet te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Thorbecke kreeg de opdracht om nieuwe democratische grondwetten te maken. leg uit wat de wet
Onschendbaar betekende

A

1 de koning was onschendbaar
DAT DE KONING NIET LANGER ZELF POLITIEK VERANTWOORDELIJK WAS. MAAR DE MINISTERS EN DAT DE KONING DUS GEEN BELANGRIJKE BESLISSINGEN MOCHT NEMEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Thorbecke kreeg de kans om nieuwe democratische grondwetten te maken. leg uit wat de grondwet
parlementaire stelsel betekend

A

dat het parlement de macht had

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat betekent wanneer de koning de staatshoofd is

A

hij vertegenwoordigde het land

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ministers die verantwoordelijk zijn voor hun werk en wat de koning zegt of doet

A

Ministeriële verantwoordelijkheid

17
Q

hoe werden verkiezingen voor de tweede kamer gekozen

A

elke 4 jaar verkiezingen voor de. TWEEDE KAMER door de burgers via de districtenstelsel, elk district koos een kamerlid. persoon met meeste stemmen kwam in de tweede kamer

18
Q

hoe werden verkiezingen voor de eerste kamer gekozen

A

burgers stemmen eerst daarna wezen leden van de provinciale staten de leden van de eerste kamer aan

19
Q

wat voor rechten kregen de leden van de tweede kamer nog meer

A

recht om wetsvoorstellen te wijzigen
recht om onderzoek in te stellen

20
Q

wanneer werd WIillem III koning

A

1849

21
Q

leg het conflict uit van Luxemburg en het begrip ervoor

A

Luxemburgse Kwestie
van 1866 tot 1867

dit was een conflict tussen de koning en het parlement. Willem III wou achter de rug van het parlement om Luxemburg verkopen.
De kamerleden konden de koning niet de schuld geven vanwege zijn onschendbaarheid
Dus werden de ministers aangepakt omdat hun verantwoordelijk zijn voor wat de koning zegt/doet.